29 april 2025.
Onze meeuw van gisteren komt opnieuw aangevlogen, landt op ons terras en tikt tegen het schuifraam. Goede morgen? Maar nee, je krijgt geen eten van ons.
De bodem van de noordwest kust van Cornwall was/is rijk aan tin, koper en lood: “The Tin Coast”! De schoorstenen van de stoommachines van de vele al lang gesloten mijnen zie je nog steeds van ver uit de groene heuvels oprijzen. We zijn klaar voor een mijnbezoek.
Geevor Tin Mijn.
We kunnen niet missen, de “Victory mijntoren” boven de mijnschacht van de Geevor mijn valt op. Geevor Tin mijn ging in 1990 dicht: te sterke daling van de tinprijzen; exploitatie niet meer rendabel. Maar de hele site inclusief alle machines is bewaard gebleven. Sterker nog: ‘t lijkt alsof de operatie gisteren pas is gestopt. Kleren en uitrusting hangen nog in de kleedkamers, uit de douches zou zomaar een naakte mijnwerker kunnen stappen (management had aparte douches), paperassen liggen nog op de bureaus in de kantoorruimtes, borden met werkplanning vermelden namen van mijnwerkers voor de volgende shift, vergeelde affiches manen aan tot veiligheid en tijdig in- en uitklokken en dreigen met “disciplinary action” …




Verschillende gebouwen bevatten indrukwekkende machines: de liftkamer met elektrische turbines, de oude stoommachines, de werkplaats waar boren opnieuw worden geslepen, de vermaling installatie, de “wasserij” waar op grote tafels mechanisch de minuscule tindeeltjes (<1 mm) gescheiden worden van het steengruis. Één zo’n wastafel werkt nog en wordt door een oud-mijnwerker gedemonstreerd. Hij geeft er leuke en interessante uitleg bij, naast kritiek op de “orange man from America” (ja, Trump) die recent de tinprijs spectaculair naar beneden heeft gepraat.


Uiteraard is er ook een mijn-museum waar het hele proces van ontstaan van de aarde, vorming van tin tot mijnbouw en afgewerkte tinnen schaal wordt uitgelegd.
Maar het leukste deel van het bezoek is de onbegeleide tocht door de “adit”, een oude (18de eeuw) horizontale mijnschacht. Gelukkig hebben we gele veiligheidshelmen op: de mijngang is gevoelig lager dan een normale mensenhoogte van nu. Verklaring: mijnwerkers in de 18de eeuw waren kleiner o.a. door slechte en arme voeding. De mijngang is ook bochtig; kronkelend en extreem smal op sommige plaatsen: alleen hamer en beitel waren in de jaren 1700 beschikbaar; als er op extreem harde rots werd gestoten, beitelden de “tinners” er gewoon omheen. Tal van andere wetenswaardigheden over de helse werkomstandigheden van mijnwerkers 300 jaar geleden komen we te weten van Peter, één van de laatste mijnwerkers van Geevor die ons opwacht halfweg de honderd meter lange mijngang. Nee, hij zit hier niet de ganse dag beneden in het donker; aflossing: elk uur komt er een ander. Hoewel hij het hier wel gewoon is in het donker, zegt hij zelf!



Levant miin.
Terug in het felle zonlicht en de sterke zuidwesten wind. We wandelen naar de restanten van de Levant kopermijn, een halve mijl verder. Net zoals Geevor ligt de Levant mijn op hoge kliffen aan de zee. De omgeving is indrukwekkend en doet denken aan … Romeinse archeologische sites door de schoorstenen, resterende pilaren van vroegere industriële gebouwen en ruïnes.

Een stuk van de heuvels is niet begroeid. Hier werd arsenic geproduceerd, bijproduct van de tin-ontginning. Is de bodem hier na 50 jaar nog altijd vervuild? De Levant-mijn was een kopermijn maar die sloot reeds in 1930. Behalve wat fotogenieke ruïnes en het gebouw met de oude, gerestaureerde stoommachine is er niet veel meer van over.


Deze keer lunchen we – opnieuw laat – op een bankje in de zon met meegebrachte cheddar en Cornish zuurdesem brood. We kunnen de terugweg aanvatten met een paar tussenstops.
Mên-an-tol.
Niet zover van Geevor – uiteraard langs heel smalle wegjes – moet Mên-an-Tol te vinden zijn. Vermoedelijk zijn dit overblijfselen van een neolithisch graf. Benieuwd!
Google maps zou ons een grintweg doen nemen die bovendien afgesloten is door een hek! Gelukkig komen twee dames van die grintweg afgewandeld. Of dit de weg naar Mên-an-Tol is? Jawel; na het hek, zowat een halve mijl te voet de weg volgen. Mooie korte wandeling door de heide en de weiden, afgeboord door stenen muurtjes, met een paar verlaten huizen langs één kant. We vinden Mên-an-Tol: een soort molensteen met een groot gat in het midden en een paar rechtopstaande stenen. Mên-an-Tol betekent “stone of the hole” ook “devil’s eye” genoemd. Heinde en ver geen mens te bekennen, laat staan een toerist.




Zennor.
Een laatste tussenstop op de terugweg: Zennor, het dorpje waar zich de succesroman van Helen Dunmore, “Zennor in darkness” afspeelt. Het is een duister en dramatisch verhaal over Claire uit Zennor, verliefd op een soldaat die getraumatiseerd terugkeert van het WO I front. De kliffen, de oceaan en de heide spelen een rol in het verhaal. Die ingrediënten zijn er nog allemaal. Alleen … “darkness” is er op deze zonnige dag gelukkig helemaal niet.
Zennor zelf is niet meer dan een robuste kerk met een pittoresk oud kerkhof, een paar huizen en een bar – “The Tinners Arms”. Geen enkele referentie naar het boek of de schrijfster is hier terug te vinden. Dat belet ons niet om op het zonneterras van The Tinners Arms van de omgeving en een “ginger beer” te genieten.

We zijn nu moe genoeg, we mogen “naar huis”. Op de terugweg zien we voor het eerst een “TOR”, Cornish benaming voor een berg of grote heuvel met op de top verticaal uitstekende rotsblokken.

P.S. Al vijf dagen zijn we in Engeland en we hebben nog geen bankbriefje of muntstuk aangeraakt. We hebben trouwens ook geen Engelse ponden gewisseld of uit de muur gehaald. Alles – ja, alles, ook een betalend toilet van 0,5 £ – betalen we met Apple Pay. Enige probleem tot nu toe: winkelkar in de supermarkt; dan nemen we maar één of twee mandjes.










































