The Tin Coast.

29 april 2025.

Onze meeuw van gisteren komt opnieuw aangevlogen, landt op ons terras en tikt tegen het schuifraam. Goede morgen? Maar nee, je krijgt geen eten van ons.

De bodem van de noordwest kust van Cornwall was/is rijk aan tin, koper en lood: “The Tin Coast”! De schoorstenen van de stoommachines van de vele al lang gesloten mijnen zie je nog steeds van ver uit de groene heuvels oprijzen. We zijn klaar voor een mijnbezoek.

Geevor Tin Mijn.

We kunnen niet missen, de “Victory mijntoren” boven de mijnschacht van de Geevor mijn valt op. Geevor Tin mijn ging in 1990 dicht: te sterke daling van de tinprijzen; exploitatie niet meer rendabel. Maar de hele site inclusief alle machines is bewaard gebleven. Sterker nog: ‘t lijkt alsof de operatie gisteren pas is gestopt. Kleren en uitrusting hangen nog in de kleedkamers, uit de douches zou zomaar een naakte mijnwerker kunnen stappen (management had aparte douches), paperassen liggen nog op de bureaus in de kantoorruimtes, borden met werkplanning vermelden namen van mijnwerkers voor de volgende shift, vergeelde affiches manen aan tot veiligheid en tijdig in- en uitklokken en dreigen met “disciplinary action” …

Verschillende gebouwen bevatten indrukwekkende machines: de liftkamer met elektrische turbines, de oude stoommachines, de werkplaats waar boren opnieuw worden geslepen, de vermaling installatie, de “wasserij” waar op grote tafels mechanisch de minuscule tindeeltjes (<1 mm) gescheiden worden van het steengruis. Één zo’n wastafel werkt nog en wordt door een oud-mijnwerker gedemonstreerd. Hij geeft er leuke en interessante uitleg bij, naast kritiek op de “orange man from America” (ja, Trump) die recent de tinprijs spectaculair naar beneden heeft gepraat.

Uiteraard is er ook een mijn-museum waar het hele proces van ontstaan van de aarde, vorming van tin tot mijnbouw en afgewerkte tinnen schaal wordt uitgelegd.

Maar het leukste deel van het bezoek is de onbegeleide tocht door de “adit”, een oude (18de eeuw) horizontale mijnschacht. Gelukkig hebben we gele veiligheidshelmen op: de mijngang is gevoelig lager dan een normale mensenhoogte van nu. Verklaring: mijnwerkers in de 18de eeuw waren kleiner o.a. door slechte en arme voeding. De mijngang is ook bochtig; kronkelend en extreem smal op sommige plaatsen: alleen hamer en beitel waren in de jaren 1700 beschikbaar; als er op extreem harde rots werd gestoten, beitelden de “tinners” er gewoon omheen. Tal van andere wetenswaardigheden over de helse werkomstandigheden van mijnwerkers 300 jaar geleden komen we te weten van Peter, één van de laatste mijnwerkers van Geevor die ons opwacht halfweg de honderd meter lange mijngang. Nee, hij zit hier niet de ganse dag beneden in het donker; aflossing: elk uur komt er een ander. Hoewel hij het hier wel gewoon is in het donker, zegt hij zelf!

Levant miin.

Terug in het felle zonlicht en de sterke zuidwesten wind. We wandelen naar de restanten van de Levant kopermijn, een halve mijl verder. Net zoals Geevor ligt de Levant mijn op hoge kliffen aan de zee. De omgeving is indrukwekkend en doet denken aan … Romeinse archeologische sites door de schoorstenen, resterende pilaren van vroegere industriële gebouwen en ruïnes.

Een stuk van de heuvels is niet begroeid. Hier werd arsenic geproduceerd, bijproduct van de tin-ontginning. Is de bodem hier na 50 jaar nog altijd vervuild? De Levant-mijn was een kopermijn maar die sloot reeds in 1930. Behalve wat fotogenieke ruïnes en het gebouw met de oude, gerestaureerde stoommachine is er niet veel meer van over.

Deze keer lunchen we – opnieuw laat – op een bankje in de zon met meegebrachte cheddar en Cornish zuurdesem brood. We kunnen de terugweg aanvatten met een paar tussenstops.

Mên-an-tol.

Niet zover van Geevor – uiteraard langs heel smalle wegjes – moet Mên-an-Tol te vinden zijn. Vermoedelijk zijn dit overblijfselen van een neolithisch graf. Benieuwd!

Google maps zou ons een grintweg doen nemen die bovendien afgesloten is door een hek! Gelukkig komen twee dames van die grintweg afgewandeld. Of dit de weg naar Mên-an-Tol is? Jawel; na het hek, zowat een halve mijl te voet de weg volgen. Mooie korte wandeling door de heide en de weiden, afgeboord door stenen muurtjes, met een paar verlaten huizen langs één kant. We vinden Mên-an-Tol: een soort molensteen met een groot gat in het midden en een paar rechtopstaande stenen. Mên-an-Tol betekent “stone of the hole” ook “devil’s eye” genoemd. Heinde en ver geen mens te bekennen, laat staan een toerist.

Zennor.

Een laatste tussenstop op de terugweg: Zennor, het dorpje waar zich de succesroman van Helen Dunmore, “Zennor in darkness” afspeelt. Het is een duister en dramatisch verhaal over Claire uit Zennor, verliefd op een soldaat die getraumatiseerd terugkeert van het WO I front. De kliffen, de oceaan en de heide spelen een rol in het verhaal. Die ingrediënten zijn er nog allemaal. Alleen … “darkness” is er op deze zonnige dag gelukkig helemaal niet.

Zennor zelf is niet meer dan een robuste kerk met een pittoresk oud kerkhof, een paar huizen en een bar – “The Tinners Arms”. Geen enkele referentie naar het boek of de schrijfster is hier terug te vinden. Dat belet ons niet om op het zonneterras van The Tinners Arms van de omgeving en een “ginger beer” te genieten.

We zijn nu moe genoeg, we mogen “naar huis”. Op de terugweg zien we voor het eerst een “TOR”, Cornish benaming voor een berg of grote heuvel met op de top verticaal uitstekende rotsblokken.

P.S. Al vijf dagen zijn we in Engeland en we hebben nog geen bankbriefje of muntstuk aangeraakt. We hebben trouwens ook geen Engelse ponden gewisseld of uit de muur gehaald. Alles – ja, alles, ook een betalend toilet van 0,5 £ – betalen we met Apple Pay. Enige probleem tot nu toe: winkelkar in de supermarkt; dan nemen we maar één of twee mandjes.

Tintagel Castle.

28 april 2025.

De leukste en interessantste afstand tussen twee punten is zelden een rechte lijn. Van Newquay naar Tintagel Castle, waar de mythische koning Arthur (van de ridders van de ronde tafel) zou geboren zijn, is het 32 mijl. Maar we willen eerst de grootste en zwaarste monoliet van Cornwall zien, dus niet in rechte lijn naar Tintagel.

St. Breoc Downs Monoliet.

En of die weg erheen interessant is. Wegen van amper één auto breed; nu eens muren van ondoordringbaar groen langs beide kanten dan weer rotsen of open weilanden bevolkt door ontelbare schapen en lammetjes; bochtig; sterk op en neer gaand; heel af en toe een paar huizen en een vee-rooster. Windmolens aan de horizon zijn het enige bewijs dat we wel degelijk in de 21ste eeuw zijn.

De monoliet van St. Breoc Downs – met zijn 16 ton bijna 5 meter hoog – staat al ongeveer 4.000 jaar op deze eenzame hoogte. Correctie: omgevallen in 1945 en terug recht gezet in 1956. Veel toeristen komen er niet want hier is, behalve de fotogenieke plek, verder … niets … een karrenspoor leidt naar de monoliet …

Op naar Tintagel. Gentleman zijn met de gentlemen. Bij een tegenligger op deze smalle wegen moet één van de twee auto’s onvermijdelijk achteruit, tot een plek die als uitwijkplaatsje kan dienst doen … en dat betekent in het slechtste geval honderden meter achteruit.

Tintagel Castle.

Tintagel: de plek waar de kasteel-ruïne van de mythische koning Arthur ligt. Hier kunnen we voor het eerst onze English Heritage pas te gelde maken.

Het bezoek begint met een super-steile afdaling in een groene vallei, gevolgd door een klim langs een bergpad tot helemaal boven op de rotsen. Lang geleden lagen de gebouwen van het kasteel op een uitgestrekte richel met een versmalling in het midden, een achtvorm. Het smalle middenstuk werd voortdurend door de zee uitgehold en ergens in de 15de eeuw stortte de heleboel in. Één stuk van het kasteel – het grootste deel – bleef geïsoleerd als eiland achter, alleen nog te bereiken bij eb en mits gevaarlijke afdaling en dito klim langs de rotsen. Tot in 2019 een voetgangersbrug hoog over de ontstane kloof is gebouwd. Die krijgt nu – in 2025 – een nieuw “likje” verf waardoor ze voorlopig niet fotogeniek meer is. De rest van de site is dat gelukkig wel en hoe …

De ruïnes, de groene bergflanken vol boshyacinten, kustsilene, lepelblad, Engels gras en driekantig look, de blauwe zee die wit schuimend tegen de rotsen beukt en vooral … de stralende zon maken van dit bezoek een onvergetelijke ervaring. Nog even de verplichte foto van het eenzame koning-Arthur-standbeeld – officieel heet dit het “Gallos statue” – en we kunnen via een steile trap met hoge treden langs de rotswand afdalen. Op het strandje beneden ligt de grot van Merlijn, Arthur’s tovenaar. Met heel veel goede wil kan je in de rotswand het aangezicht van Merlijn herkennen. Misschien heeft hij nog wel iets te maken met het magische van deze plek.

Nog “snel” even door het dorpje Tintagel wandelen – souvenir shops en bars en restaurants. Alleen het oude postgebouw doet – met haar doorzakkend leistenen dak – haar faam van “authentiek” en “oud” eer aan.

Padstow.

Op de terugweg naar Newquay doen we Padstow aan. Dat havenstadje ligt aan de immens brede en lange monding van de Camel rivier. Een totaal andere “vibe” dan in Newquay: een bezadigd toeristenpubliek – anders dan de sportieve surfers van Newquay – bankjes, terrasjes, winkeltjes, een uitgelaten sfeer.

We lunchen – heel laat: 15 uur – in “The Harbour Inn”: Cornish Crab Sandwich met “a pint of Guiness”. De barman vertelt over het nakende 1 mei feest in Padstow: het ‘Obby ‘Oss festival. Een ‘Obby ‘Oss is een soort paard-achtige figuur met groot masker. Er is een rode en een blauwe, elk met hun eigen gevolg. Op 1 mei trekken de twee stoeten onafhankelijk van elkaar door de stad. Blijkt dat “The Harbour Inn” het hoofdkwartier van de blauwe ‘Obby ‘Oss is. Straks wordt de hele pub leeg gehaald: alles wat los zit moet er uit want op 1 mei is de bar de hele dag vol gepakt met uitgelaten, drinkende fans van de blauwe ‘Oss.

In de haven wordt er inmiddels effectief op krab gevist … door jongetjes van een jaar of negen, tien. Één van hen legt enthousiast uit hoe krabben afkomen op zijn aas en niet meer uit zijn fuik kunnen. Vandaag lijkt hij echter nog niets gevangen te hebben …

In het midden van de Camel rivier blinkt een grote zandbank in de zon … voorlopig … want de vloed komt opnieuw op. Tijd voor ons om huiswaarts te keren.

In ons vakantiehuis landt een zilvermeeuw op ons terras. Onvervaard stapt ze tot tegen de venster en tikt meermaals tegen het glas. Wenst ze ons goede nacht? Of – prozaïscher – kreeg ze eten van de vorige gasten?

Newquay.

27 april 2025.

Ons vakantie-appartement ligt in Newquay (spreek uit: Njoekie) aan Fistral Beach, een grote baai met een strand dat zowel in het oosten als in het westen ingesloten is door “headlands”: klif-achtige landtongen met zee aan drie zijden.

“Runners see more”. Ik loop vroeg (7u30) de +/- 2 km naar Towan Headland in het oosten. De zon is dan al anderhalf uur op en laat zich volop zien. Wat een prachtig loopje, meestal hoog op de kliffen, af en toe dalend naar het strand en één keer klauterend over rotsen (vloed!). De vele panorama’s, blauwe zee met wit-schuimende golven en groene rotskust bezorgen me kippenvel, of is dat door lopen in korte broek bij een frisse 8° C? Newquay ligt zo’n 150 km zuidelijker dan Brussel maar de temperatuur lijkt er 2 tot 3 graden koeler te zijn. Merkwaardig: op dit vroege uur liggen reeds tientallen surfers op hun plank in zee.

Zien wandelaars ook veel? Na ‘t ontbijt en “Cornish Smugglers Brew tea” wandelen we naar de “haven”. Het centrum van Newquay is niet speciaal, het mini-haventje ook al niet. Wel het strand en de rotsen van Towan Beach met een spectaculair grote, vrijstaande rots – “The Island”- waarop een privé-woning staat, bereikbaar via een voetbrug.

Vanop het strand moeten we opnieuw 40 meter verticaal de rotswand op, gelukkig met trappen, tot North Quay Hill. Verder volgen we voortdurend het South West Coast Path op de rand van de kliffen. Dat pad brengt ons bij Huer’s Hut, een klein, witgekalkt gebouw uit de 14de/15de eeuw. Hier tuurde de huer onophoudelijk uit over de zee. Zodra hij een school pilchards opmerkte, blies hij zijn hoorn … waarop de vissers naar hun boten spurtten, de zee in vaarden en de netten uit gooiden.

Vanaf Huer’s Hut wandelen we verder westwaarts – dalend, klimmend – naar Towan Headland. We passeren aan onze linkerkant het oorlogsmonument van Newquay: een latijns kruis op een “cairn” (stapel van stenen). Op Towan Head staat een eigenaardig wit zeshoekig gebouwtje, bestemming of bedoeling mij onbekend. ‘t Staat hier vol polletjes Engels gras – bedrieglijke term voor mooie roze bloemetjes, zagen we die ook al niet in Portugal op de Rota Vicentina? – en gele wondklaver en driekantig look zagen we ook al. Zo belanden we stilletjes aan terug op Fistral Beach. Tijd voor koffie.

Vanop het zonneterras van Fistral Boardmasters Beach Bar bestuderen we de tientallen surfers die in de verte (eb!) als zwarte bolletjes op het water dobberen. Ik begrijp die sport niet zo goed: 95% van de tijd liggen surfers op hun plank in de zee naar de golven te turen; 5% van de tijd – hooguit – surfen ze op een golf. Hoe dan ook, Newquay blijkt de surf-hoofdstad van Cornwall en bij uitbreiding van Engeland te zijn.

Lunchen doen we “thuis”: we hebben al 8 km gewandeld. Maar … er is nog het westelijke Pentire Headland te verkennen en de zon straalt nog steeds. Dus: wandelschoenen opnieuw aan en stappen, klimmen en dalen maar.

Pentire is veel ongerepter: zo goed als geen bewoning, hotels of vakantiehuizen. Ten westen ervan mondt de Gannel-rivier in zee uit; beter gezegd: riviertje. Bij eb kan je te voet oversteken. Tegenover Pentire Head, tientallen meter ver in zee, ligt Goose Rock: een woeste puist van een rots waar de golven vruchteloos en schuimend tegenaan beuken. Één bar/restaurant/lodge is er op Pentire Headland: “Lewinnick Lodge”.

“In Cornwall, do as the Cornish do”, dat wil zeggen: verpozen in de zon op het terras van Lewinnick cafė met een Cold River Cider uit de streek en een Jolly’s Cornwall gember bier. Hier valt het ons andermaal op dat Engelsen iets hebben met honden. Talrijk zijn de mensen met twee of meer honden; talrijk de speciale vuilnisbakken voor hondenpoep zakjes; talrijk de drinkschaaltjes aan bars en restaurants. Weinig hondenpoep op straat, weinig loslopende honden. Neemt niet weg dat een hond die blijkbaar van zijn baasje toch vrij mocht lopen, hier plast op 30 cm van Betty’s rugzak. 😱😡

De vloed komt opnieuw op, de surfers worden terug geduwd richting het smaller wordende strand en de rotsen. ‘t Is 17 uur, tijd om deze zonovergoten buitendag af te sluiten: 13 km gestapt en heel wat natuur beleefd. JA, wandelaars zien ook veel. 😀

Eton en Windsor.

26 april 2025, 7u07.

Nee, we zijn nog niet in Cornwall; wel in Eton, zo’n 10 mijl ten westen van Londen Heathrow. Even terugspoelen: gisterennamiddag met taxi naar luchthaven, bagage zelf inchecken, vlotjes – papierloos – door veiligheid- en paspoortcontrole, perfecte vlucht, opnieuw probleemloos door geautomatiseerde paspoortcontrole, bagage oppikken, shuttle naar Europcar waar de man aan de balie hemel en aarde beweegt om ons 1) een grotere en duurdere auto aan te smeren en 2) een extra verzekering op te lappen … tot hij begrijpt dat nee NEE is. Met een zo goed als nieuwe “MG 25 hybrid” vol technische snufjes en zonder enige uitleg, rijden we uiteindelijk – links! veel “roundabouts”, twee keer verkeerd gereden – naar The Christopher hotel in Eton. ‘t Is dan al ruim tijd voor “dinner” in Côte Windsor, aan de oever van de Thames, met zicht op Windsor Castle aan de overkant. Helaas … zeer druk, slechte akoestiek, luidruchtige gezelschappen: na één – weliswaar lekker – gerecht (Tuna Niçoise, gegrilde tonijn) staan we een uurtje later al buiten. Dag afsluiten met een wijntje in de rustige hotelbar.

26 april, 21u07.

Engels ontbijt

“Sausage, bacon, black pudding, hash brown, baked beans, tomato, mushrooms, hash brown and a fried egg”. Dit kan niet anders zijn dan een Full English Breakfast … voor mij. Dan vergeet ik nog de brown toast met marmelade en een pastry en yoghurtje achteraf. Betty doet het bescheidener met “Avocado on sourdough toast with poached eggs and chili on the side”. D’er is uiteraard ook porridge als ontbijt. Niet ongewoon voor Engeland, maar hier kan je het wel met “whiskey on the side” vragen. ‘t Zou een zoetere, en ongetwijfeld koppigere smaak aan de porridge geven.

Eton College.

Student in zwart Eton uniform

Een stevig ontbijt is nodig want we wandelen naar Eton College, of correcter: naar de verschillende statige en imposante gebouwen van de Eton elite-school. Wat een grandeur straalt dit uit. Hier wordt de toekomstige Engelse upper-class opgeleid. Op deze zaterdagmorgen is het er extreem rustig: weinig auto’s; een occasionele voetganger en dan nog meestal een student in zwartgestreepte Eton broek, Eton wit hemd, zwarte Eton debardeur en zwarte Eton overjas; of een prof, bijna identiek als de studenten gekleed maar wel met witte “bow tie” (vlinderdas). Gedistingeerd, een andere wereld!

We wandelen door Eton High street terug naar de Thames en steken de voetgangersbrug over naar Windsor Castle.

Windsor Castle.

De sfeer en het publiek zijn hier heel anders dan in het ingetogen Eton. ‘t Is amper 10 uur ‘s ochtends – dan opent Windsor Castle voor het publiek – maar er lopen al heel wat uitgelaten toeristen rond in allerlei informele outfit, sommigen zelfs al zomers gekleed ondanks de 8 °C. Bij bosjes stromen ze uit de vele cafeetjes en eethuizen uit de buurt. Overvloedig aanwezige politie-agenten proberen alles in goede banen te leiden.

Onze tijd is beperkt vandaag = geen bezoek aan Windsor Castle zelf. Wel bekijken we de immense site van buiten af; struinen we in de buurt rond met bezoekje aan de Windsor Parish Church; wandelen we langs “The Long Walk”. Op de hoek van St. Albans street en Park street troepen toeristen samen. Een rijzige en grijzige oudere man met lederen hoed legt me uit dat hier op dinsdag, donderdag en zaterdag even voor 11 uur de aflossing van de wacht passeert. Deze keer is het de beurt aan de Gurka-brigade, een elite-eenheid van het Britse leger bestaande uit Nepalese soldaten. Mijn Engelse buur heeft ze al van ver herkend: ze marcheren zeer snel, veel sneller dan de Engelsen zegt hij met een knipoog. Na de Gurka’s geeft de politie de weg vrij … en die stroomt prompt vol met een toeristenmassa.

We proberen de drukte te ontvluchten in Windsor Royal Station. We zien er een replica van de stoomlocomotief waarmee koningin Victoria haar eerste treinreis maakte. Via de Windsor Riverside Walk keren we terug naar ons hotel waar we onze auto oppikken en … koers zetten naar het westen: op naar Cornwall!

M4/M5.

De weg naar Newquay in Cornwall loopt niet over rozen maar wel over de brede autosnelweg M4 – drie rijbanen in elke richting – tot Bristol; verder over de M5, al even breed met evenveel rijstroken. Hoe groen ziet Engeland er hier uit. Geen lange bebouwingen langs de snelweg, geen industrieterreinen, geen steden: bomen, graslanden, akkers, hagen, struiken.

Voortdurend “piept” onze auto van het “Engelse” – inmiddels Chinese – merk MG, model 25 : omdat ik te snel rij, omdat ik van rijbaan verander zonder op voorhand te knipperen, omdat hij vindt dat ik moe ben; omdat … onbekende reden, wie weet … te veel en te opdringerige technische snufjes. Mag ik nog zelf rijden, MG25?

Voorbij Wellington, nog steeds op de M5 wordt het landschap bergachtiger: dit is het graafschap Devon. Hier en daar staat de brem al diepgeel in bloei, opvallend tussen het groen. ‘t Is dan “wachten” tot we dit lieflijke landschap verlaten, de Tamar-rivier oversteken en in het ruige en ruwe Cornwall belanden. Al snel rijden we dwars door Bodmin-moor: een onwezenlijk en verlaten heide-landschap. Hier moeten we komen wandelen!

Na een kleine 300 mijl – 4u30 “bollen” – bereiken we onze eindbestemming, aan de noordkust van Cornwall in Newquay. Nog snel een supermarkt opzoeken, vaststellen dat hier zo goed als geen Europese merken zijn (Brexit?) en vrijwel geen lactose-vrije producten. Daarna: avondeten met als speciaal dessert: Cornish Cream Tea. Recept: zie hieronder.

Cornwall … yma ni ow kelwel.

Cornwell is very primeval: great black jutting cliffs and rocks, like the original darkness … and a pale sea breaking in, like dawn. It is like the beginning of the world, wonderful.

D.H. Lawrence

24 april 2025.

Cornwall … waar volgens legende de Keltische koning Arthur en zijn ridders van de Ronde Tafel tegen de Angelsaksen streden; waar een kleine minderheid opnieuw Cornisch – oude Keltische taal – kan spreken; waar Daphne du Maurier haar gothic romans schreef en situeerde; waar zich de populaire TV-serie Poldark afspeelt; waar lokale mijnwerkers Cornish Pasty aten en vissers Stargazy Pie; waar de warme golfstroom – voorlopig? – zowel de winters als de zomers mildert … daar willen we de lente beleven!

Onze “uitvalsbasis” wordt Newquay (spreek uit: Njoekie) aan de noordkust met een (te?) ambitieus aantal “things to do”. Klik op de kaart van Cornwall voor al dan niet bekende bezienswaardigheden (rode markeringen). De blauwe “markers” tonen ongeveer de loop van de Tamar rivier – dat is de grens met het graafschap Devon – vanaf de bron, amper 6 km van de noordkust helemaal naar de monding in het zuiden bij Plymouth.

Met zoveel bezienswaardigheden wordt “slow travel” misschien moeilijk maar “calmcation” is in Cornwall nu wel trendy. Een “coolcation” wordt het ook heel waarschijnlijk.🤣 Het recente, koelere (slechtere?) weer zorgt er mee voor dat het aantal Cornwall-bezoekers in 2024 het laagste was van de laatste tien jaar. Mede-oorzaken: het prijsniveau – Cornwall is één van de duurste regio’s van de UK1EN de vervelende reis-formaliteiten – reispas, elektronische ETA – een gevolg van de Brexit. Zullen we dan vissersdorpjes, kastelen, verlaten tin-mijnen, megalieten, botanische tuinen, stranden, heide, granietkliffen en … pubs voor ons alleen hebben?

Langs de kanaaltunnel ben je vanuit Brussel met eigen auto minstens 10 uur – een hele dag – onderweg. Wij kiezen voor vliegtuig naar Heathrow op vrijdagavond, huurauto en overnachting – “The Christopher Hotel” – in Eton: even goedkoop (of duur!) als een vlucht op zaterdagochtend zonder hotel. Kunnen we ‘s morgens nog “snel” het elitaire Eton College bekijken en het nabij gelegen Windsor Castle. Daarna: 4 uurtjes “bollen” tot Newquay, onze vakantiebestemming in Cornwall. De ontdekking en verwondering mogen beginnen … Kernow, yma ni ow kelwel.2


  1. De hoge toegangsprijzen voor tal van bezienswaardigheden proberen we deels te omzeilen door op voorhand een English Heritage Overseas Visitors Pass te kopen. ↩︎
  2. Kernow, yma ni ow kelwel: Cornwall, we komen er aan. ↩︎