Onze laatste dag in Sicilië, reisdag van morgen niet meegerekend.
Onze laatste dag in Sicilië, reisdag van morgen niet meegerekend.
In de nacht van 14 op 15 januari 1968 trof een aardbeving de vallei van de Belice, ten oosten van Salemi. Honderden doden, duizenden gewonden … één dorp – Gibellina – totaal verwoest. De vernieling was zo groot dat werd beslist om het dorp een tiental kilometer verder volledig opnieuw op te bouwen. Verschillende kunstenaars en architecten kregen daarbij de vrije hand om er een soort levend museum van moderne kunst van te maken. Zo zou er hopelijk toch nog iets goeds of moois komen van deze verschikkelijke “Terremoto di Belice” (aardbeving). Vandaag – vijftig jaar later – gaan we het resultaat bekijken.
Aan de achterkant van de kerk, deels onder de bol is een amfitheater. Een aantal kinderen – duidelijk “op kamp” – zorgt tijdens ons bezoek voor muzikale omlijsting. D’er is de “Stella di Consagra”, een reusachtige ster waar de snelweg onderdoor gaat. Zelfs redelijk wat groen langs de straten met jacaranda’s in bloei!
Wat is er dan met het oude verwoeste dorp gebeurd? We gaan kijken. Gibellina Vecchia ligt een kleine 10 km verder. Maar we doen er een half uur over! We belanden immers op een oude weg in zeer slechte staat, een berg op. Prachtige natuur en al even spectaculaire panorama’s, dat wel. Maar het asfalt is hier en daar half weggezakt en er zijn stroken waar er al helemaal geen wegbedekking meer te zien is. Ligt daar niet een verkeersbord “C3” (verboden voor alle verkeer) naast de weg? Doen alsof we ‘t niet gezien hebben. En het lukt, we raken veilig en wel opnieuw op een grote weg. Alhoewel … nog maar een paar honderd meter verder zijn hele stroken asfalt bedekt met een 10 cm dikke modderlaag. Gevaarlijk glad! Het moet hier vannacht extreem hard geregend hebben.
Maar we hebben onze bestemming bereikt: de Ruderi di Gibellina, ruïne. De hele site, het hele vroegere dorp is bedekt onder een betonlaag. Alleen de straten zijn “open” gelaten – maar ook gebetoneerd – zodat je nog door het “dorp” kan wandelen, tussen muren van beton van anderhalve meter hoog. Een grafzerk voor het dorp. Dit is “land art” van Alberto Burri. Speciaal en indrukwekkend en … andermaal geen toeristen. Maar enig relatie met het oude en verwoeste dorp is verdwenen, letterlijk bedolven onder beton. We stappen door de straten tot helemaal bovenaan het dorp, zien een slang wegkronkelen over de straat. In de verte loopt een kudde schapen met herder en hond. Aan de rand van het dorp staat hier en daar nog een enkel vervallen huis.
Maar terug naar het begin: we stoten ons aan dezelfde steen als gisteren in Castelvetrano, namelijk het centrum van de stad inrijden. Extreem smalle straatjes, druk verkeer en de jogging … ideaal recept om geen parkeerplaats te vinden. Dus dalen we de berg waarop Monreale ligt weer af en – geluk! – iets naar beneden is nog één plek vrij op een parking. Nadeel: flinke klim te voet terug naar het centrum. Hier moet je dus de duomo of kathedraal zien, één van de mooiste kerken van Sicilië en/of van Italië, sommigen beweren zelfs “van Europa”. Maar dat bezoek wordt ons wel wat moeilijk gemaakt. Om 9u30 is er een zondagsmis, dus alle toeristen buiten of samengedrumd in een klein hoekje van de kerk. We besluiten eerst het stadje te bezichtigen en een uurtje later terug te keren.
Maar niet zonder eerst een caffè en cappuccino met een crostata di mandorla te consumeren. Hier zijn er bars en restaurantjes in overvloed. Het stadje is inderdaad één van de allerleukste van Sicilië met kleine straatjes die bevolkt en levendig zijn, met veel mensen – Sicilianen! – op straat. ‘t Gaat natuurlijk op en neer, soms met trappen. Wasgoed hangt overal buiten te drogen – geen probleem dat het zondag is – langs en over de smalle straatjes. We klimmen tot boven de stad, tot aan een gesloten kerkje – de Chiesa della Madonna delle Croci – van waar je een mooi uitzicht hebt op Monreale en op de baai van Palermo. Helaas, ook hier weer, in Monreale zelf, kom je afvalhopen tegen, kompleet met afgedankte matrassen en diepvriezers. Zo jammer …
Terug beneden aan de Duomo. We gaan opnieuw de kerk binnen. Ofwel is de mis nog altijd gaande ofwel is dit reeds een volgende dienst. De pastoor steekt een ellenlange preek af. Maar we mogen wel binnen. We nemen foto’s van de prachtige mozaïeken die de kerk sieren. Honderdduizenden, nee miljoenen stukjes steen moeten hier met engelengeduld geplaatst zijn. Als mozaiek-legger kon je hier niet alleen je brood maar vermoedelijk ook je eeuwige leven in de hemel verdienen. Overigens dateert de kerk uit de 12de eeuw, gebouwd door de toenmalige koning van Sicilië – Guglielmo II – om de door de paus aangestelde aartsbisschop van Palermo de loef af te steken. Toegang tot de kerk is gratis. En hier lopen nog pastoors in zwarte soutanes rond!
Wel betalend (6 € per persoon) is het klooster naast de duomo. Maar zeker de moeite en het geld waard. De kloostergang is afgelijnd door tweeling-zuilen afwisselend wel en niet versierd met mozaieken. Het geheel ademt rust en nodigt uit tot bezinning, ook al omdat hier – in tegenstelling tot in de duomo – weinig toeristen zijn. De 6 € zal er wel voor iets tussen zitten zeker? Een absolute aanrader, alvast de “investering” waard!
Resultaat: bijna elke dag zetten we vuilnis buiten om het ‘s avonds weer binnen te halen. Maar erger: we krijgen sterk de indruk dat Sicilië – of althans deze streek – gewoon vuil is, met één belangrijke uitzondering: de toeristische sites en het oude centrum van stadjes!
In het verlengde van ons bezoek aan Selinunte gisteren, willen we nu zien waar al die bouwstenen voor tempels, steden en Acropolis vandaan komen. Van de Cave di Cusa, een steengroeve op zo’n kleine 20 km van Selinunte. Om 9 uur zijn we er de eerste en voorlopig enige toeristen. We parkeren naast een afvalberg op de officiële parkeerplaats. Toegangsprijs is 2 € per persoon … tenzij je eerder Selinunte hebt bezocht en je ticket kan tonen. Dat kunnen we helaas niet: onze tickets van gisteren liggen in de vuilnisbak in villa Rita. Maar de vriendelijke mevrouw aan de ingang is tolerant: als we een foto van Selinunte kunnen tonen is het OK. En dat kunnen we! Bedankt, vriendelijke Siciliaanse mevrouw.
De steengroeve is in 409 voor Christus al even plots verlaten als Selinunte zelf. Resultaat: je ziet er nog waarmee en hoe arbeiders en slaven toen bezig waren. Grote ronde rotsblokken liggen her en der verspreid. Van een paar zie je duidelijk hoe ze uit de rots zouden zijn gehaald. Bovendien is de 1,8 km lange steengroeve ook grotendeels ingenomen door de natuur. Gelegenheid tot een leuke natuurwandeling in de eeuwenoude steengroeve met opnieuw veel foto-opportuniteiten.
Volgens onze acht jaar oude reisgids, is het historisch centrum van dit dorpje in de buurt van Selinunte de moeite waard. Maar om er te geraken, trotseer je eerst de drukke toegangswegen met bergen afval langs de straat. Is hier een staking gaande of zo? Daarna rij je door al even hectische smalle straatjes op zoek naar een parkeerplaats. Bijna niet te vinden! We ontdekken een zo goed als lege parking, vlak bij het centrum. Betalend, en dat betalen kan alleen via een smarphone-app. Downloaden, gegevens invullen en nog meer gegevens invullen … we geven het op. Dan maar risico nemen en niet-betalend parkeren? Gelukkig ontdekken we even verder een kleine parking waar je een uur gratis kan parkeren. En dat uur is ruimschoots voldoende om het zakdoek-grote Centro Storico te bekijken. Het Umberto I plein met aanpalende Piazza Carlo D’Aragona is pittoresk en speciaal. Maar de enige bar met terras is gesloten. Ook geen drankgelegenheid in de omringende drukke straatjes. Auto’s overal. Dus houden we het hier voor bekeken. Weg zijn wij.
Salemi ligt dan weer een half uurtje verder, geplakt tegen een berghelling. Ook hier opnieuw parkeerproblemen. Dit stadje is – althans wat betreft het historisch centrum – heel wat rustiger en grotendeels verkeersvrij of -luw. De smalle straatjes doen hier inderdaad wat Arabisch aan. Alles is statig en netjes. Maar er zijn geen toeristen en zelfs zo goed als geen lokale bevolking op straat. Helemaal bovenaan de berghelling, op het centrale plein, ligt de ruïne van de kerk – ingestort na de aardbeving van 1968 – tegenover de kasteelruïne. Het plein lijkt ons ruimer, opener en specialer zonder de kerk. De gestabiliseerde restanten geven het geheel een extra cachet. En de bar op dit plein is wel open! Ze serveren er echter alleen Belgisch bier, Grimbergen. Geen Italiaans bier met als verklaring “Italianen zijn geen bierdrinkers”. Dan maar een Corona, Mexicaans biertje gedronken, compleet met limoen in en zout aan de flessenhals.
We dalen terug af door de oude stad. Nog een hongertje. Arancine in een volgende bar lossen dat probleem op. De terugrit naar “huis” loopt door een golvend landschap van wijngaarden en velden van olijfbomen, spijtig genoeg één keer ontsierd door … een grote officiële vuilnisbelt.
Het grootste archeologische park van Europa ligt in Sicilië: Selinunte! Naar goede gewoonte zijn we één van de eerste bezoekers van de dag. Tickets kopen, maar voor 6 € per persoon krijg je wel geen plannetje van de site. Zou dat er trouwens wel zijn? Net voorbij de ingang staat een bord met een QR-code. Even scannen met een smartphone en 3,49 € betalen voor de selinunte-app en je kan op stap. In zwaar geaccentueerd Engels krijg je degelijke uitleg maar de tekst in de app lijkt nergens op. Zoals bij voorbeeld de tekst “Does it visit afoot”? (Je kan je ook laten rondrijden in een golfkar-treintje – “Does it visit with the shuttle?”). Wegwijzers zijn schaars in het park maar het te volgen circuit. wijst zichzelf toch min of meer uit.