Wandelen in tropische regen.

Onderweg.

De chauffeur die ons naar Sihanoukville aan de zuidelijke kust (Golf van Thailand) brengt, is voor Cambodja atypisch, dat wil zeggen: aggressieve rijstijl! Herhaaldelijk rijdt hij claxonnerend op het linkse rijvak, over doorlopende gele lijnen en voegt pas op het laatste moment weer in als er een tegenligger opduikt.

Nochtans is het verkeer bij het buiten rijden van Phnom Penh erg druk. En de agglomeratie is uitgestrekt. Het ene dorpje volgt het andere in snel tempo op. Pas halverwege onze rit verdwijnen de huizen en is er alleen nog natuur. Geen rijstvelden meer. Ook geen vlaktes meer maar dicht begroeide bergen, een paar honderd meter hoog. Dreigend zwarte wolken aan de horizon. Hier en daar verdwijnt een berg in wat ongetwijfeld een flinke regenbui is. En inderdaad, een paar kilometer voor onze eindbestemming hebben we prijs. Alle hemelsluizen open! Regensluiers lijken de weg te versperren. In geen tijd zijn de zijkanten van de asfaltweg herschapen in gutsende rode riviertjes. Wat een spektakel! Het duurt niet lang. Bij aankomst vallen er nog een paar druppels.

Ren Resort. 

Ren Resort, een kleine 8 km van Sihanoukville, valt wat tegen. Geopend in 2015 lijkt het nu al wat afgeleefd en een beetje slordig. Bovendien is het al niet meer het laatste hotel van het strand vóór het oerwoud begint. Er ligt een bouwwerf met bouwafval en een grote partij rode bakstenen. Gelukkig lijkt de werf stil te liggen, dus geen lawaai. Niet zoals in Phnom Penh waar zeven dagen op zeven van zeven uur ’s morgens tot 9 uur ’s avonds wordt gewerkt. Maar behalve dat is het uitzicht vanuit onze kamer de moeite: de Golf van Thailand met een paar eilandjes voor de kust en hier en daar wat gammele vissersbootjes.

Hotel-tuin, zee en berg in de verte.

Na de lunch wandelen we het strand, “Otres Beach“, op en neer. Langs links botsen we na een kleine 500 meter op een vaargeul en een piepklein “haventje”. Maar dat is een te groot woord voor wat het is: een inham, of monding van een klein riviertje, waar een aantal oude bootjes aangemeerd liggen. En een paar krotwoningen er rond. Fotogeniek, maar wat een contrast: een glaasje wijn kost in Ren Resort “weinig”: 2,5 $. Maar iets verder moeten ze waarschijnlijk een ganse dag zien rond te komen met minder dan dat bedrag (2015 gemiddeld maandloon is 140 $).

Typische bootjes aan strand met krotwoningen.

Krotwoning met drogende was aan strand.

Cambodjaanse kat. 

De vaargeul kunnen we niet over. Dus maar terugkeren en onze wandeling “naar rechts” voort zetten. We passeren een opeenvolging van hotels en “strandjes” van hotels. Een poes schuimt de terrasjes af op zoek naar eten. Ze heeft een soort “gekraakte” of “gekrulde” staart. En de meeste katten hebben dat hier of … hebben zelfs bijna geen staart, alleen een gekruld stompje. Oorspronkelijk dachten we dat Cambodjanen jonge katjes de staart afknippen of dat ze de staart breken! Niets van dat alles: de meeste katten in Cambodja worden met zo’n staartafwijking geboren. Blijkt te liggen aan een dominant foutief gen. Vermoedelijk afkomstig van Siamese katten die af en toe ook wel zo’n korte, gekraakte staart hebben.

Kat met gekrulde staart.

Strand en riool.

Na de hotels, geen bebouwing meer. Nog altijd hangen donkere wolken boven de zee. Af en toe gedonder en … regen, tropische regen. Nat maar warm dus geen erg: voort wandelen langs de rand van het water. In de zwoele, tropische regen. De zee is helder en lang ondiep. Ideaal om te zwemmen, ware het niet dat …

We passeren een lange gebroken rioolbuis waaruit diepbruin water loopt. Recht de zee in. En wat verder nog een rioolbuis en nog één. Voorwaar dit strand heeft geen blauwe West-Europese wimpel! Beter in het hotel zwembad zwemmen.

Gebroken rioolbuis op strand.

Maar nu tijd voor de ondergaande zon, (nog) een wit wijntje en Pad Thai, gewokte rijstnoedels, kip en seizoensgroenten. Een plus voor de Cambodjaanse keuken!

Pier met eenzaam jongetje bij zonsondergang.

Zonsondergang met mensen in zee en sampan.

Phnom Penh.

Zo gaat dat met een stad: de eerste dag overweldigt ze je. De volgende dag verken je ze op de meest snelle en efficiënte manier, met tuk-tuk in het geval van Phnom Penh. En de derde dag trek je er zelfbewust op uit. We besluiten – uiteraard met tuk-tuk – naar het Koninklijk Paleis te rijden en vandaar te voet naar het Nationaal museum te trekken.

Koninklijk Paleis. 

De receptionist van het hotel roept een tuk-tuk chauffeur en geeft hem onze bestemming op. Dat is zonder Tom n° 6 gerekend. Die eist ons op als “zijn klant”, hopend op opnieuw een halve dag rondrijden. We brengen hem echter alleen maar 2 $ op, zoveel kost de rit naar het Koninklijk Paleis, en zeggen hem dan vaarwel. Het is broeierig warm. Gisteren ook, maar nu schijnt de zon volop. Dus nog heter! In geen tijd ben je drijfnat van het zweet. Bovendien zijn de verschillende gebouwen op het uitgestrekte terrein van het paleis vooral van buiten uit speciaal en dus … loop je onvermijdelijk in de zon. In de troonzaal  kan je alleen maar een kijkje nemen doorheen de vensteropeningen vanop het omringende bordes. Van een ruiterstandbeeld van Napoleon III is inmiddels het hoofd vervangen door dat van Norodom, koning van Cambodja. Snel, gemakkelijk en goedkoop!

Phnom Penh Koninklijk Paleis

Koninklijk Paleis, pagode met okergeel dak en witte muren.

Ten zuiden van de troonzaal leidt een toegangspoort naar het terrein van de Zilveren Pagode, zo genoemd omdat de vloer uit massief zilveren tegels bestaat. Resultaat: om beschadiging te vermijden is de vloer grotendeels met tapijten bedekt en dus onzichtbaar. Een klein stukje, hoogstens 1 m2 misschien, is zichtbaar. Nochtans – dit is een pagode – betreedt je deze plek alleen op blote voeten. Speciale Boeddha-beelden kijken je aan: een levensgrote, gouden, staande Boeddha en een kleine groene, zittende, jade Boeddha.

Stoepa in steiger van bamboe.

Een aantal stoepa’s, grafmonumenten van verschillende koningen, sieren de onmiddellijke omgeving van de zilveren pagode. Één daarvan staat op dit moment in de bamboesteigers. ’t Is werkelijk broeierig warm. Toeristen zoeken het kleinste plekje schaduw op. We trekken verder, een koffietje drinken op de eerste verdieping van Costa Cafe met zicht op de Tonlé Sap rivier. Hier is het al een stuk koeler!

Nationaal Museum. 

Niet ver van het Koninklijk Paleis ligt het Nationaal Museum waar we gisteravond een dansvoorstelling bijwoonden. Opvallend rood-bruin gebouw in traditionele Khmer-stijl: het lijkt alsof het dak gedeeltelijk bedekt is door nog een dak en nog een dak en daarop een centraal torentje. Vier karpervijvertjes sieren de binnenplaats; de tentoonstellingsruimte ligt er omheen. En hoewel het museum niet de standaard van West-Europeese musea haalt – muren dragen sporen van uitwerpselen van vleermuizen! – is de verzameling beelden de moeite waard. Koppen van verschillende hindoe-goden, Vishnu met de 4 armen, Shiva, Ganesh met de olifantenkop … wisselen af met bronzen beeldjes van de heilige stier, frontons, vechtende apen en demonen.

Nationaal museum, rode kleur, pagode vorm.

Je mag er niet fotograferen. Daar trekken toeristen zich natuurlijk niets van aan. Vooral ook niet omdat de zaalwachters geen enkele opmerking maken. Wij houden het enerzijds bescheiden maar anderzijds, als iedereen het doet? Dus foto’s nemen door de vensterloze ramen met telelens vanop de binnenplaats.

Soort fries met fijn gebeeldhouwde dansers die aan touwtrekken doen.

Binnenaanzicht museum met verschillende beelden.

Nog een laatste tempel bezoeken? OK, te voet naar de Wat Ounalom waar zo maar eventjes een echt wenkbrauwhaar van de Boeddha wordt bewaard!

FCC.

Lunchen doen we in FCC, de Foreign Correspondents Club, eerste verdieping. Precies een week geleden aten we ’s avonds in Siem Reap in een restaurant van dezelfde keten. Maar hier aan de kade in Phnom Penh waan je je terug in de Frans-koloniale tijd. Sommigen zouden zeggen: in een gedateerd interieur. Knappe, soms pakkende foto’s roepen de sfeer op van de burgeroorlog uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Bovendien loopt er een fototentoonstelling van de Duitse fotograaf Paul Hageman, de “Beauty of Age”: portretfoto’s van oude Cambodjanen.

Interieur met barmeubel van FCC, Phnom Penh.

We flaneren verder langs de brede Sisowath kaai en observeren het leven op en langs de rivier. Vanop gammele woonbootjes – maar sommige MET TV-antenne – werpen vissers hun netten uit. Zwaar beladen vrachtschepen varen stroomopwaarts. Toeristenboten drijven dan weer met de Tonlé Sap rivier mee, de Mekong op. Drie naakte jongens vissen met een net, een paar meter van de oever … Een dik wolkendek is voor de zon gaan liggen. Dat, en het water zorgt hier toch voor enige verkoeling. Het nodigt allemaal uit tot nog een terrasje en koffie.

Vissersboot op de Tonlé Sap rivier in Phnom Penh.

Close-up van kleurrijk vissersbootje met twee vrouwen.

Terug naar het hotel, dat moeten we even onderhandelen met een tuk-tuk chauffeur. Hij biedt ons de rit aan voor 3 $! Dat is niet de marktprijs. We maken aanstalten om verder te stappen: de prijs zakt onmiddellijk naar de normale 2 $. Netjes geregeld.

Nog even in het zwembad (ik) of een Khmer hoofdmassage (Betty) en onze dag in Phnom Penh zit er op.

Tom, number 6.

Een croissant, een stokbroodje, twee pannenkoeken, fruitsapje: een Frans ontbijt in de hoofdstad van Cambodja! De Franse invloed is nog overal te merken: in de namen van cafés en restaurants, in de aangeboden menu’s, in de bouwstijl. Sommige oude huizen lijken zo weggeplukt uit de Provence.

Twee in oranje habijt geklede monniken met parasols staan aan de deur van het hotel-restaurant. Één van de kelners rept zich met een paar bankbriefjes naar hen toe, stopt het geld in de bedelzak van de monniken en gaat geknield zitten. De monniken bidden een paar ogenblikken en trekken dan verder …

Tom, n° 6. 

Gisteravond sprak een tuk-tuk chauffeur ons aan. Eigenlijk spraken er velen ons aan met de vraag “Need tuk-tuk?” Maar deze ene stelde zich voor als Tom, n° 6 en, toevallig, zijn standplaats was aan ons hotel, de White Mansion. Achteraan zijn kar met nummer 6 prijkte een groot White Mansion-reclamebord. Wat we ook zouden willen doen de volgende dag, hij zou ons oppikken aan ons hotel. Iedereen zou hem daar trouwens bij naam kennen. “See you tomorrow at nine” zei hij nog. En inderdaad, deze morgen staat hij met zijn kar paraat. Alhoewel, “paraat”? Even later staan we reeds aan een soort “tuk-tuk herstel shop”. Wat ook het euvel is, het is snel verholpen.

We rijden langs statige en propere lanen, de Sihanouk Boulevard met het onafhankelijkheidsmonument en het standbeeld van de vorige koning, Norodom Sihanouk. Een brugje over en we belanden op Koh Pich, het diamanteiland. ’t Is een moderne wijk, nog in volle aanbouw en ongelooflijk netjes. Een heel ander facet van Phnom Penh dan gisteravond krijgen we hier te zien! Tom voert ons verder langs de Sisowath kaai die begint waar de Tonlé Sap rivier uitmondt in de Mekong.

Onafhankelijkheidsmonumet: grote bruinrode toren.

Stoppen tegenover het koninklijk paleis en uitstappen voor foto’s. Druk, maar het plein voor het paleis is immens groot, dus geen erg. Op de kade “verkopen” Cambodjanen vogeltjes. Bedoeling is dat de koper die onmiddellijk vrij laat: een garantie op geluk en goed karma! Het gerucht gaat dat de vogeltjes gedrogeerd zijn en een paar minuten later alweer kunnen gevangen worden. Waar of niet waar?

Koninklijk paleis in wit en geel.

Vogelverkoper met twee kooien met vogeltjes en potentiële klant.

Wat Phnom.

Tom voert ons verder langs de rivier tot aan de Phnom Penh Night Market – leeg uiteraard op dit uur – en duikt dan weer de stad in langs een paar oude huizen, sommige vervallen, sommige prachtig gerestaureerd, in Franse koloniale stijl. Onder andere het postgebouw is zo’n mooi exemplaar. Of nog: het Raffles hotel.

Interieur van Wat Phnom tempel met boeddha beelden.

Wat Phnom: de tempel op de berg. Hier is volgens de legende de stad ontstaan en installeerde ene mevrouw Penh vier boeddhabeeldjes die ze aan de oever van de Mekong had gevonden. Tegenover de heuvel met boeddhistische tempel staat een grote, oude boom vol met … vleermuizen! Nu even schoenen uit en binnenin de tempel de sfeer opsnuiven van brandende wierookstokjes en biddende gelovigen voor verschillende boeddha-beelden, alvast meer dan de vier van mevrouw Penh!

Klein versuft grijs vogeltje.

Op de trappen van de heuvel zit een klein vogeltje. Ik kan het diertje zomaar vast pakken. Dus waarschijnlijk toch gedrogeerd? Ik zet het versufte vogeltje op de hand van een passerend klein meisje. Hopelijk schenkt het haar een lang leven en goed karma. Helaas, maar vermoedelijk pakken de vele vogelverkopers het beestje snel terug …

Van alle markten thuis.

Tijd nu voor bezoek aan Psar Thmei, letterlijk “de nieuwe markt”, maar iedereen noemt dit de centrale markt. Gehuisvest in een okergeel art-deco gebouw met één van de grootste zelfdragende koepels ter wereld. Rond en binnenin het gebouw kan je zowat alles kopen, van kleren over groenten, fruit, vis, vlees, elektrische apparaten tot juwelen en “edelstenen”. We tonen interesse voor een doosje met robijnen en een ander met saffieren. De verkoopster, al snel bijgestaan door een mannelijke collega, legt ons uit dat dit echte robijnen zijn. Kijk want ze kan er glas mee krassen. En kijk: een apparaatje geeft aan dat dit een edelsteen is. Prijs: 30 $. Voor die prijs, nee dat kan niet zijn. En voor twee? Dan wordt het in totaal 50 $. We wandelen weg. De verkoper roept ons nog achterna “Hoeveel willen jullie er dan wel voor geven?”

Beige koepel van de centrale markt in Phnom Penh.

Tijd voor een espresso in het trendy MK Café Mondulkiri. Verwacht hier het onverwachte: bij onze espresso krijgen we eveneens een tee geserveerd! Op naar de laatste markt van de dag in een heuse tropische plensbui: de Russische markt! Zo genoemd omdat je hier in de jaren tachtig van de vorige eeuw vooral Russische  producten kocht. Nu vind je hier zowat van alles maar vooral toch toeristische souvenirs. Tom zet ons af en moet ondertussen opnieuw naar de tuk-tuk garage voor grondiger herstelling.

De kraampjes in en rond de markthal staan dicht opeen gepakt. Het is er verstikkend warm. En druk! De vis- en vleesstalletjes ruik je al van ver. Regelmatig moeten we even naar buiten: adem happen. Je kan hier ook je haar laten knippen, je nagels verzorgen, inclusief teennagels of een hand- of hoofd- of voetmassage boeken.

Viskraam met gedroogde vissen in verschillende kleuren.

Onze rondrit van vier uur, 15 $, zit er bijna op. Tom maakt al afspraak voor morgenochtend. We willen koninklijk paleis, zilveren pagode en nationaal museum doen. En vroeg vertrekken, 8 uur? “See you at 8u30” zegt Tom. Dat zien we nog wel.

Apsaras. 

Twee Apsara danseressen.

Na een kort namiddagje aan het zwembad hebben we om 7 uur ’s avonds afspraak in het Nationaal Museum voor een dansvoorstelling door Cambodian Living Arts De genocide uit de vorige eeuw heeft 90 % van alle kunstenaars in Cambodja uitgeroeid. Cambodia Living Arts probeert enerzijds de oude tradities in ere te herstellen en anderzijds een nieuwe generatie kunstenaars en artiesten – vooral dansers en muzikanten – te stimuleren. We bewonderen verschillende dansen in kleurrijke, traditionele klederdracht. Hoogtepunt is het optreden van de apsaras, goddelijke danseressen … net zoals op de bas-reliëfs in Angkor Wat.

Vier Apsara-danseressen.

Na de voorstelling voert onze tuk-tuk, nee niet die van Tom, n° 6 maar wel n° 7, lucky number, ons naar Il Forno, Italiaans restaurant in Phnom Penh. De bruschetta, gegrilde groenten en pizza’s smaken. Vooral wanneer ze worden begeleid door een lekker Italiaans wijntje. Nummer 7 wacht trouw op ons en voert ons terug naar de White Mansion. De chauffeur vraagt ons wanneer we morgen opnieuw op stap gaan. Waarschijnlijk 8u30. Hij zal er zijn … morgen een dispuut tussen n° 6 en n° 7? Ben ik niet te veel fooi aan ’t geven?

Chaos in Phnom Penh.

Jan, de Nederlandse eigenaar van Battambang Resort doet ons vanmorgen uitgeleide. Hij heeft auto met chauffeur geregeld naar Phnom Penh. Een Lexus! In elk geval veel comfortabeler dan het gammele wrak waarmee we hier zijn aangekomen. Toch stoppen we weer bij het eerstvolgende tankstation om te tanken en … ook vracht mee te nemen: twee grote kartonnen dozen. Kan er nog bij in de koffer. ’t Is een kleine 300 km tot de hoofdstad, dus ongeveer 6 uur rijden. En de rit verloopt vlot. Enige kleine ergernis is dat de chauffeur 1) alleen maar Khmer spreekt en 2) voortdurend luidruchtig zijn snot opslurkt (in Cambodja wordt het gebruik van een zakdoek als vies beschouwd). En verder rijstvelden, rijstvelden en nog eens rijstvelden, afgewisseld met drukke dorpjes.

We lunchen in Kompong Chhnan, ’s middags na 2/3 van de weg te hebben afgelegd. In een “restaurant” – een hangar eerder – langs de weg, waar je zonder Khmer begeleider niet binnen zou gaan. Maar het moet gezegd, het eten is zoals gewoonlijk lekker (en kost ons amper 11 $ voor twee).

Phnom Penh binnen rijden vanuit het noorden is een hallucinante ervaring. Er zijn kilometerslange wegenwerken aan de gang. We zigzaggen doorheen een stofwolk en een file. Mensen lopen, of rijden op brommertjes, met stofmaskers aan. Langs beide kanten van de weg zijn winkeltjes onder het stof, werkplaatsen onder het stof, restaurants onder het stof. Hier en daar probeert iemand vruchteloos het stof te blussen met een waterslang. Wat een chaos!

Op de klok af zes uur na ons vertrek arriveren we in de White Mansion, ons hotel voor de volgende drie nachten. Vanop de vierde verdieping “bewonderen” we de “skyline” van Phnom Penh: minstens tien buildings in aanbouw. Er wordt tot ’s avonds laat aan doorgewerkt. Een stad die uit haar voegen barst.

Verschillende buildings in aanbouw in groen plastic verpakt.

Zullen we nog even een klein wandelingetje doen in de onmiddellijke omgeving van ons  hotel? Geen goed idee: er zijn amper voetpaden. En waar die er zijn, worden ze ingenomen door auto’s, in driedubbele file geparkeerd. Of door kraampjes – één daarvan verkoopt gegrilde kippenpoten, nee, geen kippenbillen maar kippenpoten – of door tuk-tuks. Oversteken van sommige straten is een schier onmogelijke opdracht: de constante stroom van auto en brommers houdt niet (nooit?) op. We belanden op een groot plein … aan het koninklijk paleis? Niet zeker. Vissen we morgen wel uit want de zwaar bewolkte lucht loost zijn eerste zwoele regendruppels!

Tientallen motorrijders aan zebrapad.

Terug naar de White Mansion. Een kruispunt raken we pas over na dat een tuk-tuk chauffeur ons toeroept om naast hem te stappen als hij ogenschijnlijk roekeloos dwars door het verkeer laveert. Adrenaline stroomt! Opnieuw: wat een chaos! ’t Is nu duidelijk: Phnom Penh is niet te voet te behappen. Morgen nemen we een tuk-tuk.

Dineetje in Franse stijl in Khéma, restaurant net om de hoek van ons hotel, sluit deze “heftige” dag af.

Street food.

Battambang is het “diepe Cambodja”, dat wil zeggen: kleine provinciehoofdplaats van een overwegend agrarische streek. We kiezen voor een rondrit – uiteraard met tuk-tuk, wat anders? – naar en door omliggende dorpjes. DE toeristische attractie, de “bambootrain“, laten we links liggen want vermoedelijk toch een toeristenval.

Potten bakken.

Onze tuk-tuk chauffeur/gids brengt ons om te beginnen naar een noordelijke buitenwijk van Battambang, naar een pottenbakkerij. Niets toeristisch of promotioneels aan. Vergeet potjes als souvenirs kopen: er wordt hard gewerkt aan het semi-handmatig boetseren van identieke potten met behulp van gerecycleerde olieblikken. Niemand kijkt van zijn werk op! De potten drogen in de zon. Daarna verhuizen ze naar een grote open oven waarin ze uiteindelijk gedurende twee weken zullen “gebakken” worden. Dan moet de oven nog eens twee weken afkoelen. De werkomstandigheden lijken 19de eeuws (en zijn het waarschijnlijk ook).

Twee gehurkte mannen boetseren kookpot.

’t Zijn traditionele “kookpotten” die worden gemaakt, dat wil zeggen: potten waarop, niet waarin, een doorsnee Cambodjaans plattelandsgezin zal koken. De pot is “ontworpen” om met houtskool, of hout gevuld te worden. Bij dagelijks gebruik gaat ie twee jaar mee. Maar d’er is opkomende concurrentie van gasvuurtjes … We rijden verder naar het noorden. Langs en verschillende malen over de Sangker rivier. Wegjes van rode aarde door tropisch oerwoud …

In één van dorpjes is het marktdag. Of misschien is het wel dagelijks markt? ’t Is er in elk geval een gezellige drukte. EN kleurrijk: op de grond stallen tientallen verkoopsters hun groenten, fruit of vis uit. Onze tuk-tuk gids leidt ons er langs en geeft aanschouwelijke uitleg. Hij neemt overal een vrucht of een groente vast, pulkt er een stukje van of vermorzelt een blaadje, laat ons ruiken, verklaart waarvoor het wordt gebruikt en waarom het gezond is. Helaas, van de tientallen namen onthou ik er niet één. Dan een viskraam. Hoewel, “kraam” is een te groot woord voor het op de straatkant uitstallen van manden vol levende krabben, bergen garnaaltjes, torens grote huisjesslakken en potten met – ook weer levende – meervallen en slangenvissen. Het maakt allemaal een overweldigende indruk.

Kleurrijke groenten uitgestald.

Zittende visverkoopster tussen vissen.

Krabbetjes en verschillende soorten schelpen.

Schotel met een soort bruine balletjes als voedsel.

We zijn nog maar pas een kilometer of zo verder of onze tuk-tuk chauffeur stopt alweer. Bij een eenzaam kraam tussen de weg en een klein riviertje, in de schaduw van tropische bomen, lijkt een oud vrouwtje bezig met bamboebuizen op een vuur te “grillen”. “Ze maakt sticky rice”, verklaart de gids. “You want to eat?” Hmm? Rijst met cocosmelk, bruine bonen, zout en suiker wordt in een 30 cm lange bamboebuis gestopt en verwarmd op de grill. De rijst wordt op die manier zachtjes gegaard. Kan niet slecht zijn! Dus inderdaad: afstappen van ons voornemen om geen “street food” te eten en toch een kleine bamboestok bestellen. Kost 1.000 riel, zowat 50 eurocent! Heerlijk! En heeft ons ook achteraf geen last bezorgd.

We tuk-tukken verder door het oerwoud. Af en toe stoppen we bij een “huis waar iets te beleven is” – altijd een houten paalwoning met één verdieping; de bewoners leven en werken samen overdag op de open gelijkvloerse verdieping en’s nachts trekken ze naar boven. En dat “iets te beleven is” bij voorbeeld:

  • bereiden en drogen van rijstpapier voor onder andere “wraps” of “rolls” of loempia’s;
  • bananen flinterdun snijden en één dag drogen in de zon;
  • rijst bewerken tot noodles.

Drogende rijst-wraps onder open afdak.

Vrouw maakt rijstnoedels.

Aan één van de vele bruggetjes over de Sangker maakt een bedrijfje op “ambachtelijke wijze” Cambodjaanse vispasta op basis van gefermenteerde vis. Nog voor de brug kan je al ruiken dat er hier met vis gewerkt wordt. Buiten wordt een berg visafval met een grote schop in een kleine mechanische maalmachine geschoffeld. Resultaat: er komt een mortelachtige specie uit die in grote emmers wordt opgevangen. Alleen maar voor veevoeder, verklaart onze gids. Binnen onder de open hangar is het echter niet beter en zeker niet properder. Een bijna niet te harden stank; grote bakken met gezouten “fermenterende” (half-rotte?) vis; hier en daar kronkelt een worm over de vispasta; met houten spanen worden sommige bakken opgekoterd; kippen scharrelen tussen de vaten door; kortom: hallucinant! Wel vertelt de gids dat de Battambangers, de stadsmensen hier niet meer kopen; dat ze industrieel en hygiënischer geproduceerde vispasta verkiezen … Hoe zou dat komen?

Maalmachine voor vis.

Hangar met blauwe vaten vis en visafval.

Berg kleine visjes met scharrelende kip.

Een volgende stop is dan weer “interessanter”: een oude opa brouwt met zijn familie rijstwijn. Hij spreekt Frans en legt ons trots zijn productieproces uit. Primitief en arbeidsintensief maar het resultaat mag er zijn. ’t Proefglaasje vloeit vlot en warm naar binnen. En zoals steeds gaat hier niets verloren: de rijstoverschot van het productieproces wordt ’s avonds aan de varkens gevoerd. “Mes cochons dorment bien le soir” lacht de oude stoker. Of hij een licentie heeft of moet hebben voor zijn stokerij. Nee, hij heeft er geen …

Ook hier is de herinnering aan de genocide nooit veraf. Een monument – opnieuw met schedels – herinnert er aan.

Wat Ek Phnom.

We komen bij een oude tempel, de Wat Ek Phnom. Maar we zijn in Angkor geweest, met andere woorden niet meer onder de indruk van deze ruïne. Maar fotogeniek is het hier wel. Getuige: een opgedirkt bruidspaartje met hun fotograaf. Voor de Wat Ek Phnom is een nieuwe boeddhistische tempel gebouwd. En iets verderop een reusachtig boeddhabeeld. Maar het is tijd (middag) om terug te keren. Langs de rivier doorheen Battambang. Zo krijgen we nog een kijkje op de stad: op het eerste zicht rustiger, gemoedelijke en sympathieker dan het nerveuze Siem Reap.

Twee torens van oude tempel, deels overgroeid.

Groot Bouddha-beeld voor hangar met golfplaten dak

Battambang straat met groot wit gebouw.

Bijna zijn we terug in Wat Ko, het dorpje waar Battambang resort ligt. Toch moeten we nog één iets bezichtigen: een oud houten huis van een vroegere aristocratische familie. De huidige bewoonster stelt haar huis open en leidt toeristen rond. Prachtige houten vloeren, alleen op blote voeten te betreden! – en zware teakhouten meubelen. Wat een contrast met de vele houten barakjes op palen langs en in de dorpen.

Interieur met houten meubels.

Deze namiddag: platte rust aan het zwembad. Bekomen van de vele indrukken en emoties van de laatste dagen. En nog wat genieten van de natuur want … binnenkort op naar Phnom Penh.