Zambujeira: do Mar? de Baixo? of de Cima?

2 augustus 2024

Mist, atlantische mist … kan niet anders: de Atlantische oceaan ligt op 10 km in vogelvlucht van ons vakantiehuis. Gelukkig trekt de mist snel op: om 9 uur breekt de zon al door. Laten we de Portugese Atlantische kust verkennen (Evelien was hier vorig jaar).

Zambujeira do Mar.

Zambujeira do Mar lijkt op het eerste zicht een badstadje van “dertien in een dozijn”, wel (nog?) niet druk en met de vele witte huisjes maakt het een lieftallige indruk. Maar aan de oceaan valt mijn mond open van verbazing: tientallen meters hoge kliffen, een strand en een baai in hoefijzer-vorm. Hier loopt de Rota Vicentina, een wandelpad langs de kustlijn van zuidelijk Portugal, langsheen kleine verlaten strandjes, over rotsen, rond baaien en inhammen … eerst even afdalen naar het strand: ‘t is vloed, de oceaan komt snel op. Een reeks parasols duidt impliciet welk deel bij vloed droog zal blijven. We wandelen een klein stukje van de Rota Vicentina: over de berghelling tot we zicht hebben op de volgende baai. Wonderlijk!

In Café Paraiso spreekt de mevrouw geen woord Engels maar de espresso is lekker, de pastéis de nata ook en we worden bedankt met “Danke Schön”.

Zambujeira de Baixo en de Cima.

Gewoon terug naar huis rijden is niet avontuurlijk genoeg voor David. Hij stelt (min of meer dwingend) een “scenic route” voor, langs Carvalhal, Odeceixe en Zambujeira. Doen we. Evelien kent een deel van de weg, beschrijft strandbars en restaurantjes onder de weg, en weet zelfs dat we “achter de volgende bocht” Afrika gaan zien. Inderdaad: een klein natuurpark met struisvogels, zebra’s en … Amerikaanse bizons (!?). Eventjes van de kust af zijn er tientallen plastic serres / plantages van allerlei groenten en fruit. Vandaar de vele Indisch uitziende mensen in Zambujeira? Blijkbaar worden de seizoens(?)-arbeiders met bussen aangesleept.

Dan rijden we een grindweg in, de “scenic route”! Wat een tocht, wat een berglandschap! Hier is duidelijk een paar jaar geleden een grote bosbrand geweest. Vele bomen zien zwart maar … zijn niet dood: nieuwe groene loten ontspringen overal. Maar dorpjes zijn er niet … meer(?)!, wel ruïnes van huizen in Zambujeira de Baixo, in Zambujeira de Cima. Dan toch hier en daar een enkel huis wat nog bewoond lijkt. De weg slingert voortdurend op en neer over hellingen. In de verte doemt de 902 meter hoge Fóia op, hoogste berg van de Algarve. Ver van de Algarve zitten we inderdaad niet. Twee uur in de namiddag is het als we terug thuis zijn: lunch over tijd!

Eucalyptus.

Om 18:00 uur is de temperatuur gezakt tot ”jogging-mogelijk-niveau” (25° C). Evelien en ikzelf “hit the road”. Al snel belanden we in een Eucalyptus aanplant. Eucalyptus bomen worden vooral voor de papierindustrie aangeplant, voor bio-brandstof (=niet milieuvriendelijk) en omwille van eucalyptus olie. Zij groeien snel, maar … zijn enorm brandbaar en een plaag gebleken voor Portugal. Hoewel, de Eucalyptus-boom overleeft dikwijls een bosbrand en schiet opnieuw onderaan uit. Ook de zaden zijn brandbestendig.

Toch wel zware (voor mij) 6 km tocht, langs een vijvertje en een lapje grond waar een mevrouw onverstoorbaar, zonder of of om te kijken, een soort groenten oogst.

Vanavond “albondigas” (balletjes) in tomatensaus met rijst. Overgoten met een rood Alentejo-wijntje zal dat smaken. 🤪

Beja-vu.

1 augustus 2024

Een overgangsdag: we verhuizen naar het zuidwesten van Alentejo. Maar eerst nog een jogging met drie, langs Barrada, de menhir van Outeiro, daarna op en rond een steile berghelling.

Er staat een witte bestelwagen (“white van”?) op een verlaten grindweg aan de voet van de helling. Wij moeten de berg op. Uit de auto komt een Portugese boer, een spraakwaterval die druk gebaart. Ik begrijp dat hij zijn koeien komt controleren. Die lopen vrij rond en hebben allemaal een bel rond hun nek. Elke koe (of schaap of geit) heeft haar eigen bel met eigen klank. In Alentejo maken een paar ambachtslui deze bellen nog manueel. Regelmatig moeten de koebellen “herstemd” worden, net zoals een muziekinstrument. Maar wij joggen verder … de bergrichel op: aan de ene kant zicht op dorpjes en olijfgaarden; aan de andere kant een Afrikaans aandoend panorama.

Miradouro Alqueva.

De route naar Monte dos Pinheiros, onze nieuwe verblijfplaats voert langs het Alqueva-meer naar het zuiden. Als afscheid van dit deel van de Alentejo, biedt een uitkijkpunt op een bergtop – de Miradouro Alqueva in Almeira – nog een prachtig panorama: de blauwe lucht, verdord geel gras, groene bomen, blauw meer. Almeira zelf heeft nog een “Praça de Touros”, stierengevecht arena.

Beja.

Zowat halfweg onze rit van 200 km, 3 uur (want kleine wegen!) stoppen we in het centrum van Beja, de grootste stad van de Baixo Alentejo. D’er is een Castelo – natuurlijk – maar wat voor één: ‘t is mooi gerestaureerd; er is één grote gotische verdedigingstoren; de kanteel-muren zijn intact – EN – je kan zowel kantelen (vrij) als toren bezoeken (betalend: 2 € p.p.); bomen, bloemen en groen omzomen de muren.

Maar eerst flaneren we met een honger-gevoel door de bijna lege straatjes. Tot we op de rustige Praça da República belanden en het terras onder schaduwrijke bomen van Pinguinhas – Tapas & Petiscos, ontdekken. Hier lunchen we met brood, olijven, kaas, ham van porco preto, calamares, ei met asperges, hmmmm. Voor één keer spreekt de kelner – een vriendelijke student – perfect Engels EN bedient hij ons prefect. ‘t Is een student Lichamelijke Opvoeding die volgende week naar Lissabon vertrekt en later zelf les wil geven.

Pas na het dessert (Italiaans ijsje van “Sabor & Arte” – maar Lou verkiest een “calipo”) bezoeken we de Castelo. Nee, we hebben geen déjà-vu gevoel in Beja. 🤣

São Teotónio.

Het landschap na Beja is af en toe eentonig – vlak, rechte wegen, kilometerslange stoppelvelden afgewisseld door fruitboom-aanplant (perziken?). Vóór Odemira wordt het opnieuw bergachtiger en … groener! ‘t Is hier amper 27° C, koud, als je van 37° C komt.

Nu inchecken bij Monte dos Pinheiros, dan “snel” boodschappen doen … in de “Intermarché” van São Teotónio. Wat een vreselijke winkel-ervaring: overvolle supermarkt; het lijkt alsof het publiek voor één derde uit mensen met Chinese achtergrond bestaat, verder nog één derde Indisch-Nepalees en het laatste derde … half-blote toeristen! Zijn onze “toerist-loze dagen” voorbij?

Bij het avond-aperitief bezoekt een kleine kikker ons terras. Maar voor het eerst eten we binnen in huis … te koud buiten voor ons!

Het Hunebed van Xerex.

31 juli 2024

Monsaraz hebben we nog niet volledig gezien. ‘t Ligt dicht bij ons vakantiehuis en ‘t is toch een “rustdag”, dus: daarheen! Dat is echter zonder David gerekend die, wanneer hij een wegwijzer ziet naar ”Convento da Orada” fluks die richting uit rijdt.

Convento da Orada.

De Convento da Orada is een oud klooster, omgevormd en gerestaureerd tot hotel / expositieruimte, te bezoeken voor de prijs van 5 € per persoon (Lou wordt nog niet als “persoon” gerekend en mag gratis binnen). Binnenin is er een maquette van Monsaraz, tientallen moderne schilderijen, aangename kloostergangen, prachtige zichten op de omgeving en … ‘t is er aangenaam koel! Zelfs de oude, niet meer gebruikte kerk is gerestaureerd: je kan er vanop de preekstoel zelf een preek afsteken, al dan niet in het latijn. 🤣

Xerex Cromlech.

Maar buiten wacht nog een verrassing: het hunebed van Xerex ligt op een paar honderd meter van hier, te bereiken via een vlak voetpad in beton. Een hunebed (of “cromlech” in het Engels) is een verzameling van menhirs in cirkelvorm opgesteld met één centrale menhir). Eigenaardigheid hier is dat het geen cirkel is maar een vierkant waarin de 50 menhirs zijn opgesteld!? Dit hunebed staat niet op zijn oorspronkelijke vindplaats in Xerex, want … sinds het sluiten van de poorten van de Alqueva-dam, ligt Xerex onder water. Het hunebed is de enige neolithische structuur die werd verhuisd om te vermijden dat het onder water zou verdwijnen. Dat doet niets af aan het feeërieke karakter van dit hunebed in deze omgeving. Maar of het oorspronkelijke hunebed een cirkel of een vierkant was, kan niet meer met zekerheid worden vastgesteld.

Monsaraz.

Tijd voor onze traditionele ochtend-espresso (om 12:00 uur?) in de Casa da Miralha in Monsaraz. Waarna we andermaal door het dorpje flaneren en deze keer tot aan het verste uitzichtpunt, de bouwvallige Miradouro da Ermida de São Bento stappen. Dan nog even van dichtbij de eigenaardig witte koepel bestuderen, net buiten de muren. Het is waarschijnlijk een oude moskee of moslim-winkel, omgevormd tot kapel maar … niet toegankelijk. Terug naar huis dan …

Ermida de Santa Caterina de Monsaraz.

Of nog niet helemaal! Er is nog de Ermida de Santa Caterina de Monsaraz, het meest eigenaardige kerkje dat we ooit zagen. Het lijkt nog het meest op een kleine versterkte burcht, vrij te bezoeken. We ontdekken een smalle wenteltrap naar boven, niet breder dan de heupen van een “normaal” persoon. David en ik weerstaan niet aan de verleiding en we wurmen ons naar boven, helemaal tot op de dak met kantelen. Prachtig zicht op Monsaraz van hier uit. Daarna eventjes terug afdalen tot een gang die binnenin rond de koepel loopt. Spannend: alles hier ziet er uit alsof het elk moment kan instorten. Maar ‘t staat hier al eeuwen, dus …

En tot slot van de dag – na een paar uurtjes aan het zwembad van Monte de Santa Maria – aperitieven we in Monsaraz in Ervideira, wijnbar. Lou verbroedert met een lokale kat en mag zich vanaf nu officieel “cat girl” noemen. Wij slaan de opgeklede Portugese families gade die vanavond komen eten in Monsaraz.

Morgen een andere dag en andere horizonten in Alentejo.