Dalasi.

30 december 2024.

We checken uit bij Riverside Lodge in Bansang. Ossy heeft onze rekening klaar gemaakt en … we kunnen cash in euro betalen, zoals voorzien, alleen … eten en drank te betalen in dalasi. We schrapen al onze dalasi-flappen samen en houden achteraf nog 2.000 dalasi over, een goeie 25 €! Genoeg om onderweg wat diesel bij te tanken.

Een overgangsdag: een rit van 300 km, 5 uur rijden, terug naar de kust met geen echte mogelijkheid om ergens rustig te stoppen, de benen te strekken of iets te eten. Uiteraard vele politie en militaire controles; het stopteken is belangrijk maar het verschil tussen beide is niet altijd duidelijk. Door de nabijheid van de Senegalese grens zijn er ook “immigration” controles maar die kan je gewoon negeren.

Na ruim 4 uur passeren we Brikama met de gewoonlijke drukte en verkeersopstopping. Alhoewel, vergeleken met de rust in het oosten van Gambia voelt dit opnieuw als een andere wereld. Net zo als we Kololi Beach Resort bereiken: de straten zijn ongelooflijk druk, lawaaierig en stoffig terwijl het hotel netheid, groen, comfort, chic uitstraalt: drie zwembaden, strandbar en dies meer. Dit is waar de Europese zonnekloppers de winter ontvluchten.

Iemand van Kololi stelt zich voor als onze contactpersoon voor elk praktisch probleem: Omar, de zoveelste Omar al in Gambia! Bij de Mandinka krijgt de eerstgeboren zoon altijd de naam Lamin, het eerstgeboren meisje Fulah of Mariama. Maar Omar is hier dus blijkbaar ook erg in trek.

Ons ruime appartement voor 5 heeft een redelijk uitgeruste keuken, dus: self-catering! David, Betty en ikzelf rijden met de auto naar een supermarkt, een kleine kilometer verderop (Evelien en Lou vind je aan één van de zwembaden). Door het verkeersinfarct hier, duurt dat ruim een kwartuur. In de supermarkt kan je alleen cash betalen. Geen nood, er is een bankautomaat net ernaast: al zeven dagen buiten gebruik volgens een groenten verkoper. Geen nood: aan de overkant van de weg is er nog een ATM (bankautomaat): ook leeg of buiten gebruik! Frustrerend: we kunnen niets kopen door gebrek aan cash. Ik wandel terug naar het hotel continu zoekend naar nog ATM’s. David en Betty rijden met auto terug. Uiteindelijk bijna ten einde raad een werkende automaat met geld gevonden, waar ik 8.000 dalasi uit haal.

Twee blikken Boni tomatenblokjes

Niemand heeft nog energie om opnieuw naar de supermarkt te rijden. Maar bijna rechtover Kololi Beach is een mini-market. We vinden er Indische spirelli, tomatensaus van Colruyt en bouillon-blokjes van Jumbo. Jaja, de Benelux grootgrutters zijn actief in Gambia. Nog wat Goldfinch-biertjes en soft-drinks inslaan en we kunnen overleven.

Snel – want ‘t is al laat; na zessen; over een half uur is het donker – nog even het strand en de hotel-omgeving verkennen; snel het grote zwembad in; dan kunnen we “dineren”.

Basse Santa Su.

29 december 2024.

Bansang.

In Bansang zou ergens een steengroeve zijn waar roodkeel “bee-eaters” nestelen in de steile wanden. Even vragen aan Ossy, de receptioniste, kokkin, kassierster, manusje-van-alles van de Riverside Lodge. Maar Ossy woont in Serrekunda en werkt/woont hier alleen in het toeristische seizoen = droge seizoen. Ze kent hier niets. Maar ze snort iemand van het personeel op die wel van Bansang is en met ons meerijdt.

De steengroeve is fotogeniek maar de bee-eaters zijn er niet: alleen de verlaten holletjes in de wanden en de witte, gedroogde uitwerpselen wijzen op hun aanwezigheid. Dit is niet het broedseizoen. Overigens lijkt de groeve nog in gebruik te zijn, zij het bescheiden: twee mannen laden één tractor met kar. Of is dat illegaal een steentje meepikken, want het is nu zondag?

Van hier rijden we naar het hoogste punt van Bansang: een heuvel, 30 meter boven de zeespiegel biedt een panoramisch zicht van het stadje, de omgeving met Gambia-rivier en kleine veerpont. Maar hoewel er weinig auto’s rijden, stijgt uit de stad een continu zacht lawaai en geroezemoes van vooral kinderstemmen op.

Basse Santa Su.

Nadat we onze gids/passagier terug hebben afgezet in Riverside Lodge, rijden we naar Basse Santa Su of gewoonweg Basse, in het uiterste oosten van Gambia. Naarmate we Basse naderen worden de dorpjes kleiner en schaarser en vooral: hier staan nog veel rondavels waarvan het mooie en klimaat-efficiënte rieten dak nog niet vervangen is door spuuglelijke golfplaten.

Basse is wel degelijk een andere Afrikaanse wereld dan wat we tot nu toe “gewoon” zijn. ‘t Is er druk, warmer dan aan de kust en er wordt van alles gekocht, verkocht en gemaakt. Metaalbewerkers lassen langs de kant van de weg; fruitverkoopsters in kleurrijke pagnes kijken ons hoopvol aan; vrouwen in zwarte nikabs proberen de plassen in het midden van de straat te ontwijken; Arabisch geklede mannen flaneren langs de winkeltjes; brommertjes en motoren delen de weg met ezelskarren, vrachtwagens en een occasionele auto; iemand loopt rond in jeans en Jupiler Belgium T-shirt; panket-verkoopsters (panket=oliebol met de nadruk op olie) roeren in hun borrelend vet en … er zijn bankautomaten waarvan er zelfs één werkt! Wat een kleurrijk gedoe rond smerige straten en steegjes vol kuilen en waterplassen. Afvalwater wordt af en toe in ‘t midden van de straat gekieperd.

We wandelen door de “winkelstraat” verder tot aan de Gambia-rivier. Daar ligt de nieuwe brug over de Gambia. Vijf jaar geleden was er geen enkele brug over de rivier. Nu zijn er in het hele land drie: de Senegambia brug – bouw gestart in 2015, brug geopend in 2019 – de Basse brug en de Fatoto brug in het uiterste oosten van het land, beide laatste bruggen gebouwd door China in 2021. Foto nemen, hoewel dat puur wettelijk gezien niet mag in Gambia.

Bij het terug rijden passeren we, net buiten Basse het hoogste punt van Gambia: 40 meter boven zeeniveau. Een kleine 30 km verder ligt Mankamang Kunda, het geboortedorp van Adama Barrow, de huidige president. Een grote, nieuwe grijs-groene moskee valt op met daarachter een kast van een witte villa tussen armoedige golfplaten huisjes. Bij een politiecontrole vragen we of van moskee of presidentieel huis, een foto mogen nemen. Nee, dat kan niet. “You must follow the protocol”, zegt de agent verontschuldigend.

Kunkilling Forest Park.

‘s Namiddags eindelijk wat rust in “onze” lodge. Met een koel Goldfinch biertje, liggend of “hangend” in de schaduw, starend naar de Gambia of naar de vervet aapjes die in de bomen stoeien, krijgen we de korte namiddag door.

Nog één activiteit wacht ons: bezoek aan Kunkilling Forest Park. Ten westen van Bansang, op de South Bank Road staat één wegwijzer: van de weg af, onmiddellijk de dicht begroeide savanne in. Maar … we moeten ook direct kiezen voor een linkse of een rechtse grintweg, zonder verdere aanduiding. De linkse dan maar. We komen uit waar de beschaving amper is doorgedrongen: in een dorpje met traditionele hutjes, één moskee, één waterput met kraantje, tientallen en tientallen kinderen die direct onze auto omstuwen en … een paar nieuwsgierige inwoners. Die laatsten kijken bedenkelijk als ik de weg vraag. Ze kijken rond alsof ze zo dadelijk in de verte Kunkilling uit de lucht zullen zien vallen. Uiteindelijk is er één iemand die met mij, besluit dat we hopeloos verkeerd zitten en best terug rijden. Een eindje lopen de kinderen mee in de stofwolk van onze Toyota … twee stieren beuken op mekaar in … landwerkers kijken even op van hun geploeter. Hier is al weken geen toubab geweest.

Een paar andere grindwegen geprobeerd; volgens onze navigatie-apps zitten we reeds in Kunkilling Forest Park. We laten de auto aan de kant van de weg achter en wandelen … maar alle bomen en struiken lijken hier op mekaar. Hoe vinden we de weg terug? We besluiten maar een heel klein eindje in rechte lijn te wandelen. Tot we in de verte twee mannen met bijlen zien: ze hakken lustig op een boom in. Illegale houtkap in een beschermd natuurgebied! Houtskool en brandhout is hier overal langs de weg te koop. We besluiten wijselijk en stilletjes af te druipen …. ‘t Was wel opnieuw een ervaring!

Morgen terug naar de kust.

Wassu Stone Circles.

28 december 2024.

De zon komt op pal boven de Gambia rivier, hemel en stroom kleuren rood, ongelooflijk mooi.

Het ontbijt in Riverside Lodge is Engels-achtig: eieren, worstjes, bonen in tomatensaus, aardappelen … geen bacon, want ah ja: moslim = geen varkensvlees. Vannacht is een Belgisch echtpaar – de man heet Kasper – met twee kinderen aangekomen. Ze reizen met een chauffeur / gids zoals elke toubab (blanke) hier lijkt te doen.

Veerpont.

We rijden naar Janjanbureh, na een klein omweggetje door Bansang, kwestie van de hectische ochtenddrukte in het centrum te zien en bananen te kopen. Janjanbureh ligt op Mac Carthy eiland in de Gambia: het zuidelijke, smalste deel van de rivier steken we via de enige brug over; voor het bredere, noordelijke deel … is de ferry noodzakelijk. Deze veerpont naar Lamin Koto neemt maximaal 5 auto’s en zoveel mensen en dieren als er opeen geduwd kunnen worden. ‘t Is er een zeer kleurrijke drukte; overtocht met auto kost ons 240 dalasi en duurt +/- 5 minuten. Ook geiten kunnen mee (10 dalasi), ezelsspannen (50 dalasi), zakken cement (ook 10 dalasi), paardenkarren (75 dalasi) of kartonnen gedroogde vis (10 dalasi). Bij onze overtocht zijn er slechts 2 auto’s, maar het dek staat wel vol mensen.

Wassu stone circles.

Twintig minuten na de overtocht staan we in Wassu aan de UNESCO World Heritage Site: de Wassu stone circles. Hier staan 11 cirkels van “menhirs” of megalieten; in totaal ongeveer 200 stenen; de grootste 2,59 meter. Ibrahim, de rondleidende gids geeft interessante uitleg maar de mysteries rond de cirkels blijven: onder de cirkels liggen skeletten die 1.000 jaar ouder zijn dan de stenen zelf. Was het dan een begraafplaats? Onder sommige cirkels liggen zelfs massagraven, van een veldslag, of epidemie? Verder onderzoek is bezig. In elk geval is de site fotogeniek. Een klein rond museumpje is gebouwd rond één van de megalieten.

Er is heel wat bijgeloof rond de stenen: als je zelf een steentje op zo’n megaliet legt, mag je een wens doen … en aan niemand verklappen. Op sommige nachten lijkt het alsof er licht uit de cirkels komt, wat niemand ooit van dichtbij heeft kunnen zien. Hoe dan ook, de Wassu cirkels staan wel op het 50 dalasi biljet van Gambia.

Babboon island.

‘ t Is nog geen middag als ons bezoek afgerond is. Tijd voor het “River Gambia Nationaal Park”; even kijken of we vanuit Kuntaur een boottocht kunnen boeken. De rode grindweg naar Kuntaur loopt tussen rijsvelden waar in verschillende poelen lotus bloemen bloeien. Een grote kudde koeien – honderd plus dieren? met twee koeherders – blokkeert ons een tijdje. In Kuntaur vinden we Kairoh Garden, een lodge die zowel een boottocht als – achteraf – een broodjeslunch kan regelen. Doen!

Op de parking van Kairoh Garden staat een indrukwekkende Land Rover, met tent boven op het dak. Blijkt van een koppel Fransen te zijn die vanuit Frankrijk helemaal door Afrika naar Kaapstad rijden.

We stappen in een bootje – geen reddingsvesten, maar ‘t ziet er stevig uit. “I am Smiley” zegt de kapitein lachend. “We are smiling too”, zegt David. En weg zijn we.

Midden in de Gambia liggen een aantal eilandjes, bekend onder de naam Babboon Island. Op drie daarvan zijn opnieuw chimpansees geïntroduceerd. Chimpansees zijn de enige apen die niet kunnen zwemmen; ze kunnen dus niet van het eiland. De eerste dieren (6) waren weggehaald bij mensen die ze – illegaal- als huisdier hielden. Inmiddels is hun aantal op Babboon Island opgelopen tot meer dan 140, verdeeld in vier troepen.

Maar eerst willen we nijlpaarden zien. Smiley vaart rustig langs de zuidrand – dicht tropisch begroeid – van het eerste eiland. Tot … de motor uitvalt. Verwoed probeert Smiley de motor op gang te trekken: één maal, tien maal, twintig maal … niets! Gelukkig komt al snel een andere boot aangevaren … met het Belgische Kasper-gezin. Die nemen ons even mee terug naar het midden van de rivier; de motor wordt onderzocht; bougie er uit; terug in; nog wat gepruts … gered, de motor slaat aan. Een eindje verder zien we inderdaad een gezin hippo’s: papa, drie mama’s en een kleintje. Nu nog de chimps.

Smiley vaart om het eerste eiland heen, dan spiedend langs het tweede, dicht bij de oever. Zo dicht mag eigenlijk niet “But I have seen that the park ranger is not around”, zegt Smiley. We hebben geluk: twee chimpansees, één zelfs met jong, zitten zichtbaar in een palmboon. Smiley begint chimpansee-geluiden te maken. Éen van de chimps komt tot bijna aan de rand van de oever. Zo dichtbij, dat we gemakkelijk foto’s kunnen nemen.

Later – als Smiley naar de park ranger vaart om de “park entrance fees” te betalen – wordt uitgelegd waarom je niet dichtbij mag komen: één, chimpansees zijn zeer gevoelig voor menselijke ziektes; twee, ze zouden zomaar in de boot kunnen springen. Terug dan naar Kairoh Garden voor een wel erg late lunch (14u30). En dan terug naar huis.

Opnieuw veerpont.

In Lamin Koto moeten we opnieuw dezelfde ferry op. Maar deze keer zijn we de enige auto; of nee, nog een tweede komt aangereden; en een motorfiets. Klaar? Nee want er komt nog een mini-busje aangereden … en nog een auto. Die kunnen er niet allemaal op! Toch wel! Herschikking van de auto’s; er moet tot op de millimeter gereden worden (bedankt, David); een auto rijdt een zak pinda-noten stuk; maar alles MOET er op; de mini-bus moet dan maar met achterste wielen op de open aanrij-plank blijven staan. Wat een toestanden, maar we raken aan de overkant.

‘s Avonds joggen Evelien en David 8 km met Kasper (die achteraf in de Gambia rivier zwemt!). Ik loop een ander tempo en dus alleen … doorheen Bansang … toubab, toubab wordt er van overal geroepen. Oh ja, wie denkt dat Gambia zo vlak is als een biljarttafel, heeft het verkeerd voor: er zijn wel degelijk heuvels in dit deel van Gambia.

P.S. In de rondavel van Evelien en Lou is de ventilator van een bootschroef gemaakt! Bij David leidt de stekker van de boiler nergens naartoe: er is geen stopcontact te bespeuren. “Cause this is Africa”, zeker?

Gambia, Riverside.

27 december 2024.

The road ahead is empty … Miles of the unknown

Liedje van City to City

Onze nieuwe bestemming en nieuwe verblijfplaats voor de volgende drie dagen is Bansang, Riverside Lodge, 230 km ten oosten van Abca’s Creek Lodge, ongeveer 3,5 uur rijden langs de South Bank Road.

Ongetwijfeld weer veel politie en militaire checkpoints … we turven ze. Het worden er uiteindelijk in totaal 27, waarvan 5 militaire checkpoints en ook 5 onbemande politie checkpoints. Dat is dus gemiddeld één elke 8,5 km. Joost mag weten waarvoor ze echt dienen of nuttig zijn. In elk geval verloopt elke “controle” uiterst minzaam, vlot en lachend. Bij één van de militaire checkpoints wenst de soldaat van dienst ons zelfs een “Highly welcome” toe, maar we stoppen dan ook altijd bij het stopteken bij zo’n militair punt. Eigenlijk zijn dit geen echte controles: ‘t is stoppen; praatje maken en verder rijden. Nooit worden papieren gevraagd … laat staan bagage gecontroleerd.

Zoals het citaat aan het begin van deze blogpost zegt: we rijden op een grotendeels verlaten weg. De enige afleidingen zijn:

• tanken: +/- 1 € per liter diesel;

• honden, geiten, schapen, koeien of ezels die – met zelfmoordneigingen – onverwachts de weg oversteken;

• een autowrak hier en daar;

• een gekantelde vrachtwagen dwars over de weg;

• dorpjes, die naarmate we verder oostwaarts rijden, armoediger worden.

In één daarvan kopen we in een “mini market” water, koekjes en soft drinks.

Het landschap is echt droge savanne geworden. De temperatuur loopt op tot ver boven de 36° C en de airco is sinds gisteravond stuk. Er branden overigens continu 4 lampjes op het dashboard-display van de Toyota. Dan maar met open ramen rijden …

‘t Is 1u30 ‘s namiddags als we Riverside Lodge bereiken, aan de rand van de inmiddels smal en zoutloos geworden Gambia rivier. De kamers zijn spartaans; de airco werkt ook hier niet; er is een TV die niet aangesloten is; internet is sporadisch; geen klamboe … welkom diep in Gambia, Afrika. Maar relaxen aan de rand van de rivier is zalig!

Bij valavond horen we af en toe een knal, zoals in België om vogels weg te houden van een boomgaard. Gelijkaardige functie hier: om vleermuizen en nijlpaarden weg te houden van de rijstvelden.

We eten benachin met kip en vis om stipt 19:00 uur. Af en toe landt een insect in ons bord = extra proteïnen. Nog even naar de nachtelijke sterrenhemel turen: Jupiter, Venus, Saturnus, de band van Orion … dan vroeg naar bed!

Kiang West National Park.

26 december 2024.

Kiang West National Park ligt op een uurtje rijden van Bintang. Om daar te geraken nemen we de zuidelijke asfaltweg. Het landschap is nu golvender dan aan de kust, droger, en vooral savanne-achtig, een groot verschil met het tropisch woud. We passeren vlotjes tientallen politie-controles: politiepas Lou doet haar werk.

Even voorbij één van die politieposten stoppen we. Een oma met een schaal bananen op haar hoofd komt aangerend alsof haar leven er vanaf hangt. Een tweede mevrouw ook met bananenschaal op het hoofd kan haar niet bijbenen. De bananen kosten 50 dalasi per tros; we nemen er twee, betalen 200 dalasi (2,7 €) en verwachten geen wisselgeld. De tweede bananen-mevrouw – blijkbaar de kleindochter van de oma – wil in bananentrossen wisselgeld geven. Als we dat niet willen, ruziën oma en kleindochter over hoe de 100 dalasi te verdelen.

De ingang van Kiang West is niet gemakkelijk te vinden. We willen naar Batelling rijden maar … geven dat op: de zandweg lijk echt te smal. Nochtans staat er al snel iemand klaar met een fiets: we hoeven hem maar te volgen en we komen wel aan de ingang. Nee, dank u. We rijden verder naar Tendaba Camp. In een onooglijk gehuchtje rijden we een straatje in – hier is de gemeenschappelijke waterput – maar de straat loopt dood op een poort die onmiddellijk geopend wordt. We zijn in Tendaba Camp: een paar gastenverblijven, zelfs een klein zwembad, een receptie … We ontmoeten Omar, gids voor Kiang West die voorstelt om ons in het park te gidsen, met onze auto.

Met Omar hobbelen we wegjes in – smal en tussen twee meter hoog gras – die we nooit alleen zouden durven inrijden. We passeren inderdaad Batelli waar een tiental dorpsoudsten onder een grote boom in een cirkel zitten. Bij het lijk van een nog niet zolang gelden gestorven ezel, zitten een paar gieren te wachten op verdere ontbinding. ‘t Zijn kapgieren, “hooded vultures”, die we ook in Zimbabwe zagen.

Omar leidt ons door het woud naar een zoetwatermeer – de hier nog brakke Gambia is dichtbij. Prachtig uitzicht over het meer met de tropisch begroeide oevers: raffia-palm, baobabs, kapoks … Maar vogels of dieren zien we niet: ‘t is middag, het slechtste moment van de dag voor vogel spotten (of andere dieren). Gelukkig hebben we ons driftig ingespoten met “deet” want hier zijn tientallen vliegen die weliswaar niet steken maar toch flink vervelend zijn.

Even verder stappen we over een vlakte die regelmatig overstroomt. Opnieuw heel speciaal landschap. Met verrekijker spotten we warthogs (drie) en een hamerkop (vogel) en sporen van antilopen. Wenk-krabben vluchten snel naar hun hol. Bij gebrek aan dieren is het landschap de voornaamste attractie.

‘t Is voor het eerst echt w arm. Lou heeft er last van. Tijd om terug te keren naar Tendaba Camp. De dorpsoudsten in Batelli zitten nog steeds op dezelfde plaats. Omar vraagt aan kindjes – die duiken van overal op, zodra we in een dorpje stoppen – een baobab vrucht in ruil voor wat snoepjes. In Tendaba breekt hij de vrucht open: er zitten een soort van piepschuim blokjes in. Die smaken licht zoetzuur, net als snoepjes. Afrekenen met gids Omar (3.000 dalasi, een goede 40 €); nog een drankje in het “restaurant” (meer een hangar) van Tendaba en we vatten de terugweg aan al lunchend (brood, eieren en bananen) in de auto.

Net achter de brug van Kalaji is er een “military checkpoint”, ongeveer zoals een politiecontrole … denken we. Bij elke controle is er een kleine nadar-afsluiting met stop-teken vóór de eigenlijke controlepost. Bij politiecontroles respecteert bijna niemand dat stopteken en rijdt gewoon heel traagjes door tot aan de controlerende politieagent. Dat doet David nu ook: hij rijdt traag voorbij het stopteken … een gehelmde soldaat met machinegeweer, zonnebril en mondmasker steekt van ver al verschillende malen zijn middenvinger op en wijst ons tot bij hem. Het gaat verkeerd: de kerel is woedend; we zijn niet gestopt; dat is een teken van disrespect. Hij blijft extreem onbeleefd doorgaan ondanks de herhaalde verontschuldigingen van David. We moeten aan de kant …

OK, even met de kerel gaan praten. Ik moet de koffer openen; één blik op de inhoud – rugzakken – en de kofferbak mag weer dicht. “You should give me a token of appreciation”, zegt hij; met andere woorden hij wil geld, omkoping!

Ik weet, principes worden duur betaald, maar we gaan hier geen geld geven. Ik ga met de kerel discussiëren. Dat we de regels niet kenden, dat we een klein kind bij hebben … niets helpt. Ik bel met de receptioniste van Abca’s Creek Lodge; die spreekt met de nog altijd ziedende soldaat … helpt niet. De receptioniste geeft me de raad om toch maar te betalen, 500 dalasi. Wacht even … net als ik de kerel wil bedreigen met het bellen van de Belgische ambassade (bluf) verschijnt nog iemand op de proppen, iemand met een blauw hemd. Die vraagt me heel beleefd of we een probleem hebben en of hij kan helpen. JA, we hebben een probleem en ja we zijn – weliswaar traagjes – doorgereden waar we hadden moeten stoppen maar dit is buiten alle proportie. Hij heeft niet het recht ons vast te houden! “Wait a minute”, zegt de blauw hemd persoon, “let me talk to him”. OK? Wonder boven wonder … na een paar minuten zegt blauw hemd: “It’s OK, drive on”. Onbegrijpelijk! Ik stop hem toch 200 dalasi (2,7 €) toe voor de hulp hoewel hij “not necessary” zegt. Later vertelt Evelien me dat hij een kaki legerbroek aan had! Ook een militair! Ze speelden “good cop, bad cop” …

Terug in Abca’s Creek,Lodge moeten we natuurlijk ons verhaal doen. Het personeel is geschokt. “This was a guy without a brain” wordt er gezegd en “that is not someone of us, Gambians” en “outrageous” en …. De hele lodge lijkt ons verhaal al te kennen.

Met een wonjo-sap, een biertje en een wijntje kunnen we het gebeuren snel achter ons laten. Als puntje bij paaltje komt: we passeren hier dagelijks tientallen politie-controles, steeds vriendelijk en met de glimlach. Één idioot mag onze appreciatie voor Gambia niet beïnvloeden.

Maar morgen moeten we wel langs datzelfde military checkpoint verder naar het oosten van Gambia …