Killing Fields in Battambang.

Armbandjes van lipjes van drankblikken. Hier en daar aan kraampjes, staan in Cambodja bakken met aluminium opening-lipjes van bierblikjes. Waar kan je dat in ’s hemelsnaam voor gebruiken? Om sieraden te maken! Sokun Ang doet ons deze morgen elk een armband om, gemaakt van die alu-sluiting-lipjes. ’t Is tijd om afscheid te nemen en – voor ons – om verder te trekken naar BattambOng, eigenlijk Battambang maar wordt in Khmer taal BattambOng uitgesproken. De auto staat al klaar. Nog een groepsfoto, veel gewuif, en we zijn vertrokken.

Van Siem Reap naar Battambang. 

Yun Channy, zo heet de chauffeur, is al onmiddellijk geïnteresseerd in waar we na Battambang heen trekken. Hij rijdt namelijk ook naar, bij voorbeeld, Phnom Penh – kost 75 $. Zijn aanbod zullen we zeker NIET aannemen want … Eens Siem Reap centrum gepasseerd stopt hij en worden onze valiezen zomaar snel overgeladen in een andere auto. Of beter gezegd in een “bijna wrak”! We worden verzocht over te stappen: de broer van Yun Channy zal ons naar Battambang rijden in een geblutste witte auto van ongedefinieerd merk. De overtrekken van de achterbank lijken minstens zeven keer hersteld te zijn en de bank zelf is tot op de draad versleten. De binnenbekleding van het dak hangt met wasspelden vast en de kilometerteller staat op 562.341 km! Dat is fout want de teller beweegt niet tijdens de rit. Anderzijds: de auto rijdt en de motor lijkt nog goed te draaien ook, waarschijnlijk al drie keer vervangen. De broer van Yun spreekt geen woord Engels. Ook “toilet” of “stop” verstaat hij niet.

Halfweg de drie uur durende rit – die al bij al toch redelijk vlot verloopt – wordt hij gebeld door Yun. De chauffeur geeft me zijn mobiele telefoon door, een Nokia “van voor de oorlog”: of we een keer moeten stoppen vraagt Yun aan de telefoon. Nee, nee: doorrijden. Iets na de middag arriveren we in Battambang Resort zonder problemen. Maar toch geen fooi voor deze chauffeur!

Killing Fields. 

Battambang ligt in de “rijstkom” van Cambodja, een vruchtbare streek die rijst in overvloed produceert. Bijna de hele weg hier naartoe reden we trouwens door eindeloze groene rijstvelden. Dat wordt dus voornamelijk platteland exploreren. Deze middag beginnen we met een bezoek aan Phnom Sampeu of “zeilbootberg”: 250 meter klimmen. Onze tuk-tuk chauffeur blijkt een overlever te zijn van het schrikbewind onder Pol Pot en een uitstekende gids en verteller. Na vijf dagen cultuur en idyllische natuur worden we plots geconfronteerd met het harde recente verleden van Cambodia. Willens nillens duiken de beruchte “Killing Fields” op. Onze gids was 11 toen zijn wereld plots veranderde: ineens geen school meer – hij toont ons het verlaten oude houten schoolgebouwtje. Van een gezin met vader, moeder en vier kinderen overleefde alleen zijn jongste zusje en hijzelf de gruwelen. Scheurbuik gehad, bijna verhongerd, ziek … vreselijke verhalen.

Houten schoolgebouw op palen.

Helaas wordt het nog erger en aanschouwelijker wanneer we de berg op wandelen. Op de eerste piek van Phnom Sampeu staat een boeddhistische tempel, kitscherig zoals gewoonlijk. Maar de tempel diende ook als gevangeniscentrum en ondervragingscentrum tijdens het Pol Pot regime.

Kleurrijke ingang van boeddhistische tempel.

Niemand uit het dorp waar onze gids toen woonde mocht de berg op. Of … als je er op mocht of moest, kwam je meestal niet meer terug. En een beetje verder zijn grotten. Op de rand daarvan werden mensen doodgeknuppeld en naar beneden geduwd. In de grot staren schedels je nog altijd als stille getuigen aan.

Onze gids vertelt dat het hem jaren heeft gekost vooraleer hij – na de oorlog – de berg op durfde te gaan. Als tuk-tuk chauffeur zette hij de toeristen beneden af en wachtte ze daar weer op. Uiteindelijk, door veel te lezen over die genocide, beseft hij dat het beter is te spreken en te getuigen dan te zwijgen. De doden zwijgen immers reeds voor altijd ….

Gouden Boeddha-beeld met parasol.

Even verder ligt een tweede top van de Phnom Sampeu: een rommelig allegaartje met een pagode, een Russisch stuk veldartillerie, een betonnen begrafenistoren, wat rommel her en der. Het uitzicht over de door de avondzon verlichte bergen en de vlakte bij zonsondergang maakt wel een deel goed. Terug dan te voet naar beneden waar onze tuk-tuk staat. We moeten wel goed uitkijken voor de apen in de boomtoppen. D’er is er één die op de heenweg een kokosnoot een paar meter voor ons naar beneden gooit!

Zwerm vleermuizen in blauwe avondlucht.

Vleermuizen. 

Maar er is nog een attractie: aan de voet van de Phnom Sampeu ligt de “bat cave”, een grot waar bij valavond – nu dus – vleermuizen massaal naar buiten komen. En inderdaad, een paar minuten voor 6 uur komen de eerste hordes buiten. Tienduizenden, nee honderdduizenden vleermuizen die als één groot, langgerekt lint de nacht in vliegen. Minuten en minuten lang. Eigenaardig en indrukwekkend natuurfenomeen. Achteraf moeten de tientallen toeristen – waaronder wij – terug met hun tuk-tuks naar hun eigen slaapplaats. Tientallen en tientallen tuk-tuks (de meeste zonder achterlichten!) en auto’s rijden terug langs een niet verlichte weg, richting Battambang. Gek menselijk fenomeen!

Moonlight serenade.

Een uur afspreken in Cambodja is alleen richtinggevend, geen precieze afspraak. Mister Krie daagt kwart na negen op, na een telefoontje van Sokun Ang. Geen erg. “Go with the flow”.

Roluos. 

Onze laatste dag van ons 3-dagen-Angkor ticket willen we gebruiken om de oudste en weinig bekende tempels van de Angkor-beschaving te bekijken. In Roluos, 16 km ten oosten van Siem Reap. De weg voert doorheen de rijstvelden vooraleer op het einde weer het oerwoud in te duiken. Langs de weg staan tientallen primitieve barbecue stalletjes. Ondanks het ochtendlijke uur wordt er reeds flink gebakken: brochettes en “plat geklopte kip”. Andere kraampjes verkopen “van alles”, onder andere herbruikte smerige plastic flessen met brandstof voor brommertjes en tuk-tuks.

Drie bruinrode torens van Khmer-tempels.

Preah Ko is de eerste tempel die we bezoeken, een gebouw uit het einde van de 9de eeuw, het begin van de Angkor beschaving. Zes torens in baksteen staan niet-symmetrisch op laag terras. De toeristische drukte van Angkor Wat en Angkor Thom is hier ver te zoeken. Maar de broeierige warmte is identiek aan die van gisteren. Dat wordt opnieuw zweten!
De volgende wordt de Bakong tempel.

Koper-verkoper onderhandelingen.

Via een aarden pad met aan weerszijden water – restanten van de tempelvijver die het hele complex omringde – komen we aan de eigenlijke ingang. Langs de rechterkant staat een “moderne” boeddhistische tempel, het summum van kitsch.

Nieuwe boeddhistische tempel met pagode daken.

Langs de linkerkant een klein kraampje in de schaduw van een boom. Twee jongetjes, vermoedelijk niet ouder dan acht bewerken leder met een houten hamer en beiteltje. Ze tekenen gestileerde figuren en beitelen die voorzichtig uit. Uiteraard klampt de verkoopster ons aan: 25 $ voor een figuur van een boom, uitgesneden in leder. Mooi, maar … we willen Bakong bezoeken. We wandelen weg … waarop de prijs meteen tot 20 $ zakt. “Nee nee, straks misschien als we terugkeren”. “Maar zijn we wel zeker dat we langs dezelfde uitgang terugkeren?” vraagt de diep bezorgde Cambodjaanse, zusje van de piepjonge kunstenaars?  Zeker!

Lederen bewerkte lap met werktuigen.

De Bakong is een hoge trap-piramide: vijf verdiepingen. Geen lachertje onder de tropische zon. Stenen olifanten bewaken de hoeken van de eerste drie plateaus. De centrale toren is in typische grijze zandsteen gebouwd. We blijven lang hierboven zitten, langs de noordzijde, d.w.z. schaduwzijde en kijken uit over het dichte oerwoud. Terug naar beneden. Plots komen we hier de twee piepjonge lederartiesten van daarnet tegen. “Bye madaaam, bye sir”, zeggen ze vriendelijk. Achteraf blijkt dat ze kwamen controleren of we nog in de tempel waren en er niet stiekem langs een andere uitgang van onder waren gemuisd. Nu naar beneden en nog even verpozen in het gras EN in de schaduw en van hieruit de tempel bewonderen.

Groot, grijs tempelcomplex.

Terug van waar we gekomen zijn. Natuurlijk worden we al van ver luidruchtig begroet en aangeklampt door de verkoopster. Betty wil eigenlijk een gestileerde boom in zwart leder maar er lijkt alleen maar bruin leder te zijn. Dus wandelen we weg … waarop de prijs tot 15 $ daalt! Maar nee, de verkoop lijkt niet te lukken. De verkoopster geeft niet op. Uiteindelijk zeg ik dat we niet gaan kopen want we wilden een boom uit zwart leder. Ho maar geen probleem: haar zuster brengt die onmiddellijk na een telefoontje.  We moeten maar 5 minuten wachten. Zeker? Dezelfde boom in zwart leder?  Zeker! En inderdaad, een kwartiertje later wandelen we weg met een origineel souvenier verpakt in een rol van gedroogde rietbladeren aan 15 $. De verkoopster heeft ons uitbundig bedankt! Haar winstmarge zal niet in gevaar geweest zijn.

Angkor Panorama Museum.

Je zou het niet verwachten in Cambodja maar hier staat een gloednieuw museum, geopend in 2015 en gefinancierd door … Noord-Korea: het Angkor Panorama Museum. Een toegangskaartje kost 20 $ per persoon, op het ticket zelf staat 15 $, maar omwille van het waterfestival, betalen we uitzonderlijk 14 $ per persoon. Voor die prijs worden we rondgeleid door een persoonlijke gids.

De geschiedenis van Angkor wordt belicht. Er zijn maquettes van hoe de voornaamste tempels er moeten hebben uitgezien – leuk, want we herkennen er veel van. En er is het panorama! In een cirkelvormige zaal, omtrek een kleine 122 meter, waan je je plots in het midden van het levende Angkor. Een combinatie van decor en beschildering lopen naadloos in elkaar over. Zo maar eventjes 45.000 menselijke figuren zijn geschilderd, uiteraard door Noord-Koreaanse artiesten maar op basis van foto’s van de huidige inwoners van Siem Reap. De scènes zijn gebaseerd op terug gevonden historische teksten met toch één loopje met de geschiedkundige realiteit: de vrouwen zijn met zedig bedekte borsten geschilderd!

Ten slotte geeft een 20 minuten durende animatiefilm inzicht in de Khmer bouwtechnieken van die tijd. En de airco in het hele museum is een plus. Alleen … STRENG VERBODEN foto’s te nemen.

Siem Reap.

Van Siem Reap hebben we nog niet veel gezien behalve waterfestival-drukte. Dus vragen we mister Krie om ons bij Psar Chas, de oude markt af te zetten. Alles straalt hier toerisme uit: elk huis is een bar of restaurant of winkeltje of souvenir-shop of massage-salon. De huizen zouden hier nog een typisch Frans-koloniale sfeer uitstralen. Daarvan is weinig te merken: de benedenverdieping is overal verbouwd en verborgen met allerlei “aanhangsels” terwijl de gevels dikwijls schuil gaan achter reclameborden of een spaghetti aan elektriciteitskabels. Een late lunch, Khmer soep met kip of varkensvlees, en dan terug naar “huis” voor een verfrissende plons in het zwembad.

Drukke straat met veel elektriciteitsdraden.

Moonlight dinner.

Sokun Ang heeft ons uitgenodigd voor een “Moonlight dinner”, dat wil zeggen op het dakterras, onder de sterrenhemel bij – speciaal heldere – volle maan. We worden verwelkomd met Cambodjaanse muziek. De echtgenoot van Sokung Ang is DJ van dienst, een heel inventieve zoals later zal blijken. De drie kindjes, 4, 6 en 8 jaar, brengen traditionele Cambodjaanse dansen … Alleen voor ons want we zijn nog steeds de enige gasten. Dan volgt er een copieus vier gangen menu: een sterk aromatische salade, vis met 7 kleuren, moringa soep met kip en fruit als nagerecht.

De DJ reikt ons een blanco blad papier en pen aan. Welke muzieknummers zouden we graag horen? Euh … even nadenken …  “Imagine” van John Lennon, “Nine million bicycles” van Katie Melua en “Je t’aime, moi non plus” van Jane Birkin en Serge Gainsbourg. We worden aangezet tot slowen op de tonen van “Imagine all the people, living …”. Dan luisteren we naar Katie Melua. Maar het zuchten en steunen van Birkin en Gainsbourg is misschien iets te gewaagd voor het nogal preutse Cambodja? OK, de DJ even testen. Kan hij “Als de zomer weer voorbij zal zijn” van Will Tura en Triggerfinger terug vinden. Even later klinkt de stem van Will Tura over de nachtelijke Cambodjaanse rijstvelden. Nog eentje dan. Toepasselijk: “Moonlight serenade” van Frank Sinatra.

Dan is het tijd voor een paar lessen lokale traditionele dansen met een deel van het personeel en onder leiding van Sokun Ang. De ene dans blijkt al moeilijker dan de andere. Niet alleen de voeten moeten bewegen, maar ook nog een keer de handen en armen. En het is zo broeierig warm. Maar wel speciaal, twee Belgen in Cambodja op een maanverlichte nacht, dansend met de “locals” … Imagine!

Klassiekers van Angkor Wat.

Hangmatten.

Het “nationale meubelstuk” van Cambodja is ongetwijfeld de hangmat. Elke hutje, elke paalwoning, elk huis, heeft meerdere hangmatten. Zelfs tuk-tuks hebben er één (alleen maar voor de chauffeur). In sommige restaurants geeft een lunch recht op één uur gratis hangmat-gebruik. En zoals we aan zee, strandstoelen installeren, worden hier hangmatten geplaatst aan de vijvers van Angkor.

Over Angkor gesproken, vandaag doen we de klassiekers aan: Angkor Wat, Angkor Thom en Ta Prohm.Mister Krie is stipt op tijd, 9 uur. Met de wind in ons haar, of toch in dat van Betty, tuk-tukken we naar Angkor.

Verkeer.

Het wegverkeer in Cambodja verloopt wanordelijk maar niet erg gevaarlijk en zeker hoffelijk. Wanordelijk want er wordt met twee, drie of meer brommers, tuk-tuks en/of auto’s naast elkaar gereden. Maar alvast allemaal in dezelfde richting. Er lijken weinig verkeersregels te zijn of … andere dan in West-Europa? Zo ziet het er naar uit dat op een rotonde rechts voorrang heeft. Er wordt rustig gereden en chauffeurs blijven in alle omstandigheden beleefd en vriendelijk! Kunnen we in de lage landen nog iets van leren!

Alle reisgidsen beschrijven de drie meest bekende klassieke monumenten van Angkor in redelijk wat detail. Hier moet een summiere typering met foto-collage verder volstaan.

Angkor Wat.

Het paradepaard je! Gekend van de drie torens op de vlag van Cambodja (eigenlijk zijn er vijf, maar in vooraanzicht verbergt perfecte symmetrie de twee achterste torens). Heeeeel veel toeristen maar toch vind je er nog relatief rustige plekjes.

Water, gras, palmbomen en tempel op achtergrond.

Monnik in oranje gewaad.

De vier torens van Angkor Wat.

Angkor Thom. 

Betekent “grote stad”. Hier woonden in de twaalfde eeuw honderdduizenden mensen. Groter dan welke stad ook uit die tijd. Centraal staat de Bayon-tempel, de tempel met de minzaam mysterieus lachende reusachtige gezichten die je vanuit elke hoek aanstaren.

Ingang van tempel van Angkor Tom.

Angkor Tom tempel.

Close-up van groot lachend hoofd in Angkor Tom.

Ta Prohm. 

Wereldwijd bekend sinds de film “Tomb Raider”, hier ter plaatse opgenomen. De tempel is nog gedeeltelijk overwoekerd door het oerwoud. Indische kapok-bomen zijn door en over de daken en de muren gekropen. Ze lijken de gebouwen in hun greep te houden of … te willen vermorzelen? Bevreemdende oerwoud-sfeer.

Ta Prohm tempel.

Overgroeide ruïnes.

Tempelruïne van Ta Prohm.

Toerist tussen wortels van kapok-boom.

P.S. Vandaag tijdens de lunch bijna gezondigd tegen onze “blijf-hier-gezond” of “vermijd diarree” regels. Betty bestelt een “lemon juice”. Vers geperst? Geen idee, maar het glas zit wel boordevol grote ijsblokken! Getwijfeld, maar … uiteindelijk het glas leeg gekwakt in de bloementuin naast mijn stoel. Geen onnodige risico’s!

Nog P.S. Vanavond “Onvergetelijk aromatische kip” (Unforgettable fragrant chicken) gegeten in Angkor Rural Boutique: stukjes kip met Coca-Cola, citroengras, teebladeren, groenten, Cambodjaanse saus en rijst. Lekker!

De bruiloft van Cambodja.

Naar Kompong Pleuk.

Krie (fonetisch geschreven) heet onze stilaan vaste taxi / tuk-tuk chauffeur. Vandaag brengt hij ons, met de auto, naar Kompong Pleuk. Of beter gezegd, naar de rand van het Tonlé Sap meer. Daar moeten we een boot nemen naar het paaldorp Kompong Pleuk.

De rit naar de oevers van het meer is op zich al een belevenis wanneer de Lexus de hoofdweg afdraait en een rode aardeweg vol putten, bulten en kuilen op rijdt. Het oerwoud dringt op langs beide kanten van de weg. Maar toch liggen er overal houten woningen op betonnen palen, verscholen in het groen. Koeien en kippen lopen los over en door alles heen. Opnieuw veel brommertjes, eigenlijk bijna geen auto’s meer te zien. We passeren een kleurrijke en overvolle markt. Een groot assortiment aan exotisch fruit ligt uitgestald. Gezellige drukte. ’t Zou interessant zijn om hier uit te stappen, maar … we moeten verder.

Aankomst bij de vertrekplaats van de boten. Tickets nemen en … we krijgen een hele boot voor ons alleen. “Hele boot”, dat wil zeggen: een houten schuit met acht stoeltjes, een afgrijselijk luidruchtig motor die je start door contact te maken tussen twee blootliggende electriciteitsdraden! Op blote voeten in een mogelijk natte boot! D’er is ook een roeispaan waarmee de schipper en tevens enige bemanningslid, de boot van de modderige kant afduwt, botst tegen andere gelijkaardige platbodems en dan uiteindelijk in de juiste richting op een modderig, ondiep kanaal is gemanoeuvreerd.

Zicht vanuit houten boot op schipper en meer.

Vooral in het begin moet de schroef redelijk hoog in het water worden geplaatst waardoor het stampende geluid van de motor nog verdubbeld lijkt. Eens de waterweg breder wordt – en zeer breed wordt hij – valt het lawaai nogal mee. Maar wat een landschap onder een stralende zon! Struiken en waterplanten zoomen de vaarwegen af. Vissers in kleine bootje worstelen met hun netten. Tientallen toeristenbootjes, grotere en kleinere maar altijd vollere, dan die van ons dobberen in de verte voor en achter.

Gevangen klanten.

De eerste paalwoningen duiken op. Dan komen we in de “hoofdstraat” van Kompong Pleuk. Een extra paar ogen zou hier nuttig zijn: er is zoveel te zien. Kinderen plonsen in het water. Kleine bootjes volgestouwd met groenten en fruit brengen hun waar aan huis. Visnetten worden gemaakt/hersteld. Een brommertje hangt aan touwen tussen de eerste bewoonde verdieping van een huis en het water. D’er zijn paalwinkeltjes en paalateliers en paal-van-alles.

Boeddhistische tempel op hoge huten palen in meer.

Twee houten paalwoningen in het meer.

Paalwoningen met bootjes ervoor.

Woningen op hoge palen met bootjes ervoor.

We leggen aan bij een “ticket office” annex restaurant. Overstappen op een nog kleiner en nog platter bootje met één roeister, een oudere vrouw. Ze biedt Betty een kitscherige parasol aan. De zon brandt wel maar we komen al snel in een schaduwrijk mangrove bos. Echter niet zonder langs een toeristische winkelstraat te zijn gepasseerd waar elk schuitje aanmeert. Van “gevangen klanten” gesproken! We weerstaan de koopdruk en varen verder tussen de bomen. Onze bootsvrouw, Lee Huang is haar naam, zingt Cambodjaanse liederen. Speciaal! Maar ze vraagt, nee “eist” bijna, een fooi en – bij gebrek aan 1$ briefjes – overtippen we! Maar ach, Cambodja is een arm land. Dus … “Who cares?”.

Vele bootjes aangemeerd in kleine kreek.

Moeras en meer met bomen in het water.

We worden gedropt aan het restaurant. Bootje vaart leeg weg. Of nee, niet aan “het” restaurant maar aan een andere drijvende eetgelegenheid. Hier dan maar iets drinken. En plots duikt vanuit het niets onze “vertrouwde” schipper op, met zijn platbodem.
Op de terugweg wordt nog een Cambodjaan met een jerrycan benzine opgeladen. Maar daarbij raakt de schroef verstrengeld in touw en waterplanten. Dat wordt even trekken en duwen voor de twee mannen. Toch raken we zonder veel problemen opnieuw aan onze inscheepplaats.

Bruiloft.

’t Is middag. Terug naar huis? Krie stelt voor – in moeilijk te verstaan Engels – om naar de bruiloft van een nichtje van hem te gaan. Ooit gelezen dat – als je in Cambodja wordt uitgenodigd – een weigering gelijk staat met een zware belediging! Op dus naar een trouwfeest. Onderweg kijken we opnieuw onze ogen uit op de “couleur locale”. Het lijkt alsof we minstens honderd jaar terug in de tijd worden gekatapulteerd.

Waar een paar huizen samen staan, gaat de bruiloft door. Je kan het niet missen want van ver blèrt de Khmer-muziek je tegemoet. Jonge mannen en vrouwen, een tiental, in ’t zelfde blauw uitgedost staan op een rij. Aan de ingang, net zoals in België de vermoedelijke ouders en naaste familie die je niet met een handdruk begroet maar met gevouwen handen voor de borst. We moeten op de foto met de bruid en haar blauwe bruidsmeisjes en -jongens. Daarna de “zaal” binnen; eigenlijk in open lucht maar onder tentzeil. Honderden mensen zitten aan ronde tafeltjes. We krijgen een plastic bloem, tevens pen, bij onze “intrede”. Naturlijk vallen we op en worden we aangestaard en nagekeken. Een dame begeleidt ons naar een tafel, “bij de jeugd”, één jongen, vier meisjes. Helaas geen van allen spreekt Frans of Engels … Moeilijke communicatie.

Vier meisjes en vier jongens in blauwe kledij met twee toeristen.

D’er is frisdrank en bier uit blik. Hele zakken ijs worden op de tafel gedeponeerd en voortdurend ververst. Het is broeierig warm onder de tentzeilen maar de Cambodjanen lijken er geen last van te hebben. Ze zweten niet eens. Eten wordt in schotels in het midden van de tafel gezet. We hebben een klein kommetje en twee stokjes als eetgerei. Kijken wat de “locals” doen. Kommetje en stokjes nog eens extra afkuisen met papieren servetje. En dan eten … Met de stokjes van de centrale schotel eten in je eigen kommetje deponeren. Een kunst! Overigens is het eten lekker: perfecte gebakken kleine stukjes rundvlees met veel gewokte groeten, twee grote forel-achtige vissen met een makreel-achtige smaak, vegetarische schotel met paddestoelen, wortelen, courgettes, kleine maïskolfjes … Uitstekend! En van een gastvrijheid waar wij, verwende westerlingen, ons ongemakkelijk bij voelen.

Maar het is niet onze bedoeling om een ganse dag van die gastvrijheid te profiteren. Na een uurtje voert Krie ons terug naar “huis”. ’t Is bijna drie uur als we opnieuw een verfrissende duik in het zwembad kunnen nemen.

Bonn Om Toeuk.

Het waterfestival. De Tonlé Sap rivier is de enige rivier ter wereld die de ene helft van het jaar in de ene richting stroomt en de andere helft in de andere richting. Tijdens het natte seizoen stroomt er zoveel water door de Mekong dat de Tonlé Sap rivier, die bij Phnom Penh in de Mekong uitmondt, het overtollige water afvoert naar het Tonlé Sap meer. In het droge seizoen loopt het meer dan weer gedeeltelijk leeg naar de Mekong toe. Die kering van het water wordt uitbundig gevierd, in Phnom Penh, maar ook in Siem Reap.

We beslissen om deze avond in de stad te dineren. Met tuk-tuk erheen. Maar niet met Mister Krie want die moet op zijn bruiloftsfeest zijn. Andere tuk-tuk dus en een andere, jongere chauffeur. Betty heeft restaurant Grill & Wine uitgekozen. Probleem is dat tuk-tuk chauffeurs in Cambodja alleen maar speciale plaatsen of grote straten kennen, geen adressen. Dus wordt het zoeken. We raken alvast in de juiste straat maar er heerst een ongelooflijke drukte. Honderden brommertjes en tuk-tuks vullen de straten en versperren de kruispunten. Rode lichten lijken alleen maar als straatversiering te dienen: niemand respecteert ze. Vragen, straten afspeuren maar … restaurant is onvindbaar.

Verlichte praalboot ‘s nachts op de rivier.

Gelukkig heeft Betty een tweede restaurant genoteerd wat onze chauffeur wel kent. Inmiddels is het donker. Volle maan en overvolle straten. Het waterfestival is in volle gang. Vuurwerk wordt afgestoken. Op de Siem Reap rivier liggen kleurrijk verlichte boten. Straten idem ditto verlicht. We worden dicht bij het FCC restaurant gedeponeerd. Waar we heerlijk dineren … met koele Australische wijn. Voor mij een jong gefrituurd krabje wat je met “pantser” (zacht!) en al eet. En een echte espresso aan het eind.

Dan ons nog even in de massa wagen. Tienduizenden mensen slenteren langs de rivier en de honderden kraampjes. Verlichte pagodes, tempels, sterren, molentjes. Veel lawaai, licht, drukte, vuurwerk. Gekkenboel! Een uur afspreken geldt in Cambodja als “bij benadering, ongeveer”. Op een half uurtje min of meer komt het niet aan. Gelukkig vinden we om acht uur stipt onze tuk-tukker op de afgesproken plek terug. Nu nog even door het hectische verkeer worstelen en de dag zit er op.

De politie van Cambodja, uw vriend?!

Siem Reap remorque.

Iedereen noemt ze tuk-tuk maar de officiële naam is “remorque”, van het Frans. Neem een brommertje met daar achteraan een kar op twee wielen en je hebt een Cambodjaanse tuk-tuk. Die remorque kan je zo luxueus of zo spartaans aankleden als je wil. Er zijn er om toeristen te vervoeren (de meeste), of om vracht te versleuren, of zelfs om een waterbuffel te transporteren, kortom het nationale vervoermiddel van Cambodja! Wij nemen dus de toeristische remorque, met dak, maar verder open langs alle zijden. Dat garandeert een ideale airco bij tropische temperaturen. Zelfde chauffeur als onze taximan van gisteren. Op weg naar de Angkor Wat site.

Tempels.

Eerst toegangskaartjes kopen aan het Angkor Wat museum: een driedaags ticket kost 40 Amerikaanse dollar per persoon, cash, geen creditcard en compleet met identiteitsfoto. We besluiten – ietwat tegendraads – NIET te beginnen met de grootste en spectaculairste tempels maar het “grote circuit” in tegenwijzerzin te volgen.

Pre-Rup.

Redelijk goede asfaltwegen, slechts hier en daar wat putten, leiden door het oerwoud naar de eerste tempel: Banteay Kdei. Zwaar vervallen maar toch met mooie afbeeldingen van “apsaras”, Cambodjaanse danseressen, op de overblijvende zuilen. Tegenover Banteay Kdei, aan de andere kant van de weg, ligt een kunstmatig meer: privé rituele badplaats van vroegere Khmer koningen. De volgende tempel is Pre Rup, monumentaal, vierkant bouwsel met vijf torens vanop een hoog terras. De trappen zijn steil met 30 cm hoge treden = ZWAAR onder de tropenzon. Gelukkig verschijnen er af en toe wolken. Niet zo heel veel toeristen: we kunnen zelfs af en toe foto’s nemen zonder die onvermijdelijke toerist in beeld. In het binnenste van de tempel staat een boeddhabeeld. Een oud vrouwtje reikt ons een brandend wierookstokje aan: voor goed karma en een fooi.

Een paar kilometer verder ligt de oostelijke Mebon gekenmerkt door zandstenen olifanten op de vier hoeken. Oorspronkelijk lag deze constructie uit de 9de eeuw in een kunstmatig meer, maar daar is niets meer van te merken. Na Mebon rijden we verder naar Ta Som, een kleine boeddhistische tempel. Langs de achterkant houden de wortels van een reusachtige boom een toegangspoort in een ware wurggreep. Het oerwoud neemt weer over! Her en der aan de tempels proberen Cambodjanen reisgidsen te verkopen (die hebben we al) of sjaals of prullen. Vooral kinderen proberen pennen, prentkaarten en dergelijke te verpatsen voor “only one dollaaaar”. Terug bij onze tuk-tuk blijkt de chauffeur een hangmat te hebben geïnstalleerd. Overlangs aan het dak van onze “remorque” gespannen. En in die hangmat ligt hij rustig en diep te slapen. ’t Kost enige moeite om hem wakker te krijgen.

Slapende tuk-tuk chauffeur in hangmat in tuk-tuk.

Tijd voor lunch: aan eetgelegenheden bij de tempels geen gebrek. Onze tuk-tuk chauffeur brengt ons naar een “restaurant” tegenover Neak Pean. Eigenlijk is het meer een hangar met golfplaten, maar waaronder rieten matten zijn bevestigd. ’t Ziet er proper uit en … ook nog lekker eten: een soort zeer fijne pasta (mihoen?) met  scampi’s voor mij en hetzelfde maar vegetarisch voor Betty. Aan geen prijs: 16,50 $ met nog een Angkor biertje en een tonic er bij.

Neak Pean is speciaal en weer anders dan de andere … Op een eiland in het midden van een meer met dode bomen ligt ook nog eens een vierkante vijver. Een lang vlonderpaadje verbindt de oever met het eiland. Op een klein houten podium langs de rand van dat pad speelt een orkestje traditionele Khmer muziek. Een muzikant heeft een houten been … landmijn! In het midden van het eilandje staat een toren die in elkaar verstrengelde slangen moet voorstellen. Allerlei beelden lijken als het ware uit het donkere water op te duiken. Een pas getrouwd koppeltje met fotograaf – bruid kitscherig in ’t wit, bruidegom in donker kostuum – loopt te poseren.

Muzikanten op houten steiger.

Open moeras landschap met dode bomen.

Politie in Preah Khan.

De laatste tempel op ons menu, weer kilometers verder: Preah Khan, één van de grootste tempels, in oppervlakte althans. Betty laat zich verleiden tot de aankoop van een sjaal. Oorspronkelijk geprijsd aan 3 $ maar na blijk van desinteresse daalt de prijs tot 2 $! “Cambodia 100 % silk” vermeldt een piepklein etiket.

Toeristen voor tempel met grote kapok-boom op dat van tempel.

Het tempelcomplex zelf is een doolhof van gangen, binnenplaatsjes en tempeltjes in een tempel. Ook hier weer hebben een paar bomen stukken van de tempel in hun wortelgreep. De wortels lijken als gestolde lava doorheen de muren, daken en funderingen te zijn gebroken.

Twee toeristen in smalle tempel-doorgang.

Een politieagent begeleidt een koppel doorheen het labyrint. Hij toont ze zowaar fotogenieke plekjes en … begint zelf met het fototoestel van het paar foto’s te nemen. We volgen hem. Inderdaad, hij lijkt de mooiste en interessantste locaties te kennen. Interessant, ook voor ons: geen toeristen op onze foto’s. Maar wel gek. Uiteindelijk wandelen we verder tot aan het westelijke uiteinde. Maar zou onze tuk-tuk niet aan de oostelijke kant op ons wachten?

Overgroeide tempel in oerwoud.

Terug dus, doorheen het gangenstelsel. En … daar komen we onze politieagent weer tegen. Hij wijst ons een speciale plek aan: voor mooie foto’s. Dan wijst hij op ons fototoestel en stelt voor een foto van ons twee te nemen. En nog één. En hier: speciale pose met handen als lotusbloem gevouwen en daardoor een lichtstraal. En één aan een fotogenieke nauwe doorgang! ‘k Heb het al lang begrepen: dat gaat ons hier zeker geld kosten. Inderdaad, de kat komt op de koord: politieman geeft camera terug en vraagt – vriendelijk glimlachend – een “kleine” fooi. Ik heb alleen maar een briefje van 1 $ of anders … 10 $ als hij kan terug geven? Tarief blijkt eigenlijk 2,50 $ per persoon te zijn en JA, hij kan terug geven. Zijn alle agenten in Cambodja zo vriendelijk. “Sure”, zegt hij en hij voegt er nog een toeristische tip aan toe: morgen is ’t waterfeest in Siem Reap! Misschien moet Cambodja de politie wat meer gaan betalen?

Onze tuk-tuk blijkt toch niet aan de oostelijke ingang te staan. Voor een derde keer dan maar terug door de tempel gewandeld … naar de westelijke ingang. Onze politieman is niet meer te bespeuren, onze tuk-tuk chauffeur gelukkig wel. ’t Was een leuke dag maar nu hebben we even genoeg tempels gezien. Morgen naar het Tonlé Sap meer?

P.S. Dit zou het droge seizoen moeten zijn maar vanavond barsten toch een paar serieuze tropische buien los.