Een verhaal van steen … dolmen en marmer.

30 juli 2024

Een streek leer je niet echt kennen als je er niet gewandeld hebt. Deze morgen stappen we van ons vakantiehuisje, langs grindwegen en -weggetjes tot aan de “grote” baan (+/- 1,7 km).

Dolmen.

Van verkennen gesproken: we komen aan de – amper officieel aangeduide – Antas do Olival da Pêga, dolmens! ”Anta” is de Portugese naam voor een dolmen met één grafkamer. Deze Dolmen werden pas in 1951 ontdekt en in 1990 uitgegraven en vrijgemaakt. De eerste die we bezoeken – midden in een veld met kurk- en steeneiken – is “Anta 2”. Gek dat hier geen enkele toeristische uitbating, noch indicatie is. Twee paarden en een ezel komen aangelopen en willen geaaid worden: ze zien hier niet zo veel (geen?) toeristen blijkbaar.

Nog moeilijker te vinden is “Anta 1”, aan de overkant van de grindweg, verscholen tussen bomen en struiken. De wielewaal fluit hier een lustig deuntje en we horen bijeneters. Even later ontdekt Evelien de kleurrijke vogeltjes op elektriciteitsdraden; mooi met verrekijker!

Marmer.

Deze namiddag splitsen we op: de “meisjes” (Lou en Evelien) blijven “thuis”; wij gaan naar Vila Viçosa.

In de buurt van Alandroal – centrum van wijngaardslakken – stoppen we even bij een “standbeeld” van een slak. Op het huis ernaast zijn merkwaardige afbeeldingen van gezichten aangebracht in het pleisterwerk.

Voor het binnenrijden van Vila Viçosa wacht nog een verrassing: gigantische bergen steenafval van marmergroeven! Onvoorstelbaar: honderden meters ver en in alle richtingen stapelen de stukken marmer op. Even zo’n aarden zijwegje inrijden: grote delen van de marmergroeves lijken al lang verlaten: roestige hokken en kranen tussen de marmerbergen. Maar grote trucks op de weg bevestigen de hedendaagse marmer-activiteit.

Eeuwenlang, vooral van de 13de tot de 19de eeuw, was Vila Viçosa gekend en beroemd omwille van de roze marmer die er werd (en nog altijd wordt!) ontgonnen. Natuurlijk is er een marmer museum in de stad.

Vila Viçosa.

In Alentejo moet je in steden op het centrale plein – meestal “Praça de la República” – parkeren. Doen we nu ook. ‘t Is een lang, rechthoekig plein met aan de ene kant de Igreja de São Bartolomeu en aan de andere kant het onvermijdelijke Castelo, deze keer met twee ronde torens aan de ingangspoort. Binnen de muren van het Castelo is er een tuin, museum, woonhuisjes en straatjes, zelfs een kerk met kerkhof. Alle grafzerken zijn van marmer. Andermaal is op de kantelen van de burcht klimmen “proibido”! Toch even doen – geen levende ziel op straat – uitzicht over de stad, maar Monsaraz is veel beter.

Op naar het paleis van de hertogen van Bagança1 aan de “Terreiro do Paço”, een plein dat wat betreft grootte en statigheid kan wedijveren met pleinen in Parijs, Londen of Rome. Alleen … hier is niemand, laat staan een toerist. Uiteraard is het paleis volledig in marmer opgetrokken. De Igreja dos Agostinhos domineert de overkant van het plein. Het paleis is ook binnen te bezoeken: alleen met gids, elke 15 minuten en als je alles wil zien kost je dat 19 € en ongeveer 4 uur. Doen we niet! Bij deze temperatuur verkiezen we een artisanaal biertje in een café/restaurant om de hoek.

Nu nog brood kopen – ongelooflijk lekker brood in Alentejo; hier zijn nog echte bakkers; er is geen Portugees woord voor “broodverbeteraar” – en dan terug naar huis.

Observatório lago Alqueva.

Doordat er zo weinig bewoning is in deze streek en bijna geen nachtelijke verlichting met bovenop zelden bewolking, is dit een Europees “dark sky” gebied.

We hebben afspraak om 22:00 uur met de sterrenwacht van het Alqueva-meer. We zien de melkweg “opkomen” en bewegen, de Grote Beer en de Kleine beer, de poolster (nee die is NIET de helderste ster aan het firmament, verre van zelfs), verschillende sterrenbeelden … Door telescopen bekijken we sterrenwolken en -nevels waar sterren “geboren” worden en waar sterren “sterven”. Alleen is de uitleg in het Engels te snel en vooral veel te technisch. Lou ziet de meeste sterren in haar dromen op de schoot van Evelien. 😂

Wat een lange en vermoeiende dag. Rustdag morgen?

  1. Die hertogen van Bragança hebben nogal wat paleizen gebouwd in Portugal. Bij voorbeeld ook in Guimarães en in Chaves. ↩︎

Castelos in Alentejo.

29 juli 2024

Om 7 uur is het al 24° C onder een blauwzwarte, dreigende hemel. ‘t Heeft inderdaad een beetje geregend vannacht en blijkbaar erg gewaaid: de grote zwembad-eend is 20 meter verder uit het zwembad geblazen, net zoals de Samson & Marie luchtmatras van Lou. Er staat een stevige maar zwoele wind uit het noorden. Weg de heerlijk-koele 18°C ochtenden.

Alandroal.

Vandaag wordt een “burchten-dag” of “Castelo-dag”. Onze eerste bestemming is Alandroal, wat we gisteren onachtzaam voorbij reden. ‘t Is een klein stadje en de sfeer is wat beklemmend: indrukwekkende kasteelmuren domineren het centrum. Donder rommelt in de verte. De lucht is dreigend donker; af en toe vallen er dikke, warme druppels uit de lucht.

De Castelo is vrij te bezoeken maar de kantelen zijn “off-limits” wegens te smalle en te gevaarlijke trappen. Overigens wordt het kasteel nu gerestaureerd op +/- 12 maanden tijd voor en goeie 600.000 €. David heeft nood aan een “salgado”, zoute snack in de vorm van een worstenbroodje … of twee. Wij stellen ons tevreden met excellente espresso onder een parasol … in de regen. Alandroal is overigens een culinair centrum van wijngaardslakken (niet geproefd).

Terena.

Een volgende Castelo vinden we in Terena, dichter bij Monte de Santa Maria. Maar wat een dorpje is dit: hier belanden we in een andere tijd. Alles lijkt hier oud tot zeer oud, behalve een paar overgebleven lokale inwoners die in blote bast rondlummelen.

Opnieuw is de Castelo vrij te bezoeken, maar … weinig te zien want je mag andermaal de kantelen niet op. Het pittoreske dorpje daarentegen is een bezoek meer dan waard: witte huisjes, bloemen, smalle kasseistenen straten. We beklimmen de oude klokkentoren en zien het verroeste binnenwerk van de nog steeds werkende klokken en het uurwerk met eenvoudigweg een rotsblok als tegengewicht.

Op naar onze volgende bestemming aan het meer van Alqueva: Mourão, nog maar een paar kilometer verwijderd van de Spaanse grens.

Mourão.

Opnieuw naar de Castelo? Eerst lunchen! We kiezen de Casa dos Lacerdos op de Praça da República. Hier eten we Gazpacho Alentejano com Cação (Betty en Evelien).Nee, dat heeft niks vandoen met cacao maar alles met de cação-vis. In Portugese Gazpacho zijn de groenten niet gemixt maar zwemmen ze als blokjes rond in water met ijsblokjes. Bovendien worden er hier gezouten en gefrituurde lappen vis bij geserveerd. David en ik kiezen voor Feijoada: een stoofschotel met bonen, laurier, kool, kruiden en allerlei soorten varkensvlees, eigenlijk alle overschot die je in de koelkast nog kan vinden. Eetbaar, maar nu ook weer niet om over naar huis te schrijven.

De Castelo dan. Lijkt indrukwekkend, van buiten gezien dan, want burcht en kerk zijn gesloten tot 14:00 uur! Panorama’s over het meer zijn leuk. Maar de grootste attractie – althans voor Lou – is een grote schommel, dicht bij de rand van het ravijn.

Nog even tot aan de rand van het meer rijden/ stappen … ook niet speciaal. “Ons” zwembad is leuker. Allen daarheen nu, want de donkere wolken zijn verdwenen! De zon en de blauwe luchten zijn opnieuw van de partij. Joepie!

Met de handpan in Elvas.

28 juli 2024

Onze eerste “lange” uitstap in de Alentejo: naar de stad Elvas, UNESCO werelderfgoed, een dik uur rijden vanaf ons vakantiehuis (+/- 70 km). De weg er naartoe is helemaal niet eentonig: geen snelweg maar lokale wegen, geen verkeer (=bijna letterlijk te nemen), weinig huizen, een landschap dat aan Afrika doet denken (vervang de acacia’s door kurkeiken) of soms – met de gele stoppelvelden – aan Toscane. De streek is net zoals de weg: verlaten! Boerderijen en dorpjes liggen ver van elkaar. We passeren Alandroal, met burcht en de ruïnes van het kasteel van Juromenha (wordt nu gerestaureerd).

Zwart varken.

Af en toe rijden we langs kilometerslange domeinen waar zwarte varkens half wild rondlopen. Dit zijn de beroemde “porcos pretos”, volgens de lokale overlevering een kruising tussen de “gewone” varkens en wilde everzwijnen. Net zoals de Jamón Iberico in Spanje zou de hesp ervan een lekkernij zijn. Moeten we dringend uitproberen.

Langsheen de weg wordt de nieuwe controversiële Hoge Snelheid Trein-lijn van Lissabon naar Madrid gebouwd.

Elvas.

We parkeren net buiten de stadsmuren: Elvas ligt geprangd tussen eeuwenoude vestingmuren in stervorm. Een gepensioneerde Portugees lijkt op de parking de auto’s te bewaken. Moet ik hem betalen? Hij spreekt nog minder Engels dan ik Portugees maar wrijft duim en wijsvinger tegen elkaar: het internationale “geld-gebaar”. Hoeveel? Een Portugese mevrouw die wel Engels spreekt schiet te hulp: gangbaar tarief is 20 eurocent. Met mijn ene Euro is hij blij voor vijf!

In Elvas herkennen we al meer de typische Portugese steden: veel statige monumenten en kerken, maar ook dito kleine straatjes en witte huisjes. Alleen valt het op: hier zijn extreem weinig toeristen. De omwalling is indrukwekkend. Vanaf het kasteel krijg je een prachtig zicht over de stad EN de omringende heuvels met burchten op de top. Wel betaal je 3 € per persoon, kinderen gratis, gepensioneerden halve prijs om de burchtruïne te bezoeken – Monsaraz was gratis en even spectaculair! “Money well spent” laat Evelien zich sarcastisch maar luidkeels ontvallen.

Pedras do Castelo.

Lunchtijd! Aan de overkant van het plein, aan de voet van het kasteel (Pedras do Castelo) is een leuk mini-terras in de schaduw: bezet! Binnenin is het al even “mini”: één tafel voor vier of vijf, één tafel voor twee, kleine toog, klein keukentje in een apart kamertje daarnaast. De baas legt ons uit dat hij voor lunch alleen maar tapas serveert. Perfect voor ons.

We eten Pastel de Bacalhau (viskroket), Rissóis Camarão (garnaalkroketje), Jin Jao (een soort deels gebakken Japanse (of Chinese?) dumplings) en … Linguiça Grill. Dat laatste zou de “nationale worst van Portugal” zijn: varkensvlees, kruiden en lichtjes gerookt. Pittig! Blussen met Super Bock (Portugees bier).

Handpan.

In het restaurant hangen aarden schotels, aarden lampenkappen, schilderijtjes. De kok is tevens pottenbakker, schilder, beeldhouwer, bouwer van muziekinstrumenten. Hij troont ons mee naar een zijkamertje: zijn “expositieruimte”. Lou mag één van de rare instrumenten bespelen. ‘t Blijkt een handpan te zijn, een “tambor de mão”, eigenlijk een soort van stalen drum met gaten. D’er is overigens niets Portugees aan: de oorsprong is Trinidad! Ik koop hier een pet van Portugese kurk (24 €): mijn oude pet sneuvelde in het zwembad van Monte de Santa Maria.

Nog eventjes rond kuieren, maar bij deze warmte valt het niet mee. In een kerkmuur zit een rond gat: offerblok voor wie geen tijd heeft om de kerk te bezoeken. Armoreira aquaduct uit de 16de en 17de eeuw nog bewonderen, fotograferen en terug naar huis … afkoelen! We hebben waarschijnlijk nog niet eens de helft van Elvas gezien.

Het weer “slaat om”. Eentonig grijze wolken verbergen de zon waardoor de temperatuur amper zakt. Ook het verfrissende avondwindje blijft uit, wat de cicaden niet belet om nog harder “van katoen te geven”. Voor vannacht wordt zelfs regen en onweer voorspeld. Toch maar al onze spullen en de kussens van het terras binnen halen. Gelukkig is er airco in alle slaapkamers van Monte de Santa Maria want het koelt helemaal niet af. We zien morgen wel.

Menhirs.

27 juli 2024

Deze keer joggen we een andere kant op dan gisteren: de 1,7 km lange grintweg volgend tot de M514 naar Monsaraz. En we joggen met drie: David is er bij net zoals de twee luchtballonnen van gisteren.

Menir da Bulhoa.

Eens Telheiro gepasseerd zien we een toeristische aanduiding voor de “Menhir da Bulhoa”. De Alentejo was al in de prehistorie (het neolithicum) bewoond. Daarvan getuigen de vele menhirs (grote rechtopstaande stenen, meestal met symbolen ingekerfd), dolmens (oude grafstenen van grote platte rotsblokken) en “cromlechs” (hunebedden in het Nederlands: cirkels van rechtopstaande menhirs). Even naar die Bulhoa-menhir gaan kijken: alleen het bovenste stuk is authentiek, de “sokkel” is “nieuw”.

Menir do Outeiro.

We hebben de menhir-smaak te pakken: na het ontbijt rijden we naar het pittoreske kerkje van Barrada. Vandaar is het nog 850 meter heel aangenaam wandelen tot de hoge en intacte menhir van Outeiro, langs een grintweg met wilde venkel, brem en cactussen … en langs een krot met geiten en rommel en … mensen … adres: AS-5 OLIVEIRAS. Ook dat is de Alentejo, nog altijd een heel arme streek. Even aan twee “peekes” op het dorpsplein de juiste richting van ons volgende doel vragen: São Pedro do Corval. Nee, ik spreek geen Portugees en zij geen woord Engels, maar alleen maar “voor de sport” en om vriendelijk lachend obrigado te kunnen zeggen.

São Pedro do Corval.

Dit dorpje is een centrum van pottenbakkers. Maar eerst – na de obligate ochtend-koffies in een bar waar ze geen woord Engels verstaan, maar zoals gewoonlijk heel vriendelijk zijn – stappen we naar het dorpsplein. Andermaal een leuk dorpje, helemaal niet toeristisch. In een “mercearia” – dorpswinkel, deze keer duidelijk aangeduid – doen we boodschappen. Alles verloopt vlot, tot de bazin ons wil duidelijk maken dat “frango” (kip) niet hetzelfde is als “perú” (kalkoen). Ze wil maar niet aannemen dat we het begrepen hebben … tot ik met “koelekoelekoele”, het universele kalkoen-geluid naboots. Dan is het goed: we mogen kalkoensneetjes kopen.

Te laat om nog het museum van pottenbakkers te bezoeken. Terug naar huis voor lunch. Hier moeten we later nog terug komen.

Ervideira.

In de late namiddag – na een paar uurtjes zwembad – aperitieven we in Monsaraz, in wijnbar Ervideira, net binnen de stadsmuren. ‘t Is het vroegere schoolgebouw van het kasteel. Eerst twee soorten witte wijn van Alentejo proeven. Dan beslissen om de ene fles te kopen en mee te nemen en de andere op het panorama-terras soldaat te maken. Een Alentejaanse kat komt Lou en mij verleiden: ze wil duidelijk geaaid worden. Maar als een cicade van een parasol valt, komt haar jagersinstinct boven: in geen tijd kauwt ze op de arme cicade. Harde natuur … wij kijken uit over de rode pannendaken van Monsaraz en het Alqueva-meer, nippend van ons wijntje.

P.S. Vandaag granaatappelbomen op het domein van Monte de Santa Maria ontdekt en ook een oude, niet meer gebruikte waterput met tandwielen.

Monsaraz.

26 juli 2024.

Zalig … joggen in de Alentejo om 7 uur ‘s morgens bij 18° C. Door de in de zomer immer heldere hemel koelt het ‘s nachts flink af. Het voelt bijna Afrikaans aan: rode aardewegen, houterige geur, zon … alleen vervangen strak in het gelid staande olijfbomen de Afrikaanse acacias. Rechts van ons (Evelien en ik joggen samen aan mijn trage tempo) ligt het dorpje Monsaraz op een grote “puist” in het landschap. We lopen langs een gehuchtje – Barrada – en passeren de openbare wasplaats van Outeiro. Vijf kilometer in totaal; morgen opnieuw?

Water.

Hoe zit dat nu met drinkbaar water van de kraan? We zien Portugezen hele plastic “bidons” drinkwater aansleuren (en hebben er dus ook één gekocht). Nochtans is kraantjeswater officieel drinkbaar en veilig en … zou veel chloor bevatten. Dat laatste zou dan weer een onaangename smaak geven. Proef op de som genomen: geen probleem!

Wijn.

Hoe zit dat nu met die excellente wijnen van de Alentejo? Gisteren hebben we een goedkoop (3,5 €), maar lekker en licht streekwijntje gedronken. De “dure” supermarkt-wijnen van de streek kosten 12 tot 15 € maar het alcohol-percentage is minstens 14,5 tot zelfs 16,5 (!) procent! Proberen?

Monsaraz.

Vanuit Monte de Santa Maria zien we Monsaraz in het zuidoosten liggen, op een “boogscheut”: allen daarheen! Met de auto tot een parking, op de berghelling van Monsaraz net buiten de verdedigingsmuur.

Maar wat een dorpje is dit! Geïsoleerd op de top van een berg/rots, volledig ommuurd, alle huisjes wit en blauw geverfd, een kasteelruïne, stille straatjes met scherpe kasseien geplaveid, hier en daar een inwoner die vanop een bankje naar het verstrijken van de tijd kijkt en “Bom Día” antwoordt als we dat eerst vriendelijk zelf hebben gezegd. Spectaculaire uitzichten over de vlakte van de Alentejo en het 250 km² grote stuwmeer van Alqueva. Hier en daar hangen oude foto’s van Monsaraz aan gevels.

Hier zijn weinig toeristen zodat we ongestoord door het dorpje kunnen struinen. Vele restaurants en wijnbars, die … ten vroegste openen om 12 uur ‘s middags. Maar het cafeetje aan de kasteelruïne (gratis te bezoeken) is wel open: een excellente espresso kost er 1 euro! Hier komen we nog terug.

Deze namiddag “wachten” we op onze vijfde reisgezel: David. Hoewel, « wachten » is hier grotendeels gelijk aan stoeien in het zwembad (vooral Lou), yoga (Evelien) of gewoon luieren in de schaduw van oude olijfbomen (iedereen).

Einde de namiddag trekken Betty en ikzelf er op uit: nog wat kleine boodschappen doen in een lokaal winkeltje in Outeiro. Die “Mercearia” is echter niet zo gemakkelijk te vinden: op de door Google Maps aangeduide plaats blijkt niet zo direct een winkel te zijn. Vreemd! Maar hier is een huis met een aantal lege butaan gasflessen naast de deur. De deur staat open maar de ingang is afgesloten door anti-vlieg linten. Toch maar even binnenkijken. “Boa noite”, ja dit is inderdaad een kruidenierswinkeltje met basis-producten! Precies wat we nodig hebben: koekjes, sapjes, tomaten, chips en Alentejo-wijn.

Straks de aankomst van David vieren.