Ruïnes en kastelen in Eden.

3 augustus 2025.

Cumbria en regen!

Na zonneschijn komt regen, veel regen, toch in Cumbria. De bergen zijn verdwenen; grijzigheid overal; de schapen staan of liggen doodstil en stoïcijns in gestaag neervallende regen. Hier plan je de dag volgens hoe het weer er uit ziet. Gelukkig gaat het regengordijn om 9 uur over in lichte motregen. Regenjassen mee en op naar Penrith, in de vallei van de Eden rivier!

Rheged. 1

Even voor Penrith is in een oude steengroeve een “Cumbrian visitor experience centre” neer gepoot. Het gebouw is deels ondergronds en zou het grootste “met aarde bedekte gebouw” van Europa zijn. Eigenlijk is het een modern, veredeld winkelcentrum: boetiekjes met regionale producten, kunstwerken, “classy” souvenirshops, superleuke koffiebars en -hoekjes, deli’s, een grote kinderspeeltuin, tentoonstellingen, zelfs een 3D cinemazaal, alles overdekt en dus ideaal voor een regenachtige dag. Maar het regent niet langer 😳 …

Penrith.

We parkeren op Great Dockray, pal in het centrum en gratis op zondag! Het is winderig maar onverwacht breekt de zon door de wolken. Daar moeten we snel van profiteren met een stadswandeling. We beginnen langs Market Square. Hier staan opvallend andere huizen dan in en rond Keswick. Ze zijn uit oker-rode zandsteen opgetrokken … uit de vroegere steengroeve waar nu Rheged is? Het imposante George Hotel domineert, maar op het plein zelf trekt een eigenaardige toren met uurwerk de aandacht: het Musgrave monument uit 1861, volgens inscriptie opgericht “In sympathy with the great sorrow which befell the family at Edenhall in the death of their eldest son Philip Musgrave Esquire, May 16 1859 at Madrid in the twenty sixth year of his age.

Behalve de kleine straatjes met dito huisjes trekt een volgende rode monument de aandacht: Saint Andrew’s Church. Er is juist een kerkdienst gaande. Luide orgelmuziek klinkt op. We aarzelen even aan de ingang, maar een vrouwelijke diaken (?) in witte toga nodigt ons nadrukkelijk uit om binnen te komen. Vreemd voor ons: de kerk is gevuld, mensen babbelen hardop met elkaar, er wordt geapplaudisseerd na de orgelmuziek en vooral: er is koffie en cake in de kerk na de dienst. Dat is een normale zondagsviering volgens de vriendelijke diaken. Leuk.

Rondom de kerk ligt uiteraard het vroegere kerkhof met een enkele oude grafzerken maar vooral met “Giant’s Grave”, een paar eeuwenoude overblijfselen van Normandische kruisen en graven. De naam komt vermoedelijk van een opgegraven skelet met uitzonderlijk lange benen.

In zonnig weer met dreigende wolken flaneren we verder door steegjes en straten met oude huizen. We wanen ons niet alleen in een ander land maar ook in een andere tijd. Bijna vergeten we dat hier ook ruïnes van een kasteel zijn. Penrith Castle, of wat er van over is, ligt op een heuvel boven de stad in wat nu een park is met kleurrijke bloemenperken, tennisvelden en een perfect gemanicuurd Engels bowlingveld. Kinderen spelen op de rode ruïnes, mensen wandelen met hun honden – Engelsen zijn echte “dog-lovers” – en wij proberen foto’s zonder mensen te schieten.

Brougham Castle.

Een paar mijl buiten Penrith, aan de Eamont-rivier, lag een tijdje de grens met Schotland. Daar stond Brougham Castle2, nu de overblijfselen, de ruïne van dat kasteel. Indrukwekkender dan Penrith Castle, omdat het groter is, speciaal als stevige verdediging tegen de Schotten is gebouwd (middeleeuwse, militaire Engelse architectuur) en omdat de plek, vlak naast de rivier met boogbrug, heel fotogeniek is. We dwalen rond tussen de ruïnes en verbazen ons er over dat het nog grotendeels recht staat. Vele muren vertonen zware scheuren en of zijn scheef.

Via een smalle en donkere wenteltrap beklimmen we de toren, 70 treden, +/- 20 meter. In een plafond is een oude Romeinse grafsteen verwerkt. De Romeinen waren hier uiteraard eerst. Het middeleeuwse kasteel is deels op de funderingen van een Romeins fort gebouwd.

The Countess Pillar.

Hoe je er juist heen rijdt, moeten we even vragen aan de vriendelijke receptioniste van Brougham Castle, maar de Countess Pillar ligt amper een mijl van het kasteel. Het is een eigenaardige gedenkpaal, opgericht in 1656 door ene Lady Anne Guilford als herinnering aan de laatste ontmoeting met haar moeder. Leuk klein wandelingetje erheen, alleen spijtig van het lawaai van de drukke A66 die hier dichtbij loopt.

Brougham Hall.

Nog een eigenaardigheid: Brougham Hall3 of Brougham Manor, een versterkt veertiende-eeuws huis / kasteel, restoratie is nog altijd aan de gang. Binnen de kantelen werken nu allerlei kunstenaars en ambachten: pottenbakkers, keramiek bewerkers, een steenhouwer. Er is een distilleerderij, een fotografie-studio en vooral … een café waar we buiten in de zon op het binnenplein espresso slurpen en brownies eten. De eiken toegangspoort van de Mansion is zo maar eventjes 500 jaar oud.

Long Meg and her daughters.

Komaan, nog een laatste bezienswaardigheid in de buurt (6 mijl ten noorden van Penrith): een van de grootste – in diameter – steencirkels van Engeland. Long Meg is een rode steen van +/- 4 meter hoog, duidelijk afkomstig uit deze streek – de Eden vallei – met zijn rode zandsteen. Zij – ik ga ervan uit dat Long Meg vrouwelijk is – staat buiten de cirkel van haar 68 “dochters” – andere neolithische stenen – maar die komen alle van verder westwaarts uit het Lake District. Hier naartoe gesleept / geduwd door gletsjers tijdens de ijstijd? Hoe dan ook, doordat de cirkel zo groot is, maakt het geheel minder indruk dan Castle Rigg van gisteren. Beetje teleurstellend …

Tijd voor boodschappen, alleen … we zijn de tijd uit het oog verloren! Op zondag zijn supermarkten hier wel open, maar “slechts” tot 4 uur ‘s namiddags. Dat zal dus restaurantbezoek worden vanavond.

Wat een zonnige dag was dit uiteindelijk opnieuw!


  1. Reghed is de oorspronkelijke naam voor het oude koninkrijk Cumbria.
  2. Brougham Castle: spreek uit “Broem Castle”.
  3. Uiteraard spreek je ook Brougham Hall uit als “Broem Hall”.

Cumbria en zon?

Along England’s greenest hills …

Uit “Goodbye England’s rose” van Elton John.

2 augustus 2025.

Fell running.

Een populaire sport in Cumbria is fell running, een combinatie van trail en oriëntatie lopen die onveranderlijk over de toppen van de bergen – de fells – gaat. Niet dat ik dat ambieer, maar deze morgen loop ik toch een mijl-lange helling op. Eens boven roept een dame me toe: “That is a tough one, isn’t it?”. Ik ga er van uit dat ze mij bedoelt en niet de fell.

Dit wordt een zonovergoten dag, zeldzaam in Cumbria? Alleen op de top van de Skiddaw ligt nog een strook wolken, zoals tandpasta op een tandenborstel. Ook dat ruimt de zon snel op.

Castlerigg Stone Circle.

Ten oosten van Keswick ligt Castlerigg Stone Circle, een neolithische steencirkel, vier- tot vijfduizend jaar oud. Het speciale eraan is niet zozeer de 30 meter brede cirkel van 38 stenen (zelf geteld!), noch de tien stenen die binnenin de cirkel een rechthoek vormen, wel de locatie van de cirkel: op een hoog plateau, omgeven door fells, bergen. Even uitrusten op de kleinere stenen onder het motto: “Rest your bones on old stones”. Sommigen beweren dat de stenen een afspiegeling zijn van de omringende bergen. Feit is dat – zoals bij elke steencirkel – we gewoon niet weten wat het doel van deze prehistorische monumenten was. Daarom niet getreurd: bij dit zonnige weer overdondert de natuurpracht. Pluspunt: bijna geen andere nieuwsgierigen en als die wel arriveren zijn we weg.

Van ons oorspronkelijke plan – het dichtbije Keswick bezoeken – wijken we af, want het is zaterdag = marktdag in Keswick. 1 In plaats daarvan rijden we naar Cockersmouth. De bergen van The Lake District worden heuvels om ten slotte net voor Cockersmouth bijna geheel te verdwijnen.

Cockersmouth.

Wat een naam, Cockersmouth, maar toch verklaarbaar: hier mondt de Cocker rivier uit in de Derwent. Onwetend stappen we het geboortehuis van William Wordsworth voorbij, Market Street in. Twee bomenrijen, Georgiaanse huizen en huisjes uit de 18de en 19de eeuw, allerlei winkeltjes en pubs, in een woord: charmant.

Onze verkenning start met een wandeling door Memory Park: via Miller’s Bridge, een voetgangersbrug over de Derwent lopen we in het groen op de rechteroever. Dat biedt mooie uitzichten op het stadje, de samenvloeiing met de Cocker, de Jennings brouwerij, de ruïnes van het kasteel2 en de beide rivieren. Nog geen mijl verder staan we helemaal in de natuur met zicht op glooiende, groene hellingen. Dat de zon haar best doet, is een pluspunt.

Terug naar het centrum vinden we in Old Kings Arms Lane de “History Wall” die de geschiedenis van Cockermouth door de eeuwen heen vertelt, voornamelijk via beroemde personen die hier geboren zijn, naast Wordsworth bij voorbeeld John Dalton, chemicus die als eerste het gewicht van atomen kon meten en ook zijn naam gaf aan rood-groene kleurenblindheid, daltonisme. Mijn favoriet is echter Fletcher Christian, de leider van de muiterij op de Bounty. Als kind las ik het boek meermaals. Natuurlijk is hier een Fletcher Christian pub, maar de espresso op het terras van The Lanes Café is ook niet slecht. Op een muur staat het waterniveau van november 2009 aangegeven: meer dan 2 meter boven straatniveau! Sindsdien zijn overal “floodgates” geïnstalleerd en is een oud, vergeten en overwoekerd systeem van afvoerbuizen gemoderniseerd en opnieuw in gebruik genomen.

Op het puntje waar Derwent en Cocker samenvloeien zit een mevrouw alleen op een bankje te mijmeren. We maken kennis, vertellen ons verhaal van de voorbije twee dagen en vinden samen met haar The Lakes lieflijker, vriendelijker dan Hadrian’s Wall. Zij kan het weten: ze woont in Carlisle en nam de bus naar Cockermouth, een rit van 2 uur … “to spend a lovely day here”.

Brewery Lane loopt dwars door de oude, maar nog steeds draaiende brouwerij. Ook hier even een kijkje binnenin nemen; dan straatje op tot de ingang van de kasteelruïne. Daar tegenover is de Castlegate House Gallery een (gratis) bezoek waard: een verzameling van moderne en hedendaagse Engelse schilderkunst.

Laten we dan maar de wegwijzers “Wordsworth house” volgen die ons bijna aan het vertrekpunt van onze wandeling bij het geboortehuis van Wordsworth brengen. Het is statig, roze en ziet er van buiten een beetje verwaarloosd uit. We slaan het bezoek over – het is al 13.30 uur, zonde om niet van te zon te genieten- en besluiten “thuis” buiten te lunchen.

Bassenthwaite.

Zo snel zijn we nog niet thuis. De terugweg – smal, kronkelend, over groene heuvels – is te pittoresk om niet traag te rijden. Aan de smalle, een auto brede brug, waar de Derwent rivier Bassenthwaite Lake verlaat, stoppen we. Hier krijgen we voor het eerst een close-up van het meer. Eachy, een slijmerig, amfibie-achtig wezen met slangachtig hoofd dat in de diepten van het meer woont, ongetwijfeld verwant aan Nessy van Loch Ness, vertoont zich helaas niet. Geen nood: we zijn met het uitzicht vanaf de brug meer dan tevreden.

Optimaal van de zon profiteren is ook wandelen: van ons logement – Ranworth Lodge – naar Bassenthwaite – 1 mijl langs een rustige asfaltweg – en terug via de weiden op de berghelling met panorama’s van de vallei, Skiddaw en het meer, om dan af te dalen door het bos. Achteraf hebben we zeker een “pint of Guinness” verdiend, in de zon op het terras van … hoe kan het anders bij dit weer: The Sun Inn! Cheers!


  1. Ook op donderdag is marktdag in Keswick.
  2. De kasteelruïne in Cockersmouth is privé-bezit,en niet te bezoeken.

Hadrian’s wall.

“‘You may well,’ said Parnesius. ‘Old men who have followed the Eagles since boyhood say nothing in the Empire is more wonderful than first sight of the Wall!”

Uit Puck of Pook’s Hill, Rudyard Kipling

1 augustus 2025.

Skiddaw, een van de hoogste “bergen” van Engeland (931 meter), heeft nog zijn witte slaapmuts van wolken op wanneer ik mijn loopschoenen aansnoer. Even naar Bassenthwaite joggen langs een rustige asfaltweg met zicht op Bassenthwaite Lake. Daarna terugkeren langs het “Robin Hood Wood”, dan een “public foothpath” nemen over een weide vol met paarsblauwe grasklokjes, tenslotte door het “Banks Wood” lopen, waar een uil geruisloos tussen de bomen zweeft. Goedemorgen!

Lanercost Priory.

Op het menu vandaag: de muur van Hadrianus met als eerste geplande stop Hare Hill, het enige stuk muur dat nog 3 meter hoog is. Helaas, dat blijkt op “private land” te staan, niet te bereiken met de auto. Die kleine teleurstelling wordt onmiddellijk tenietgedaan door Lanercost Priory, ruïnes van een oude priorij uit de dertiende eeuw. Hoewel … ruïnes … een deel van de kerk wordt nog steeds gebruikt, een ander deel met grotendeels intacte bogen is ruïne. Uiteraard is er een kerkhof met eeuwenoude grafzerken, een ondergronds booggewelf waar zwaluwen in- en uit vliegen, contouren van een oude kloostergang, een klokkentoren met een echte klok en klokkentouw … Het is zo verleidelijk om de klok te luiden, maar er woont hier een koppel torenvalken … toch beter niet verstoren. In het bezoekerscentrum van Lanercost serveren ze overigens excellente espresso. 😋

Birdoswald fort.

Banks East Turret biedt ons een eerste blik op Hadrian’s Wall. Een turret is een uitkijktoren: elke Romeinse mijl – ongeveer 2 km – stond er een mijl-kasteel en tussen twee mijl-kastelen stonden drie uitkijktorens. Van deze turret blijft niet zoveel over. De muur zelf is veel breder dan ik dacht. Op deze hoogte is vooral het panorama de moeite: de Pennines-bergketen eindigt hier in een vlakte verdeeld in kleine percelen en afgebakend door muurtjes of heggen. Uiteraard grazen in elk perceel schapen. Zoals in elke organisatie is er een (1) zwart schaap per kudde. Samen met een Engelse 60-plusser wielertoerist die de hele lengte van de muur van Hadrianus (+/- 117 km) in twee dagen fietst, genieten we van het uitzicht.

Op naar het serieuze “werk”: een site die alle elementen van een compleet Romeins verdedigingsmechanisme bevat en bovendien met het langste ononderbroken stuk overgebleven muur. Dat is het Romeinse fort Birdoswald, een uitgestrekte site met – opnieuw – een spectaculair panorama. Het ”kasteel” wat er nu staat is een Victoriaans gebouw, deels op de fundamenten van het vroegere Romeinse fort gebouwd. Het is leuk wandelen rond en tussen de ruïnes. Temperatuur is +/- 19° C, zwaar bewolkt, maar geen regen. Veel bezoekers maar geen overdreven drukte.

Sycamore Gap.

“Even” verder – nou ja, zo’n 17 km – ligt de beroemde Sycamore Gap. Oorspronkelijk vooral bekend omwille van de eenzame, tweehonderd jaar oude boom in de kloof, sinds 2023 vooral omdat de boom door vandalen werd omgezaagd. Dat moeten we nog zien. Op naar Steel Rigg Car park vanwaar de wandeling langs de Hadrian wall naar de Sycamore Gap start. Onderweg stopen we even in het pittoreske dorpje Greenhead waar vooral kerk en kerkhof met eeuwenoude graven opvalt. Niet op voorhand gepland, maar we zijn nu in Northumberland, niet meer in Cumbria.

Probleem: Steel Rigg Car Park is betalend en, door een technisch probleem aanvaard de betaalterminal alleen betaling met munten. Wat moeten cash-loze toeristen dan doen? Een vodje papier op het betaaltoestel vertelt dat we achteraf moeten betalen in “The Sill”, wat dat dan ook mag zijn. We zien het wel … Eerst onze sobere lunch (☺️) nuttigen: zuurdesem brood met gerookte zalm, een ongelooflijk smakelijke appel als dessert.

De zogezegd 20 minuten durende wandeling is zwaar, duurt veel langer, maar is wel prachtig: de Hadrian wall loopt hier op en door bergachtig gebied. We stijgen en dalen voortdurend waarbij stijgen moet opgevat worden als: zo goed als loodrecht de rotsen op! De muur blijft aan onze linkerkant: we lopen langs de zuidkant dus nog binnen het Romeinse rijk. Aan de overkant, in het land van de barbaren ligt een meertje: Craig Lough. We passeren mijl-kasteel nummer 39, net voor een laatste serieuze klim en nog serieuzer afdaling. Betty heeft gelukkig een vent mee die haar – als het bijna loodrecht naar beneden gaat – kan ondersteunen.

Een laatste steile klauterpartij naar beneden en we staan bij wat nu officieel het Sycamore Gap Tree Memorial heet: de brede stomp van de oude, afgezaagde boom met – gelukkig en hoopgevend – een aantal nieuwe scheuten, een monument voor de beperkte emotionele intelligentie van het mensdom!

Erg druk is het hier niet, maar er komen wel voortdurend bezoekers af en aan. Twee corpulente dames kruipen langzaam, heel langzaam, achterwaarts op handen en voeten de laatste helling naar de Sycamore Gap af. Bewonderenswaardig, maar er ontstaat een file op de flank van de berg. Wij keren terug langs een gemakkelijkere, lagere route.

The Sill.

De boete voor niet-betalen van de parking bedraagt 100 £! Ik vraag me af hoe ze controleren of je al dan niet hebt betaald, maar toch: dit is het risico niet waard. The Sill is een National Landscape Discovery Centre, een mix van museum, tentoonstellingsruimte, café en dakwandeling. Op het dak probeert men inderdaad de typische vegetatie van boven op de bergtoppen te recreëren. Maar wij willen ook onze parking cash-loos betalen: dat kan, 3 £, de nummerplaat van onze auto wordt op een servetje genoteerd. Alles komt in orde verzekert men ons.

Amper een mijl van hier ligt Vindolanda, opnieuw een Romeins fort. Maar ‘t is al 4 uur en we zijn van voor 9 uur onderweg … toch nog even gaan kijken. Ziet er, van op afstand, ook interessant uit met een museum van wereldklasse maar … non potest quis omnia in vita habere1. We keren “huiswaarts”, langs bochtige en een-auto-smalle wegjes waar de muurtjes bij wijlen op ons af komen en … stellen vast dat het landschap lieflijker, charmanter, minder ruw is eenmaal terug in The Lakes.

P.S. Terug in Ranworth Lodge blijkt het schaap-kadaver van gisteren opgeruimd te zijn.


  1. Je kan niet alles hebben in het leven.