4 maart 2025.

Wat een eigenaardig stadje is Saint-Valéry, voluit Saint-Valéry-sur-Somme. Vanop de centrale parking op de Place du Jeu de Battoir – betalend; zoals in elke straat en op elk plein van Saint-Valéry; vermoedelijk is het hier heel druk in het toeristisch hoogseizoen – bots je al onmiddellijk op de middeleeuwse Porte de Nevers, tezelfdertijd toegang tot de oude, middeleeuwse stad. Dichtbij ligt de Saint-Martin kerk met haar muren van silex en kalksteen in dambord-reliëf. Maar nog specialer van hieruit is het panorama over de baai van de Somme, met op de oever een paar statige belle-epoque herenhuizen. D’er is hier inderdaad wat hoogteverschil te overbruggen.


Een eindje verder ligt de porte Jeanne d’Arc. Hier zou Jeanne d’Arc, gevangen door de Engelsen, gepasseerd zijn op weg naar haar proces en de brandstapel in Rouen. Direct achter de porte Jeanne d’Arc rijzen twee donjons op, met een smalle doorgang tussen de twee: de porte Guillaume, genoemd naar Willem de Veroveraar.


We dalen trappen af naar zee-niveau en wandelen naar de Cap Hornu, langsheen uitgestrekte slikken (slijk, dus geen begroeiing) en schorren waar regelmatig zeekraal wordt geoogst. Deze keer is het nog “marée basse”, laagwater: het lijkt er inderdaad op alsof je hier op dit moment naar de – in vogelvlucht – 3 km verder gelegen overkant zou kunnen stappen. Maar dat kan alleen maar met een gids die de zandbanken, slikken en schorren kent en de getijden. De tocht is dan overigens 7 km lang.


Vanaf Cap Hornu klimmen we weer van de Somme weg, naar de Chapelle Saint-Valéry, ook de “Chapelle des Marins” genoemd. Zeevaarders kwamen hier een behouden vaart afsmeken of bedanken na een veilige terugkeer. Er hangen ex-voto’s in de vorm van boten aan het plafond. Maar je kon (kan?) er ook terecht voor bijstand bij seksuele problemen. Overigens heeft de neo-romaanse kapel ook weer de typische “dambord-muren”. Hoe dan ook fotogeniek.


Langsheen de hoge muren van de oude abdij – er is niets meer van de vroegere gebouwen over; Saint-Valéry werd ontelbare malen belegerd en veranderde tussen Engelsen en Fransen voortdurend van eigenaar – wandelen we terug naar het centrum. In de smalle straatjes van de binnenstad kijkt een dikke, rossige kater ons vanop een vensterbank onverschillig aan. Caramelle heet hij. Praatje gemaakt met de bewoonster van het huisje: ze houdt naast Caramelle nog zes andere katten en een dalmatiër. “J’adore les chats … “, zegt ze een beetje verontschuldigend.




Na de lunch trekken we de strandboulevard op. Het water komt met een ongelooflijke snelheid op. De slikken verdwijnen snel onder de stroming. Oude belle-epoque woningen kijken uit over het eeuwige spel van eb en vloed. Aan een kraampje eten we andermaal “crêpe sucré” uit het vuistje; een aanrader! Een kilometer verder belanden we aan het oude treinstationnetje, nu alleen nog gebruikt voor de smalspoor stoomtrein (die in maart niet rijdt). In de oude knap gerestaureerde zout-opslagplaats huist nu de toeristische dienst en een restaurant …






Tijd om terug te keren naar het Domaine du Val. We hebben “8 km stappen op de teller”, niet mis … vooral niet voor kleine Lou.
Vanavond de dag afsluiten met een glaasje Chablis op ons terras, kijkend naar de ondergaande zon.
P.S. ‘t was “Mardi grass”, vandaag … maar daar is hier niets van te merken.
Vanaf Abbeville is de Somme recht getrokken en gekanaliseerd. Officieel heet ze dan het “Canal Maritime d’Abbeville à Saint-Valéry”. Bij Saint-Valéry-sur-Somme mondt dat kanaal uit in de zeedelta. De Somme is overigens op heel wat verschillende plaatsen van haar loop gekanaliseerd over een totale lengte van 156 km, terwijl het stuk van Abbeville tot Saint-Valéry een kleine 15 km is.
Eén gedachte over “Saint-Valéry-sur-Somme.”