Off the beaten track: San Felipe, Yucatán.

1 November 2032.

Chichen Itzá.

Chichén Itzá prijst zich aan als één van de zeven “moderne” wereldwonderen! Desondanks … na veel internet-gesurf beslissen we om de site letterlijk en figuurlijk links te laten liggen! Want:

• toeristenval met honderden kraampjes en verkopers;

• druk: tot 3.000 bezoekers per dag; een gids vertelde ons dat je er ten laatste bij opening om 8 uur moet zijn anders is het echt veel te druk;

• duur: 32 € per persoon, 60 € per persoon voor een op voorhand te boeken en te betalen “skip the line ticket” om niet aan de kassa bij de ingang te moeten aanschuiven;

• er zijn mooiere, grotere en niet-drukke sites, sommige zelfs met hogere piramides dan de tempel van Kukulcán (“El Castillo”) in Chichén Itzá;

• overigens is niet Chichén Itzá maar alleen de tempel van Kukulcán een zogezegd “wereldwonder”. De reisblog Flitter Fever legt het allemaal prefect uit.

Wat doen we dan wel? Terug naar de kust: San Felipe aan de Golf van Mexico, een uurtje rijden van Espita.

San Felipe.

Dit is echt “off the beaten track”. In tegenstelling tot in Rio Lagartos worden we al niet aan de ingang van het dorpje gestopt door verkopers van boottochtjes. Onmiddellijk vallen de kleurrijke houten huisjes op. Op de strandboulevard (malécon) geen toeristen te zien, alleen “locals” en een paar geparkeerde auto’s. Er staat een stevige zwoele wind. Vele tientallen vissersbootjes deinen op en neer. Aan de overkant van de Ría Lagartos-lagune zien we opnieuw flamingo’s (met verrekijker), en langs de malécon allerlei soorten steltlopers, pelikanen en fregatvogels. We wandelen tot het uiterste westerse puntje van San Felipe en … ontdekken daar een vlonderpad op de rand van mangrove en zee.

Mangrove.

Het pad ziet er “redelijk” uit, dat wil zeggen: hier en daar een plank los en af en toe één of twee ontbrekende planken, sommige schots en scheef, maar toch alles bijeen stevig. We zijn op de “Sendero Punta Morena” beland. Na een paar tientallen meters slingert het pad zich de mangrove in. Betoverende ervaring, te meer daar we plots een soort wasbeer met ringstaart spotten en – van dichtbij – allerlei water- en wadvogels. Midden in het mangrove-slijk verzamelen twee mannen slakken … Het pad eindigt in een andere wijk van San Felipe, maar met plezier maken wij rechtsomkeer, nog een keer door de mangrove.

Malécon.

Een vissersbootje gaat een paar tientallen meter voor de malécon-kade voor anker. De vissers beginnen allerlei visafval overboord te gooien en dan ontvouwt zich een spektakel: tientallen meeuwen, tientallen fregatvogels en een klein aantal pelikanen storten zich op wat er overboord gaat.

Nog wat rond kuieren in oostelijke richting op de Malécon. De hele tijd geen enkele toerist gezien! Dan is het nu het moment voor “filete a la plancha” in vis-restaurant Vaselina.

We keren terug naar Espita via Tizimin. Niet zo interessante plek: uiteraard een versterkte-burcht-kerk en een botanische tuin met annex dierentuin. Maar dit is wel interessant: net voor Tizimin wandelt een armadillo, gordeldier, rustig over de verlaten weg. Stoppen, kijken, foto? Nee, hij (of zij?) verdwijnt in het struikgewas.

Terug in Casona los Cedros: vandaag zo’n 150 km gereden en 64 topes (verkeersdrempels) “ontmoet”!

Om in de sfeer te blijven eet Betty vanavond sashimi van barracuda van San Felipe. 😋

Speciale kerken, choco en regen: naar Valladolid.

31 oktober 2023.

De kortste weg is zelden de interessantste. We rijden via een omweg langs Dzitás en Uayma naar Valladolid en hebben de baan zo goed als voor ons alleen. Zoals gewoonlijk: kaarsrecht, tussen groene muren en tunnels, opgepast voor topes!

Dzitás.

Dzitás ligt ver van de gebaande paden, zeer landelijk. Hier komt geen toerist, behalve een verdwaalde en wij. Natuurlijk wordt Hanal Pixán, de “día de muertos” hier ook gevierd. Altaartjes op het centrale plein, toeloop van mensen in traditionele klederdracht, kinderen krijgen drankjes. En dat alles voor een dorpskerk als een versterkte burcht.

Uayma.

Uayma is van een ander kaliber: al veel stedelijker door zijn ligging, dicht bij Valladolid en hier zijn ook weer enkele toeristen. Die komen af op de kloosterkerk, een wel heel speciaal gebouw, zowel binnen als buiten. Hier zeggen foto’s meer dan duizend woorden. Alleen nog dit: het rood symboliseert het bloed van Christus; het blauw van de bloemen (of sterren?) staat voor de moeder van God en de tweekoppige adelaar in het midden boven de ingang is het wapenschild van de Habsburgers. Die heersten over Mexico tijdens de bouw van de kerk. Toegang tot kerk en bijhorend, verlaten klooster is gratis!

Valladolid.

Wat onmiddellijk opvalt in Valladolid, één van de grootste steden van Yucatán, is de drukte en het totaal ontbreken van de driewiel-moto-taxi’s van Espita. Auto’s en luidruchtige moto’s regeren de stad, vooral in de brede lanen met kleurrijke koloniale huizen. Zodra je van de grote straten afwijkt, zijn de huizen kleiner, armoediger. Vele Casona’s zijn gebouwd met stenen van Maya-tempels maar als teken van respect zijn de hoekstenen soms bloot gelaten, niet geschilderd of gepleisterd. Het Parque Principal Francisco Canton Rosado is het hart van de stad, gedomineerd door de kerk die als twee druppels water op die van Espita lijkt: ook twee torens, ook net een dreigend-versterkte burcht.

Choco-story.

Al tweeduizend jaar geleden dronken de Maya’s cacao. Niet toevallig dat er in Valladolid een museum over cacao en chocolade is. Een heel interessant museum: we leren heel wat bij over de relatie tussen de Maya’s en cacao, over de evolutie van de cacao-drank naar chocolade zoals we die nu kennen.

Interessant weetje: als er suikerriet is in Mexico, dan komt dat onrechtstreeks door cacao. Omdat de Europeanen hun cacao-drank met suiker verkozen, werd suikerriet vanuit China geïmporteerd om in Mexico te verbouwen. Een lading chinezen kwam mee om te garanderen dat de oogst een succes zou worden. En nog een weetje: met 11.540 kilo per persoon zijn wij Belgen de grootste chocolade-eters ter wereld, nipt voor de Zwitsers.

Het museum toont – naast een paar leuke voorwerpen, zoals “moustache cups” waaruit ook mannen met een snor hete cacao kunnen drinken – een aantal eeuwenoude kunstvoorwerpen. Prachtig jade dodenmasker bij voorbeeld. En uit de schil van de Jicara-vrucht werden drinkbekers voor hete choco-drank gemaakt.

Tot slot wordt het hele productieproces van cacao-boon tot chocolade uitgelegd (in ‘t Spaans) en … kan je proeven, zowel van de boon als van het eindproduct.

Choco-story, Valladolid = absolute aanrader.

Regen.

Op de terugweg pakken zich donkere wolken samen in het noordwesten, de richting die we uit moeten. Op zo’n 15 km van Espita is het zover: met bakken valt de regen neer. De temperatuur daalt van 33 naar 23° C. In geen tijd staan straten blank, vooral aan de topes. Meestal zijn er geen riolen langs de wegen. Gieten, gieten, gieten! Aan een tankstation vraag ik of dit normaal is (Ja) en hoelang het gaat duren (2 uur, min of meer). Ook de straat aan Casona los Cedros is herschapen in een halve rivier. Gelukkig komt personeel aangesneld met twee paraplu’s, hoewel … de Mexicanen lijken zich weinig of niets aan te trekken van de regen … en eigenlijk vinden wij het ook wel leuk!

Vanavond dineren we opnieuw in Casa Kacaya. Achteraf zoals gewoonlijk nog even naar het centrale plein van Espita stappen. Maar op Halloween wordt er niet gefeest, geen feria, geen fiesta, nada, niets! Raar …

P.S. De regen stopte inderdaad na ongeveer 2 uur.

Ek’Balam op de “día de muertos”.

30 oktober 2023.

Bijna drie dagen in Yucatán, Mexico en nog geen enkele archeologische site bezocht: onvergeeflijk! Vandaag goed maken: we rijden naar Ek’ Balam.

Ek’ Balam.

Ek’ Balam ligt ongeveer halfweg tussen Espita en Valladolid. Vanaf de “grote” weg, de “295”, is er slechts één afslag naar Ek’ Balam, niet te missen. Iemand met een rode vlag verspert de weg aan de afslag en wijst ons naar de kant. Een panfluitspeler vraagt om ons te registreren in het kantoortje achter hem. Doen we. Een vriendelijke Mexicaan legt ons uit dat we een paar km verder op de weg moeten stoppen om de Ek’ Balam parking te betalen (100 peso = +/- 2,5 €). Nog een eind verder is dan de parking met ingang van Ek’ Balam. Daar zullen we de toegangsprijs moeten betalen. Nog advies: direct naar de grote piramide gaan, nu het nog niet druk is. De Mexicaan noteert mijn naam en telefoonnummer op een soort officieel document. Dan vraagt hij of we nog plannen hebben voor vandaag. Ja, misschien de X’Canché cenote bezoeken die hier dicht bij ligt. Hmm, dat raadt hij ons ten stelligste af want veel te druk. Een alternatief? Ja, een cenote niet te ver hier vandaan, rustig, mooi, niet druk: Chichikan. OK. We moeten wel reserveren want er worden maar een beperkt aantal mensen per dag toegelaten. OK. En ook direct betalen: 770 peso voor twee personen (= +/- 40 €). OK. Daarvoor is wel lunch inbegrepen en tequila proeverij en Maya-tour. OK.

Aan de ingang van Ek’ Balam betalen we aan aparte kassa’s:

1) 882 peso toegangsprijs voor twee (= +/- 45 €);

2) 180 peso belastingen voor twee (= +/- 9 €).

Dan nog een tiental souvenirshops passeren en onmiddellijk naar de grote piramide.

Wat een indrukwekkend bouwwerk, pas in 1998 ontdaan van alle aarde waaronder de Maya’s de tempel begraven hadden. Dertig meter hoog, steile en smalle treden (106), brandende zon … wagen we de klim? Ja, tot het terras na twee derden van de top. Ek’ Balam betekent zwarte jaguar; een rij jaguar-tanden verspert hier de ingang. Krijger-standbeelden langs de muren bewaken mee. We kijken nu over het omringende oerwoud uit en besluiten dat verder klimmen geen veel beter panorama zal opleveren.

Wat is het hier rustig en stil, ondanks de toeristen. Maar ‘t is inderdaad niet druk. Pas nu beseffen we hoeveel voortdurend lawaai er is in Espita. We wandelen rustig rond, langs en rond het ovalen paleis, het balspel veld, nog niet uitgegraven heuvels. Ruim anderhalf uur kuieren. Aangename site!

Chichikan.

Stomverbaasd zijn we bij het oprijden van de grote parking van cenote Chichikan. Er staan acht tourbussen! Rustig!? Beperkt aantal bezoekers?! We krijgen een groen polsbandje om en horen dat je de cenote zelf alleen maar kan zien met “life vest” (gratis, of beter inbegrepen in de prijs) en in badpak. Paniek: we hebben onze badpakken niet mee! Ok, toch maar rondwandelen want het domein lijkt groot te zijn en bovendien: betaald hebben we toch. Veel toeristen, druk, vooral aan het buffet-restaurant.

Dan staan we plots toch aan de cenote. Je kan er rond kan wandelen maar inderdaad alleen maar in badpak naar beneden gaan. Een cenote is eigenlijk een groot zinkgat: een ondergrondse rivier holt onder de oppervlakte een ruimte uit in de kalksteen. Soms stort dan het dak in en voilà: cenote. Deze – Chichikan, 36 meter breed, 24 meter diep tot aan de nog eens 8 meter diepe rivier – is wel mooi maar ervan achterover vallen? Nee, dat nu ook weer niet. Overigens zijn er in verhouding tot het aantal bezoekers van Chichikan maar weinig zwemmers daar beneden.

We hebben geen van beiden (veel) honger en eten dan maar een salade. De gratis tequila-proeverij slaan we over. De Maya-tour niet … hoewel, een gids is nergens te bekennen. Gelukkig is het pad in het oerwoud goed aangeduid. We leren een paar interessante weetjes over de Maya’s, over hun kalender, de waarde van maïs en van cacao-bonen, lichaamsbeschilderingen, balspel …

Nu terug naar Casona los Cedros voor een duik in de infinity pool. Beter dan in een Cenote zwemmen, denk ik dan maar.

Hanal Pixán.

Een door Casona los Cedros georganiseerde avond deze keer, ter gelegenheid van het vijfdaagse Hanal Pixán feest, het feest van de doden, de “día de muertos”! Zes uur ‘s avonds en we rijden met tricitaxi naar de Cementerio, het kerkhof. Zeer druk is het daar: honderden mensen, in het wit gekleed en geschminkt als “dode”; opstopping van tricitaxi’s; veel kinderen bijna allemaal in ‘t wit en ook geschminkt. Er is zelfs stadion-verlichting! Uitgelaten sfeer! Er zal in stoet naar het centrum gestapt worden. Een kleine vrachtwagen met muziekboxen rijdt voorop. Luide en griezelige ritmische muziek blèrt uit de boxen.

De stoet zet zich in beweging. De deelnemers dragen brandende kaarsjes: zo leiden ze de geesten van de doden mee naar het centrum, waar ze samen met de (nog) levenden feest kunnen vieren. We stappen mee … met brandende kaarsen … maar onze kaars is snel uit (wind!). Het centrum van Espita ziet zwart van het volk. Elke wijk heeft er een versierd altaartje (om ter mooist!). Leden van een volksdansgroep tonen wat ze kunnen.

Ons wacht een vijf gangen diner in Casona los Cedros, te beginnen met een aperitief op basis van tequila. Een Mariachi bandje – drie gitaren en een trompet – zorgt voor “live” muziek. Mexicaanser kan het niet meer worden …

Watervogels en krokodillen in Rio Lagartos.

29 oktober 2023.

Espita.

6u30. Vannacht de hele tijd muziek en feestgedruis gehoord. Tot 4 uur ‘s morgens. Nu begrijpen we waarom er oordopjes in onze hotelkamer liggen. Nee, mijn jetlag is nog niet weg. Eens proberen om die weg te joggen. Zo vroeg is de temperatuur “maar” 21° C.

Er zijn al verbazend veel mensen op de been. Tientallen driewieler moto-taxi’s brengen vrouwen in traditionele witte kledij naar het centrum van Espita, naar … de vroegmis van 7 uur! De kerk van San José zit niet bomvol maar is toch redelijk gevuld. Een paar mannen reppen zich vijf minuten te laat binnen.

Ik jog verder, laat mij leiden door de geur van vers gebakken tortilla’s en ontdek meerdere artisanale “molino y tortilleria” in volle bedrijvigheid. Overigens kan je in Espita moeilijk verloren lopen: het stadsplan is dambord-structuur en alle straten zijn genummerd, even nummers voor de noord-zuid straten, oneven voor de dwarsstraten. Een paar straathonden lopen met me mee; een steen oprapen doet ze achterblijven.

Rio Lagartos.

Na het ontbijt – fruit, zoete broodjes met honing en platte kaas, twee eieren verzopen in een saus van rode bonen – rijden we noordwaarts, naar de zee: naar Rio Lagartos. Opnieuw langs kaarsrechte wegen tussen muren van groen. Soms lijkt het wel alsof we door kleine groene tunnels rijden. Weinig dorpjes onderweg, dus ook weinig topes, oef!

Bij het binnenrijden van Rio Lagartos worden we bij een tope tegen gehouden en aangesproken door ene Emilio die beweert een “capitán” te zijn en ons een boot-tour wil aansmeren. We zien wel. Aan de malecón (strandboulevard) blijken er nog meer van die capitáns te zijn, letterlijk tientallen die elk een trip naar de flamingo’s en cocodrilo’s (krokodillen) willen verkopen. Er is net een buslading toeristen gedeponeerd … vandaar. We slaan alle aanbiedingen af. “No veras nada”, zegt er één: “Jullie zullen niets zien”.

Overigens is het zicht over de lagune (de Ría Lagartos, niet Rio zoals de naam van het dorpje) met zijn vele vissers- en andere bootjes en de lagune best pittoresk. We wandelen voorbij de grootste drukte en … spotten in de verte een twintigtal lichtroze flamingo’s, goed te zien met verrekijker. Boven onze hoofden zweven een vijftal fregatvogels. We zien pelikanen, aalscholvers en allerlei soorten steltlopers. Bootjes met toeristen overbruggen de helft van de afstand tussen ons en de flamingo’s. Zien ze meer dan wij met onze verrekijker?

Sendero Petén Mac.

Ook met verrekijker hebben we zowat een kilometer meer naar het oosten nog een paar gebouwen en een aanlegsteiger gespot. Even gaan kijken: er liggen inderdaad een paar oude aanlegsteigers en enkele bootjes; een strandje, restaurant Chiquila, een immense zanderige parking omringd door mangrovebos en een grote soort zwemvijver (blijkt de cenote Chiquila te zijn). In een verre uithoek van de parking begint een vlonder wandelpad doorheen het mangrovebos: de Sendero Petén Mac. Heerlijk koel in het bos en zo wonderlijk tussen en boven de wortels van de mangrove bomen te wandelen. De sendero eindigt bij een grote poel of vijver met … een paar krokodillen en bij nader toezien, tientallen kleine krokodilletjes naast vele visjes, een enkele met wonderlijke fluo-ogen. Wat een zalige plek!

Cocodrilo.

Terug naarhet strandje en de cenote voor een eigenaardig schouwspel. Een Franse familie, van kop tot teen ingesmeerd met het witte, modderige zand stapt het blauwgroene water van de Cenote in. Een vrouw langs de kant beweert dat er krokodillen in het water zitten! Kunnen we dat in het Frans uitleggen? Ja, dat kan maar eerst even aan een oude Maya bij de vijver vragen of het wel juist is. Jawel, ‘t is juist maar de krokodillen laten de mensen met rust … zegt hij. Toch maar aan de Fransen uitleggen die … me niet geloven en ongestoord verder plonzen. De oude Maya is hun gids, een “blagueur’, grappenmaker. Tja … wij gaan een stukje eten in restaurant Chilquila. Het restaurant is niet meer dan een grote open ruimte – geen muren – met strooien dak. De visfilet “a la plancha” met rijst en tortilla’s van omgerekend 8 € is eenvoudig en smaakt heerlijk! Twee kolibries fladderen rond. Een jongetje gooit broodkruimels naar enkele leguanen.

Toch nog even naar de cenote gaan kijken waar een nieuw wit-ingesmeerd viertal aan ‘t zwemmen is. Hun gids staat er op te kijken. Ik vraag hem al lachend “No cocodrilos?” Maar hij lacht niet en troont me een tiental meter verder mee langs de struiken. Het water van de cenote stroomt hier in zee en … daar ligt een kanjer van een krokodil! Zou het waar zijn dat ze mensen met rust laat?

Las Coloradas.

Twintig kilometer meer naar het oosten ligt Las Coloradas, een minuscuul dorpje dat bestaat bij de gratie van de zoutwinning. De weg er naartoe is slecht: gedeeltelijk geasfalteerd en op bepaalde stukken vol diepe gaten. Net voor het dorp liggen reusachtige grijs-witte zoutbergen van een privé zoutbedrijf. Verboden toegang. Verderop zie je de roze gekleurde zoutmeren. Tegen betaling kan je op een uitkijktoren en mag je een eindje de “salinas” inwandelen. Maar we hebben er al betere gezien in Sicilië. Dit ontgoochelt.

De strandlijn van Las Coloradas is wel interessant. Tientallen vissersbootjes liggen aan de vloedlijn. Daarachter Mexicanen die hun zondag al etend en drinkend en luierend (hangmatten!) op het strand doorbrengen. Geen toeristen te zien.

Nu rustig terug naar Casona los Cedros, na een dag vol nieuwe indrukken.

Tradicional Cochinita Pibil.

Betty ontdekt op internet hotel-restaurant Casa Kacaya. Perfect voor “la cena”, het avondeten. We blijken de enige klanten te zijn maar geen probleem: de maître d’O vertelt honderduit over Espita, Yucatán, Mexico. Hij bevestigt: Mexicanen feesten altijd. De feria in het dorp gaat nog wel een weekje door. Maar de echte feesten komen pas in December. “Tradicional Cochinita Pibil” is een typisch Maya-gerecht uit Yucatán. Een speenvarkentje laat je marineren in een salsa van annatto – een rode kleurstof van een Zuid-Amerikaanse boom – bitter sinaasappelsap en look. Dan wikkel je het in bananenblaren en gaar je het heel traag. Ten slotte in stukjes scheuren en opdienen met ui, sjalot, gegrilde groenten en de onvermijdelijke tortilla’s. Heerlijk, maar wel (te) veel. Oorspronkelijk gaarden de Maya’s het varkentje in een put in de grond, de “Pibil”.

Espita by night.

Nog is Betty niet uitgeteld. Zij stelt voor om nog “even” naar de “Parque Melchor Ocampo” te wandelen, het centrale plein van Espita. Mij moet je dat geen twee keer zeggen.

‘t Feest is hier in volle gang: een 10-koppige band met voornamelijk trompet, sax en trombone speelt Yucatán Jarana muziek; dansers in traditionele kledij gaan er enthousiast tegenaan; toeschouwers staan twee rijen dik maar voor ons geen probleem: we steken kop en schouders uit boven de kleine Maya’s (waardoor we opvallen en zelf veel bekijks hebben). Nog naar één liedje luisteren en dans kijken, dan naar bed … nee nog eentje … nog een allerlaatste … oh, ze spelen Cielito Lindo …

P.S. De eerste zondagsmis in Espita is om 6 uur; die van 7 uur is al de tweede mis van de dag.

Espita.

28 oktober 2023.

Jetlag.

Zoals verwacht speelt de zeven uur jetlag ons vannacht parten: korte slaapjes, veel wakker worden en om 6 uur ‘s ochtends al klaar wakker. Dat belooft want vandaag passeren we nog een keer een tijdsgrens van één uur tussen de staat Quintana Roo en de staat Yucatán. We houden het op de hotelkamer uit tot 7 uur; dan is het meer dan tijd voor ontbijt.

Een uurtje later rijden we de weg op, bestemming Espita, 200 km naar het westen. Betty beslist dat we NIET de vermoedelijk betere tolwegen nemen maar wel de “180”, de gewone (of oude?) weg van Cancún richting Merida, want “dan zie je meer”!

En dat is juist. De weg loopt door het oerwoud, is meestal goed op een paar putten na, geasfalteerd en meestal eindeloos kaarsrecht. Voortdurend rijden we tussen twee ondoordringbare, groene muren, hier en daar onderbroken door een “Rancho”, boerderij. Of door een dorpje waar we onze ogen uitkijken. Behalve “winkeltjes”, eigenlijk meer barakken van hout en golfplaten, passeren we af en toe een pittoresk kerkje; moeten we uitkijken voor straathonden (die staren je altijd triest-onderdanig aan) en … vooral voor Topes!

Topes.

Topes zijn verkeersdrempels, verkeersremmers of beter verkeer-totaal-tot stilstand-brengers. De lengte, breedte en grootte van deze drempels varieert van 10 tot 50 cm (eigen schatting). Ze worden aangegeven door verkeersborden, (er zijn minstens drie verschillende borden), soms door rechtop staande autobanden, heel dikwijls gewoon niet aangeduid. Meestal vind je ze bij het binnen en buiten rijden van dorpjes, of aan schooltjes, of bij kruispunten. Maximum snelheid om er over te rijden: 10 km per uur. We doen meer dan 3 uur over goed 200 km. Maar hey: dat is “slow travel”! Bovendien stoppen we ook nog een keer voor een politiecontrole. Maar geen erg: we worden gewoon verder gezwaaid. In de andere rijrichting wordt een persoon wel gefouilleerd door zwaar bewapende agenten.

Cabalgata.

Rond de middag – tja, van welke tijdzone? – rijden we Espita binnen. Op het centrale plein verzamelen Ranchero’s – mannen en vrouwen te paard – voor een cabalgata: een feestelijke ruiter-optocht ter ere van één of andere heilige, San José? Het enige verplichte attribuut van zo’n Ranchero lijkt een Stetson-hoed te zijn. De hele namiddag weerklinken voetzoekers in de straten. Maar wij zoeken onze verblijfplaats voor de volgende vijf nachten: Casona los Cedros in straat 26, nummer 199, dat is midden in Espita.

Casona los Cedros.

Een Casona is een oud Mexicaans herenhuis. Dat was Casona los Cedros lange tijd: eigendom van een rijke familie uit Espita. Daarna is het een populaire cantina (Mexicaans café) geworden om ten slotte, vóór de huidige bestemming, een dertigtal jaren leeg te staan. Oude en nieuwe architectuur nu in symbiose. Rustig is het in elk geval.

Jetlag noopt ons tot het inlassen van een rustpauze na de late lunch. Tijd om bij te bloggen of … bij te slapen. Maar in Espita gaat de zon nu onder om 17U30. En dus wandelen we om 16:00 uur naar het stadscentrum (niet ver 🙂).

Espita.

Een “Pueblo Magico ”, een magisch dorp. Dat is Espita officieel (Departement Toerisme van Mexico) sinds juni van dit jaar. Een Pueblo Magico zit vol symboliek en legenden; heeft historische hoeken en kanten en er heerst een magische sfeer. Althans zo luidt de officiële definitie ervan. Inderdaad, Espita stelt niet teleur met:

statige historische gebouwen zoals het Palacio Municipal of de Casa de la Cultura;

oude kleurrijke casona’s;

de Iglesia San José die er eerder als een versterkte burcht dan een kerk uitziet;

de ontelbare “tricitaxi’s”: motors waarvan het voorste wiel is weg genomen en in de plaats een passagiersbak op twee wielen is aangelast (lekker veilig voor de chauffeur bij frontale botsing: passagiers vangen de klap op); een ecologischer maar trager vervoermiddel is de fiets-tricitaxi;

een groot centraal plein met een gezellig parkje;

oude Maya-huisjes.

Maar vooral – hoe het komt weet ik niet – maar iedereen op straat lacht ons toe en de “Buenas Tardes” zijn niet van de lucht. Over magische sfeer gesproken.

Nu nog dineren in “ons” herenhuis en daarna kunnen we onze jetlag trachten weg te slapen.