Kartong.

21 december 2024.

Om 6 uur stipt roept de muezzin op tot het ochtendgebed. Gelukkig duurt dat niet lang. Helaas begint hij een half uur later aan een veel langere litanie: alsof hij alle soera’s van de koran aan het opdreunen is. Bijna overstemt hij het getsjilp, gefluit en gekwetter van de vogels.

Een paar uur later, na een stevig ontbijt met onder andere een baobab-sapje en honing van de bijenkasten een tiental meter verderop, is het tijd voor verdere exploratie van Gambia.

SNAKE FARM.

Small blauw toegangspoortje tot de Snake Farm in Kartong

We nemen de geasfalteerde “coastal road” naar het zuiden. Kwartuurtje rijden en we merken een roestig bord: “SNAKE FARM”. Doen! Een smalle weg van rood zand vol bulten en kuilen – zijn er hier andere? – dan zien we een blauw poortje tussen hoge begroeiing. We worden verwelkomd in het Nederlands, door Edmond, de slangenman, zegt hij zelf in het Nederlands. Zijn kennis van de Nederlandse taal deed hij naar eigen zeggen op in een Nederlands “Immigration Detention Center” (open en eerlijk is hij wel) … op 6 maanden tijd.

Met veel humor en in een mengelmoes van Engels en Nederlands leidt Edmond ons rond. Verbazend: hij kent de woorden slang, schildpad, pofadder, kikkertjes, eitjes, hagedissen. Geen enkele slang is echt gevaarlijk volgens hem, behalve de tuinslang waar je gemakkelijk over valt. We zien kameleons, pythons, boa’s, schildpadden … en natuurlijk is er het obligate slang-rond-nek-hangen bij. Maar in deze omgeving is het best pittoresk.

Kartong.

Volgende stop: Kartong, dicht bij de zuidelijke Gambia-Senegal grens. Wat een dorp is dit: authentiek Afrikaans, drukke bedrijvigheid, kleine overdekte markt. Er wordt vis verkocht – die zit vol vliegen; geiten lopen los langs de kraampjes; allerlei vreemde vruchten liggen uitgestald. Foto nemen … oei, één van de marktvrouwen wordt boos: eerst vragen of een foto wel mag!

Er is hier ergens een “Bird Observancy & Ringing Station”; “Birders are most welcome” zegt onze reisgids. Vogelaars zijn we niet echt maar misschien is dit toch interessant. Daarvoor moeten we wel door de zanderige zijstraatjes waar een “toubab” (blanke) geen alledaags zicht is. Een troepje kinderen gaat maar al te graag op de foto met Lou. Iemand spreekt ons aan, vraagt wat we zoeken en … blijkt een medewerker van het Bird Observancy Station te zijn. Hij brengt ons bij Colin, een Brit (half-Iers beklemtoont hij), de hoofd-ringer. Met een biertje en in een “wife-beater” (zo noemt hij zelf zijn onderhemdje, een “Marcelleke” in ‘t Vlaams) overziet hij de nu droog staande rietpoel. ‘t Is niet het moment van de dag om vogels te spotten, ook niet echt het seizoen; Colin kan ons alleen onderhouden met beschouwingen over Gambia (most backward African country), Engeland (cannot stand the English), Schotland (fantastic!). Het ringen van vogels laat hij meer en meer over aan zijn getrainde en gekwalificeerde Gambiaanse assistenten.

Terug naar de auto waar … de afstandsbediening weigert de deuren te openen! Met de sleutel dan maar? Nee, want ook daarmee slagen we er niet in de deuren te openen! Nee, ook niet na tientallen keren proberen, elk om beurt. Wat nu? Eerst de afstandsbediening open zien te krijgen. Met een muntstukje? Nee, we hebben er geen: er zijn zo goed als geen muntjes meer in omloop in Gambia. Een schroevendraaier hebben we nodig. In een kleine herstelplaats van brommers slaagt een jongetje – vermoedelijk niet ouder dan 10 jaar – er na wat gepruts in om de afstandsbediening te openen. Er zit een eigenaardig klein, rond batterijtje in.

Bellen met Afriq Cars. Op korte termijn zit er niets anders op dan:

1. proberen in de buurt zo’n batterijtje te vinden;

2. als dat niet lukt, de oude batterij +/- 10 minuten op de motorkap in de zon leggen en opnieuw proberen (wat voor raad is dat nu?!);

3. wachten … op hulp van het 50 km verder gelegen Serrekunda.

Beginnen met oplossing één. David en ik gaan op pad en vragen een batterijtje in een eerste soort winkel, in een tweede, in een derde … niets! We krijgen de raad om twee dorpen verder te rijden, naar Gunjur … Als we terug bij de auto zijn, blijkt een meute kinderen te “verzusteren” met Lou. Ze halen haar rugzak leeg, bekijken verbaasd elk speelgoedje, maar als er ééntje iets wil wegmoffelen wordt ie door de anderen berispt. Lou lijkt het allemaal leuk te vinden.

Besluiteloos sta ik met de open afstandsbediening naar de zon gericht. Een hulpvaardige motorrijder stopt: of hij kan helpen. Nee, kijk, de afstandsbediening werkt niet meer. En plots ontsluiten zich de deuren! Hoera, de motorrijder heeft ons geluk gebracht. Probleem voorlopig opgelost.

Dodou’s.

Hoog tijd nu om te gaan lunchen bij Dodou’s (op aanraden van Colin). Daarvoor moeten we nog even verder tot aan de Gambiaans-Senegalese grens. We passeren een paar politiecontroles – zonder enig probleem; heel vriendelijke agenten – en nog veel meer “speed humps”. Dan twee leger checkpoints, bemand door gewapende soldaten, even vriendelijk als hun collega’s van de politie. De asfaltweg stopt aan de Allahein-rivier die de grens vormt tussen Gambia en Senegal. Wij nemen de zandweg links, een paar honderd meter: Dodou’s bar & restaurant met uitkijk-dek over de Allahein, de mangroves aan de Senegalese kant, pirogues aan de oever, pelikanen op het water. ‘t Is niet druk; we kunnen de beste plaatsen op het dek uitkiezen. Zalige plek! Frietjes met verse vis, kreeft of gamba’s. Een traditioneel bandje – vader, zoon, twee neefjes – brengt live kora-muziek. Het 62 cl La Gazelle – biertje is “ingevoerd” (zeg maar: gesmokkeld) uit Senegal. Klein probleem bij de afrekening: het grootste deel van mijn dalasi’s heb ik in onze lodge vergeten. Gelukkig kunnen we bijbetalen in euro (3.600 dalasi + 10 € = +/- 50 € = lunch voor vijf personen).

Maar we “moeten” nog naar het strand van Kartong. Eerst een eindje door mangroves, dan tot bijna op het strand rijden. Behalve bewoners van een tiental krotwoningen – een paar golfplaten en wat riet – is alles hier verlaten. Of toch niet: een fietser komt aangereden op een zandbank, kan niet meer verder, neemt dan de fiets op de schouder en waadt door het water. Hier en daar reiken golven tot aan zijn middel.

Onze dalasi’s zijn “op”, dus moeten we rechtstreeks terug naar “huis” zonder mogelijkheid om nog ergens een nieuw batterijtje te zoeken. Zorgen voor morgen.

Vanavond eten we benachin, een gerecht met rijst, vis, groenten. Benachin betekent in Wolof-taal: “in één pot”. ‘t Lijkt een beetje op risotto. Tja, de rijst en vis zijn OK, maar … te pikant voor onze smaak. Tijd nu om onder onze klamboe te kruipen en te slapen.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.