Quinta dos Moinhos.

31 juli 2021.

Op deze zaterdag is de auto-estrada-transmontana iets drukker dan in de week, vooral in de tegengestelde richting. We rijden naar Porto: twee extra-vakantiegangers (Evelien en Lou) oppikken in de luchthaven. Behalve het landschap is de enige afleiding een auto die – aan de andere kant – in lichterlaaie staat. Gevaarlijk want ook op onze rijvakken stoppen auto’s van nieuwsgierige ramp-kijkers langs de snelweg.

Wat wel duur is in Portugal: aan de “Arrivals” parkeren in de luchthaven van Porto, 9 € voor een goed half uurtje.

We hebben een uurtje rijden voor de boeg: naar Vila Nune, bij Mondim de Basto, nog net op de rand van Trás-os-Montes. Daar logeren we de hele volgende week in Quinta dos Moinhos, in een huisje wat Casa da Oliveira heet. Dat ligt op een berghelling met prachtig uitzicht op de vallei van de Tamega. Er is een lange oprijlaan tussen olijfbomen, vandaar de naam Oliveira. Maar: geen internet! Alleen aan en in het centrale gebouw is er povere wifi/internet. Bewust? Het paswoord begint met “resetrethink…”. Bovendien ook amper 3G-bereik. Dat wordt een hele klus om een blogpost gepubliceerd te krijgen.

Verder nog inkopen doen, wat rondneuzen in Quinta dos Moinhos, avondeten onder de oude olijfbomen met vinho verde of Pêra Doce, rode wijn uit de Alentejo.

1 augustus 2021.

Mondim de Basto.

De dag begint veelbelovend: zonnig! Op naar het dichtst bij zijnde stadje: Mondim de Basto. Hoewel … dichtbij? Amper 10 km, maar we doen er een half uur over langs één-auto-smalle kasseiwegjes met muren of dicht struikgewas langs elke kant, de weg vervaarlijk op- en neergaand. Net voor de toppen zie je zelfs niet waar de “straat” verder naar toe leidt. In de dalen krijg je een overzicht van wat je nog te wachten staat. Is dit wel de juiste weg naar Mondim de Basto? Ja, blijkt later als we aan José van Quinta dos Moinhos de vraag stellen. De parkeersensors van onze Jeep Renegade biepen voortdurend, voor – achter- en zijkanten. Dan nog een tegenligger! In geen geval ga ik achteruit. De Portugees rijdt vriendelijk achteruit tot de volgende uitwijkplaats.

Mondim de Basto is een leuk stadje waar vele oude huizen mooi gerestaureerd zijn en nieuwbouw goed geïntegreerd is met het oude. Op het centrale pleintje staan twee statige oude gebouwen, via een triomfboogje geïntegreerd met een oude kapel. Volgens de tekst was de laatste eigenaar van de gebouwen ene Commendator Alfredo da Graça de Matos Pinto Coelho, alstublieft.

Een eindje verder, nog een kerkje/kapel, mooi gerestaureerd in 2005. We drinken koffie op het terras van een cafetaria/ patisserie waar je binnen moet bestellen. Twee koffies, een latté, een chocomelk, een pastel de nata en voor Lou een soort chocoladebolletje bestrooid met kleurrijke hagelslag. En dat bestellen bij mensen die alleen maar Portugees spreken. Dat is pas een uitdaging. Maar we krijgen uiteindelijk wat we besteld hebben voor 3,5 €! Af en toe horen we knallen alsof er vuurwerk wordt afgestoken, maar overdag? Of ontploffingen in een steengroeve – er zijn er hier in de buurt – maar op zondag?

Senhora da Graça de Mondim de Basto.

We rijden naar de Senhora da Graça de Mondim de Basto, een bedevaartsoord op de top van de hoogste berg in de buurt, 930 meter hoog, een hoogteverschil van +/- 750 meter! Af en toe passeren we een dappere amateur wielrenner. Voor het eerst zien we hier op de top enige toeristische drukte – Portugezen vooral. Ongelooflijk 360° panorama over de streek. Beneden merken we lichtflitsen en wolkjes rook. Helaas is bewolking komen opzetten. Quinta dos Moinhos kunnen we niet terug vinden van zo hoog. Gelovigen sleuren hele bossen kaarsen aan om te offeren. ‘t Is hier relatief fris: 18° C, dus terug naar beneden.

Ermelo.

Dan heb ik het onzalig idee om nog “eventjes” naar Ermelo te rijden (ik weet: Ermelo klinkt “Hollands”, maar ‘t is puur Portugees). Dat eventjes is ook weer 10 km maar ruim een half uur rijden langs een kronkelende bergweg. De passagiers op de achterbank krijgen het moeilijk, precies door de vele bochten. Ermelo zelf is een oud dorpje, smalle straatjes, huizen met leistenen daken, zoals we er al een paar hebben gezien. Maar om één of andere reden komen hier veel toeristen: veel auto’s, amper plaats om te parkeren, één restaurant … maar ‘t is al laat – 13u30 – en we hebben geen zin in zwaar Portugees lunchen. Dus blijft het hier bij een drankje. Er zou nog een middeleeuwse brug in de buurt zijn en een waterval (Frigas de Ermelo), maar dat kunnen we niet meer aan … terug naar “huis”.  Op de bergweg heeft een talrijke groep motards een ongeluk gehad: één van de motorrijders is in de gracht gesukkeld en zit lijkbleek aan de kant , omringd door zijn makkers. De ambulance is al onderweg.

Honger is de beste saus. We genieten dubbel van de lunch van verse broodjes met kaas, Presunto en tomaatjes.

Betty en ik exploreren achteraf de onmiddellijke omgeving van Quinta dos Moinhos. We dalen af langs een klein paadje door een woud van kurkeiken en eucalyptus-bomen tot aan de oevers van de Tamega-rivier. Evelien en Lou vermaken zich aan en in het zwembad en op de trampoline.

‘s Avonds begint het te regenen, lang, zacht. Achteraf geurt de lucht naar onbestemde kruiden. Oh ja, de knallen en lichtflitsen. ‘t Is “communie” in een dorp in de buurt. Dat wordt gevierd met processie en vuurwerk.

Tomorrow is another day. 

Vinhais.

In vogelvlucht ligt Vinhais maar 15 km van Lagomar. Maar langs de weg duur het 35 minuten en rijd je het dubbele aantal kilometers. Maar wat voor een kilometers! Langs kronkelende bergwegen, eikenbossen, weiden … de rit alleen al, onder een azuurblauwe hemel en opnieuw stralende zon is vijf sterren waard.

Google “Vinhais” en je zal niet zoveel informatie vinden. Dus hierbij een poging van “een toerist die er geweest is”.

De naam van dit lieflijke en – ondanks Corona – toch levendige stadje zou te danken zijn aan de productie van wijn. Eeuwen geleden dan, want vandaag is een wijnstok hier ver te zoeken. De Romeinse heirweg van Braga via Chaves naar het Spaanse Astorga liep langs Vinhais: op de top van de berg hadden de Romeinen een uitkijkpost. Maar Vinhais ging pas leven vanaf de middeleeuwen toen hier een versterkte burcht en stadsmuren werden gebouwd. Aan het begin van wat nog overblijft van die stadsmuur wijst een bord je naar de Caminho da Muralha e Lavadouro, de weg van de muren en wasplaats. Die weg, langs de buitenkant van de muren volgen we. Mooi zicht op de overgebleven donjon en kantelen. Je kan zelfs met een stenen trapje op en over de muur … daar vinden we een soort verwaarloosde kloostertuin en ruïnes, die … eigenlijk niet toegankelijk zijn, beseffen we. Langs de straatkant in de oude stad is dit deel met vergrendelde hekken afgesloten. Dus terug de muur over klauteren naar de Caminho, die ons een eindje verder inderdaad in de middeleeuwse binnenstad, en een openbare wasplaats brengt.

Kantelen en trap van kasteel.

Hoektoren van kasteel en middenplein.

Binnenplein van kasteel met verschillende niveaus.

Overdekte wasplaats.

Wasbakken in overdekte wasplaats.

D’er is verder de kerk (Igreja Matriz de nossa Senhora da Assunçao – gesloten), dicht bij de donjon, van waar je een goed overzicht krijgt over de stad en beseft dat er – naast het middeleeuws deel – ook nog een statig, 18de-19de eeuws deel is, en een heel modern ogend deel. We flaneren langs de hoofdstraat tot het statige Centro Cultural. Dat is gratis toegankelijk, alleen … een jonge kerel aan de receptie vraagt ons iets in het Portugees en troont ons dan mee naar een soort kapel waar hij een lange uitleg begint af te steken, in het Portugees. We kunnen hem amper duidelijk maken dat we geen Portugees verstaan. Hij breng ons terug naar de ingang en laat ons – ontgoocheld? – met rust. We bekijken de foto-tentoonstelling “Mulheres” van Mercedez Vasquez Saavedra.

Lange waterbak waaruit water naar beneden stroomt over de ganse lengte.

Statig wit gebouw van het Centro Cultural Solar dos Condes in Vinhais.

Verkeersbord met overstekende oudjes in Vinhais.

Het centrale plein van Vinhais, waar we overigens daarnet in Café Lago onze koffies dronken, wordt gedomineerd door een lange, moderne soort fontein – zie foto. En buiten de statige huizen is er nog de barokke, 18de eeuws “Fonte do Cano” (een Fonte do Cano is een fontein met een hoge, rechte rug en zuilen langs elke kant). In vergelijking met Bragança lijkt Vinhais ons levendiger, minder “doods”, vrolijker. Hier zie je ook jonge mensen, niet alleen oude “peekes” en besjes. Al jaren lang trekken jongeren weg uit Trás-os-Montes: van mooi weer, prachtige natuur en landschappen alleen kan je niet leven. Dus: je bent jong en je wil wat en je gaat weg. De oude achterblijvers passen zich aan. Zelfs verkeersborden passen zich aan (zie foto).

Een vijftal km buiten Vinhais bezoeken we het Parque Biológico. Da’s een klein openlucht dierenparkje – alleen maar dieren uit de streek, everzwijn, ree, schildpad, oehoe, roofvogels. Gelukkig gratis want op zich niet indrukwekkend, behalve dan een kleine maar interessante expositie over de wolf, die wel ook in het Engels is.

Even buiten de Parque Biológico: picknick in open lucht, naast een aanplant van kersenbomen, in de schaduw van een eik. Betty heeft de doggybag van Dom Roberto’s steak van twee dagen geleden in dunne reepjes gesneden. Dat op een Trás-os-Montes broodje met fijn gesnipperde basilicum, olijfolie en flinterdunne parmesaan. Hmmm, heerlijk!

We trekken verder naar de Cascata do Cachão da Malhadinha, een 30 meter hoge waterval op zo’n 25 km van Vinhais. Deze keer rijden we op een hoogplateau vol met aanplant van kastanjebomen. Zo ver het oog reikt, zie je alleen maar veld na veld van kastanjelaars. Portugal blijkt de grootste uitvoerder van kastanjes ter wereld te zijn! Die kastanjes worden gebruikt in de (Portugese) keuken en in patisserie met op 11 november kastanjefestivals overal ten lande. Maar terug naar de waterval, die we … niet bereiken! Zo’n 2 km voor de eigenlijke waterval gaat de asfaltweg over in een grintweg. Dus te voet verder. Alleen .. ‘t is nog 2 km, de zon brandt, er is geen schaduw en de weg daalt met – naar schatting – tussen de 5 en de 10 %. Geen probleem, behalve dat we ook weer terug naar boven moeten. Halfweg stoppen we wijselijk onze afdaling en keren – zwetend en puffend – op onze stappen terug, toch nog genietend van het berglandschap. Zoals de Portugezen zeggen: Não chore sobre o leite derramado (vrij vertaald: gedane zaken nemen geen keer).

Aanplant van kastanjebomen dicht bij Vinhais.

Groene heuvels en vallei dicht bij Vinhais.

Morgen zeggen we het Montesinho park en zijn onzichtbare wolven vaarwel en trekken meer naar het zuiden, naar de rand van Trás-os-Montes.

Parque Natural de Montesinho.

29 juli 2021.

Was het gisteren een “stads-dag”, dan moet het vandaag een “dorpjes-dag” worden: Rio de Onor en Montesinho, een twintigtal km ten noorden van Bragança, aan de grens met Spanje.

Parque natural de Montesinho.

Maar we beginnen de dag met een (prettige) vergissing. Rio de Onor staat voor zowel het dorpje als de rivier de “Onor”. Onze navigatie brengt ons naar Gimonde, iets voorbij het restaurant van Dom Roberto, tot aan de Onor-river. Fout, maar … als troostprijs kijken we uit op de oude bogenbrug over de Onor. Bovendien spotten we een ooievaarsnest, compleet met bewoner. Terug rijden dan maar – niet zo ver – en de juiste weg in slaan.

Boogbrug over de Onor rivier.

Close-up van ooievaar op nest.

We rijden nu volop door natuurgebied, het Parque Natural de Montesinho, kilometers en kilometers ver, langs een verlaten weg – geen verkeer, geen toeristen – kronkelig, stijgend, eerst door een uitgestrekt naaldbos, dan op een hoogplateau, grotendeels begroeid met brem. Prachtige vergezichten met alleen maar natuur. Als we uitstappen om dat landschap te bewonderen, horen we alleen maar wind, gezoem van insecten en stilte.

Rio de Onor.

Het dorpje Rio de Onor, één van de zeven wonderen van Portugal, ligt pal op de grens met Spanje. De Onor-rivier stroomt er dwars doorheen. De tijd is hier blijven stil staan, vooral dan langs de Portugese kant van de grens, met nog talrijke stokoude huizen met leisteen daken. Gelijkvloers is stal. Op de eerste verdieping wordt gewoond. Hier en daar sukkelt een oud besje, geheel in het zwart voorbij of zit een grijsaard op een bankje ons onbewogen aan te staren. Bom dia, zeggen we … bom dia terug, knikken ze. Oud brugje over de rivier. Nieuwe brug van één kar (en dus één auto) breed. Bochtige, smalle straatjes. Veel niveauverschil. En maar foto’s weg klikken.

Straatje met huis met houten balkon in Rio de Onor.

Huis aan de Onor-rivier.

Rij huizen aan de oever van de Onor-rivier.

Honderden zwaluwen scheren over dorp en rivier. In groepen zitten ze op elektriciteitsdraden of “plakken” ze tegen gevels. Of toch, tegen sommige gevels en niet tegen andere. Waarom? Geen idee: ‘t lijkt niets te maken te hebben met oud of minder oud huis, ook niet met zon of schaduw, zelfs niet met het soort gevelbekleding. Maar voor wie het zou weten: één adres, bluecrane7@icloud.com.

Zwaluwen op gevelrand in Rio de Onor.

Straat met huis met muurschildering.

Aan een klein café-terras zit een stokoude vrouw, helemaal in het zwart gekleed, en twee minder oude mannen. Hier bestellen we twee koffies en een pastel de nata. Één van de twee mannen blijkt de kelner/eigenaar te zijn en hij vertelt ons iets in het Portugees wat we begrijpen als: “we hebben hier geen pastels, croissants of gebakjes”. Dan maar rustig genieten van onze ”doïs café” en het uitzicht op Rio de Onor.

Hoe vraag ik nu de rekening? Met behulp van Google Translate. Wat denk je van “ Quanto eu te devo?” Maar voor ik die uitspraak in de praktijk kan brengen, komt de kelner aandraven met een in plastic verpakte “Maria Madalena” koekje, een Madeleine koekje. Dat kan ik nu natuurlijk niet weigeren.  Oh ja, en de rekening was 2 €, koekje inbegrepen.

Boogbrugje in Rio de Onor.

Varge.

Op weg naar Montesinho stoppen we in Varge, ook weer heel authentiek, aan een bijrivier van de Onor. Je mag dames niet nalopen en naroepen, en al zeker niet oudere Portugese dames vergezeld door hun man, maar als ze hun zonnebril op een bankje langs het water vergeten, dan mag dat wel. De “obrigada’s” (dank u) en vriendelijke knikken zijn niet van de lucht. We spotten een koniginnenpage, één van de grootste vlinders in West-Europa. Betty slaagt er in een meer dan aanvaardbare foto van de vlinder te nemen. In deze lang geïsoleerde streek zijn ze ook gek op trollen en kobolden: tussen Kerstmis en Carnaval vinden tal van festiviteiten plaats – onder andere in Varge – waarop de deelnemers zich vermommen met duivelse maskers en kledij. Een diabolische figuur begroet je bij het binnenrijden van het dorp.

Stenen boog met binnenin afbeelding van duivel.

Koninginnenpage.

Montesinho.

Er is een nieuwe weg van Aveleda naar Montesinho. Maar het kost ons wat moeite, en uiteindelijk – in Aveleda zelf – vragen we aan een lokale Senhora hoe we die weg vinden. In het centrum, over de brug, rechtdoor de helling op en dan “a direita” richting França. Het formaat van onze Jeep is niet echt een pluspunt in de kleine, bochtige straatjes van Aveleda. We geraken er wel. De nieuwe weg slingert zich spectaculair naar boven. Rustig en relax, alleen op de weg, stralende zon (29 °C) en … onze zelfgemaakte lunch in de kofferbak: zuurdesembrood met Presunto, tomaatjes en Queijo Iberico, een appeltje als dessert. Wat wil je nog meer?

Montesinho is een bergdorpje maar voor de rest vergelijkbaar met Rio de Onor of Varge, zonder rivier dan wel. Iets boven het dorp, aan de rand van een weide in de schaduw van bomen, eten we onze lunch. De verkoelende bries is welkom. Tientallen vlinders fladderen om ons heen. Wat kan vakantie toch mooi zijn!

Huizen in Montesinho.

Na een kleine “siësta” in Bétula Studios, en na inkopen voor het avondeten in de supermarkt (Continente Modelo Bragança), wandelen we opnieuw – met onze sinds gisteren trouwe metgezel Giny – in de buurt van Lagomar, op een deel van de camino van Porto naar Santiago de Compostela. Giny was moe op het einde … wij ook.

Bragança.

28 juli 2021.

Kippenvel. 

Kippenvel. Nee, niet van de temperatuur (12 °C) op deze vroege ochtend (7 uur), wel van het ongelooflijke landschap. Golvende heuvels, deels begroeid met een woud van kastanjelaars, met korstmossen overdekte eiken en met hier en daar een notelaar. Lapjes weiland zonder afsluiting. Stukjes akker, reeds omgeploegd – de rode aarde doet aan Afrika denken – of stoppelig: graangewassen net geoogst. Her en der borreltje een bronnetje. Ik ben aan het joggen, helling op, helling af, om te beginnen de zon in de rug.

Schaduwen van bomen op geel veld in Lagomar.

Plots zie ik schapen op de bosweg: een kleine kudde. De beesten merken me op en zetten het op een lopen … ik ga nu stapvoets. Een grote hond, amper kleiner dan een Deense dog, drijft de kudde naar een oude herder en … stormt dan op me af! Ongetwijfeld een Cão de Gado Transmontana, een herdershond uit de streek die de kudde moet beschermen tegen wolven … en tegen joggers? Opnieuw kippenvel! Luid naar de herder “Bom Dia” roepen. Die brult iets naar zijn hond waarop het beest vertraagt, stopt en alle belangstelling voor mij verliest … gelukkig! Duizend maal geëxcuseerd met handen en voeten bij de oude herder en toch gevraagd of ik een foto mag nemen. Dat mag! Ik loop verder … dubbel zo snel.

Kudde schapen met grote herdershond.

Later vertelt de man van Ana dat deze Cão de Gado Transmontana speciaal gekweekt en getraind zijn om hun kuddes tot elke prijs te verdedigen. Maar voor de rest zouden het heel lieve honden zijn. Soms zie je ook kleine honden bij de kuddes: die drijven de schapen samen en zorgen er voor dat er geen enkele achterblijft of verdwaald. Maar de bescherming van de kuddes is voor de grote loebassen.

Bragança. 

Terug naar de orde van de dag: bezoek aan Bragança, de hoofdstad van Trás-os-Montes. We parkeren onze Jeep in een ondergrondse parkeergarage op de Praça de Cãmoes. Die bereiken we super vlot: Bragança lijkt leeg te zijn, weinig auto’s, weinig mensen op straat. Wel iedereen met mondmasker. Vanaf de parking wandelen we naar de Praça de Igreja da Sé – barokke ex-schandpaal, nu kruisbeeld, in het midden van het plein en … drinken we onze eerste Portugese espresso met een pastel de nata (2,4 €). We volgen een “Percurso Pedestre Urbano” die ons langs een smalle straat met statige herenhuizen voert. Links en rechts zijn er pittoreske, smalle doorsteekjes naar de andere evenwijdige straten. Aan het eind is het klimmen: naar de Castelo van Bragança. Gelukkig is het weer heel aangenaam: zon en zo’n 25 °C.

Bragança: Praça de Igreja da Sé.

Groot wit plein in Bragança.

Boog-doorgang naar de Castelo an Bragança.

De Castelo overtreft onze verwachtingen: “vaut le voyage” zegt de Michelin-gids vermoedelijk. Ik dacht dat het hier om een eenzame half-ruïne van een toren zou gaan, maar niets daarvan. Kantelen omringen volledig een oude, middeleeuwse stad.  De centrale donjon uit 1187 lijkt mij de mooiste van gans Portugal. Binnenin is er een legermuseum met de klassieke kurassen, hellebaarden, zwaarden, degens, maliënkolders, pistolen, helmen, dolken, bajonetten, decoraties en meer van dat tuig. Op zich niet ons ding maar de binnenkant van de citadel zien en op de torens en kantelen lopen, rechtvaardigt op zich al de bescheiden 3 € inkomprijs. Ook de oude stad kan je helemaal rond lopen op de oude verdedigingsmuren. Dat doen we. We worden beloond met prachtige panorama’s op Trás-os-Montes langs de ene kant en pittoreske uitzichten op de oude binnenstad langs de andere kant. We verlaten de oude stad langs de Porta da Villa; langs de enige andere poort, de Porta do Sol, waren we binnen gekomen.

Panorama over de groene heuvels rond Bragança.

Donjon van kasteel van Bragança.

Binnenplein van kasteel van Bragança.

Witte huisjes, rode daken, Castelo van Bragança.

We dalen af naar de rivier, de Rio Ferença die we langs het mooi aangelegde wandelpad volgen, terug naar de parking. De rivier, bij wijlen niet meer dan een beekje, kronkelt diep doorheen de rotsen. Links en rechts staan heel oude huizen, sommige erg vervallen. En af en toe is een nieuw huis gebouwd op de ruïnes van een oud! Aan de overkant trekt een kitscherig geheel van kleine gebouwtjes, poppetjes, mannetjes, namaak-Eiffeltoren, namaak-Castelo, diertjes onze aandacht. Het levenswerk van één of andere hobbyist?

Dan komen we in het nieuwere deel van Bragança met het Centro de Ciência Viva (Levend Wetenschapscentrum) en aan de overkant van de rivier de moderne wijken met o.a. het Parque Infantil. Opmerkelijk hoe het nieuwe geïntegreerd is met het oude: het één vloekt niet met het ander.

Mini-Eiffeltoren, Castelo en meer in het oude Bragança.

Vervallen huis met houten balkon in Bragança.

Bijna aan het eind van onze wandeling bezoeken we nog even het kleine Casa da Seda, zijde-museum. ‘t Is interactief maar helaas: alles is in het Portugees. De mevrouw van het museum stopt ons een summiere Franse tekst toe en probeert hier en daar te helpen; uitleg kan ze niet geven: ze spreekt alleen Portugees. Uiteindelijk niet veel wijzer geworden voor wat zijde betreft.

Dom Roberto. 

Nog even aan onze startplaats de kleine kathedraal bezoeken (barok-altaar en muren deels met azulejo’s bezet) en dan is het ruim tijd voor lunch. Alleen … Bragança lijkt verlaten, alsof er een pandemie heerst: geen open restaurant in de onmiddellijke buurt. Waarom dan niet één van de restaurant-suggesties van het autoverhuur kantoor van gisteren geprobeerd? We rijden naar Gimonde, een goeie 5 km verder. 

Bij O Abel zit het terras vol en staan een tiental Portugezen buiten aan te schuiven. Dat dus niet. Een eindje verder ligt het Dom Roberto restaurant. Minder dan tien auto’s voor de deur … hier stappen we binnen. In een klein zaaltje waar de Presunto (hele rauwe hespen) hangen te drogen eten we patatjes in de schil en biefstuk. ‘t Zijn lappen van – vermoedelijk – 250 gram elk. Een voorgerecht met charcuterie en worst hebben we gelukkig al afgeslagen, want met zo’n vleeshoeveelheid hebben we op ‘t eind een – zelf meegebrachte – “doggy-bag” nodig. Portugese keuken is niet bepaald bekend voor de fijnheid er van. Achteraf – na onze koffie – brengt de kelner nog een zelf gestookt drankje van sinaasappel, een beetje zoals limoncello, maar dan niet van limoenen. Oh, en ook nog een “home made” Aguardente, nog straffer spul. Gelukkig is het maar 20 minuutjes rijden tot “thuis”. Tot veel gaan we niet meer in staat zijn.

Don Pedro restaurant: twee verdiepingen huis met veel hout.

Drogende hammen aan plafond.

Giny. 

Maar dat is zonder Betty gerekend die na een siesta weer fit en monter is. Nog even een “kleine” wandeling in – en vooral rond – Lagomar. Amper hebben we Betula Studios verlaten of Giny, de hond van Ana volgt ons, nee, loopt voorop. Vanaf het kerkje – hier zou bloed van de heilige Jacobus van Compostella bewaard worden (die kerel moet vaten vol bloed gehad hebben) – duiken we de bossen weer in. Giny blijft ons vergezellen. Gelukkig hebben we een wandel-navigatie app (Komoot) die ons vertelt dat we in een lus terug naar Lagomar kunnen wandelen. De tocht is vergelijkbaar met mijn jogging van deze morgen, maar dan wel zonder ontmoeting met kuddes, herders of honden (onze begeleidster Giny uitgezonderd). We passeren onder andere prachtige oude kastanjebomen met een doorsnede van minstens twee meter, harige zaaddozen van uitgebloeide brem en met korstmossen overdekte eiken. Alles samen, een wandeling van opnieuw een dik uur. Tijd om de boeken dicht te doen. Vejo você amanhã (tot morgen)!

Grote kastanjeboom op geel veld.

Trás-os-Montes.

In het uiterste noordoosten van Portugal, ligt een verlaten, dun bevolkte streek. Ideaal om deze regio – in tijden van pandemie – met zo weinig mogelijk besmettingskansen te bezoeken: Trás-os-Montes, Portugees voor “over de bergen”.

We logeren in een minuscuul dorpje, Lagomar, dicht bij de “hoofdstad” Bragança, in het “Terra Fria”, “koude deel” van Tràs-os-Montes (minimum temperatuur 14 °C in juli). Iets zuidelijker begint de Terra Quente (warm) en de Douro-vallei. Lagomar ligt bovendien in het Parque Natural de Montesinho, een natuurgebied van meer dan 74.000 ha waar herten, vossen, dassen, everzwijnen en roedels Iberische wolven rondzwerven. Google street view kent hier (nog?) geen wegen, alleen het kerkje van Lagomar krijg je on-line te zien …

Maar terug naar het begin: 27 juli 2021, ‘t is rustig in Brussels Airport. Niemand vraagt ons CovidSafe Ticket laat staan een ingevulde Cartão de Localização de Passageiro (Portugese Passenger Locator Form). Die laatsten worden wel blanco – om in te vullen – rondgedeeld in het vliegtuig naar Porto maar … ook in de half verlaten luchthaven van Porto vraagt niemand er naar. Tot zover Covid … of … toch niet: in het auto-verhuurkantoor blijkt de door ons gereserveerde auto – een Ford Focus – niet beschikbaar! Als reactie op de pandemie hebben verhuurkantoren gewoon minder auto’s gekocht. Maar: we krijgen een upgrade! Een Suv-station car, automatic, full option, volgens de heel vriendelijke bediende van Dollar-Thrifty. Een bak van een auto, merk: “Jeep”, met navigatie en al.

Nog wat vragen beantwoorden: kinderstoeltje? Ja, dat gaan we vanaf zaterdag nodig hebben als Lou en Evelien ons vervoegen. Rijden we naar Spanje? Nee, maar misschien steken we te voet de grens over (zie later). Daarop vertelt de vriendelijke bediende over zijn vijf tochten naar Santiago de Compostela, met de mountain bike, heen en terug vanuit Porto langs de camino (pelgrimsweg). Nee, nee, wij gaan naar Bragança. Ha Bragança! Daar weet hij in de buurt een paar leuke restaurantjes! Hij diept een landkaart op en markeert: restaurant O Abel in Babe en restaurant Dom Roberto in Gimonde. Moeten we inderdaad misschien proberen. Ondertussen hoor ik twee “desks” verder een gezin Belgen – vader, moeder en twee opgeschoten tieners met in totaal vier grote koffers – boos protesteren: zij hebben een station car besteld en er is geen meer beschikbaar … Doen alsof onze neus bloedt … Koffers inladen en weg zijn we: op naar het noorden. Wat zijn Portugezen toch vriendelijk!

Eens we de voorsteden van Porto achter ons laten, slingert de zo goed als lege auto-estrada-transmontana door, langs, en over de bergen en ravijnen. Naarmate we noordelijker “cruisen” met onze Jeep, wordt het landschap ruiger en zien we minder en minder bewoning. Vanaf Murça duiken de olijfgaarden op maar dichter bij Bragança wordt het weer woester en onherbergzamer. We rijden de snelweg af en … duiken in de natuur en .. de middeleeuwen, of zo lijkt het wel. Een stijgende, kronkelende kasseiweg, vol bulten en kuilen is de hoofdstraat van Lagomar. Huizen – eerder ruïnes – van onbestemde ouderdom. Oude TV-antennes, een paar satteliet-ontvangers. Het minuscule kerkje, een gemeentelijke wasplaats aan een bron. Dan toch een paar moderne huizen. En Bétula studios, een soort eco-studios, ons verblijf voor de volgende vier dagen.

Ana vraagt onze CovidSafe Tickets (maar kan de echtheid van ons certificaat niet controleren want de toepassing op haar smartphone werkt niet). Dat is echter geen probleem. Binnen de kortste keren hebben we opnieuw een restaurant aanbeveling binnen: Solar Bragancano (geen eigen website) en suggesties voor uitstapjes naar Rio do Onor en Montesinho. De man van Ana, die één van de huisjes aan ‘t schilderen is, vertelt over wandelingen in de onmiddellijke omgeving. Oh … en de grote loslopende honden in het dorp zouden zeer vriendelijk zijn: ‘t zijn herdershonden die – als ze de schapenkuddes niet begeleiden – niets te doen hebben en dus zeer nieuwsgierig zijn.

Lazarus-kruis op hoge paal in Lagomar.

Nu nog snel boodschappen doen en dan, vanop “ons” terras genieten van het prachtige uitzicht over het Montesinho natuurpark bij ondergaande zon, met een glaasje “oude muilezel” (vertaling van Mula Velha), een rode wijn uit de streek rond Lissabon. Toasten op Trás-os-Montes!