Ontmoetingen met politie – deel 2: Vic Falls.

Vandaag, maandag 17 november 2014: iets later opstaan, 6 uur, want ons plan is om 7 uuur te vertrekken uit Camp Hwange. Zo gezegd, zo gedaan: even na 7 hebben we afscheid genomen van de Camp Hwange staff en rijden we het kamp uit. Op naar Victoria Falls in het noorden, doorheen het Hwange National Park via de Sinamatella gate.

Onderweg toch nog wat profiteren van de natuur en … spotten maar … veel gieren deze keer en een maraboe! Ook oog voor de kleine dingen: een luipaard-schildpad (mannetje) langs de kant van de weg. De vele warthogs, impala’s en andere antilopen vermelden we niet eens meer.

Close-up van Maraboe.

Eens we het park verlaten wordt de omgeving compleet anders: we rijden plots door een open steenkoolmijn. Dit moet ontegensprekelijk het mijnstadje Hwange zijn. Terrils langs beide kanten van de weg. Gigantische graafmachines en steenkooltrucks passeren ons. We rijden nu letterlijk op een weg van steenkool. Een paar slagbomen gaan voor ons open en weer dicht. De schok is groot: van puur natuur naar zware industrie! Een indringende teer- en steenkoolgeur dringt de auto binnen. Een sproeiwagen probeert tevergeefs het steenkoolstof te blussen.Welkom dus in stad Hwange! Een paar kilometer verder staat een bord “Welcome for passing through our mine”. Daarna wordt de eindeloos lange asfaltweg weer eentonig.

Grijze hoop van steenkool afval.

We rijden door een woud van lage Mopane bomen. Zonder een dorp tegen te komen. Zimbabwe met zijn – geschatte – 12 miljoen inwoners lijkt leeg te zijn. Uiteraard af en toe een politie-controle “in the middle of nowhere”. Het valt op dat de politieagenten geen auto hebben, nergens … Wat zou er gebeuren als we zo een controle zouden negeren en doorrijden? Het middaguur zijn we al gepasseerd wanneer we Victoria Falls naderen. Opnieuw politie controle: erg vriendelijke flik die vraagt waar we heen gaan en – als hij hoort dat het Vic Falls is – een aantal praktische tips geeft over wat we er allemaal kunnen gaan doen. Leuk!

Minder leuk is de volgende controle, een paar kilometer verder. De agent van dienst wil ons TIP-document zien, Temporary Import Document, één van de vele documenten die in Beitbridge zijn afgestempeld. Dat vraagt enig zoekwerk maar we halen het bewuste document naar boven. Dan vraagt de flik aan Stijn, die opnieuw onze chauffeur is, of hij weet wat hier de snelheidslimiet is. “Jazeker: 80 km per uur”. Daarop komt een andere agent een bestoft en oud toestel tonen, een zogenaamde snelheidsmeter, waarop hij in digitale cijfers het getal 95 produceert. Te snel gereden! Stijn, en wij allemaal, zijn er van overtuigd dat dit niet waar is: we hebben ons steeds nauwgezet aan de toegestane limieten gehouden. Maar er helpt geen lievemoederen aan: opnieuw een “Admission of guilt” en $ 10 boete. Nondenondenonde … dat allemaal voor de staatskas van Mugabe Zimbabwe: we krijgen netjes een officieel document. En nog voor we Vic Falls binnen rijden worden we zowaar gestopt door drie gewapende militairen, mitrailleur over de schouder! Sjofele, zelfs gescheurde uniformen. Maar ze zijn alleen maar op een lift naar de luchthaven uit, en gezien we vol zitten: doorrijden!

Al morrend rijden we Victoria Falls binnen en checken in, in Lokhutula lodge. Deze keer hebben we een timeshare huis met drie slaapkamers in een natuurdomein. Bushbuck, warthog en bavianen patrouilleren in het domein. We lunchen in het nabij gelegen restaurant “The Boma”, buiten op het terras, naast het zwembad.

Op dan naar de Victoria watervallen. In Victoria Falls zelf worden we “overvallen” door verkopers van “van alles”. Beeldjes, fruitschalen, oude Zimbabwaanse bankbiljetten van miljoenen dollars. Sommige verkopers zien er duidelijk ondervoed uit. Triest maar als je iets van de ene koopt, krijg je er tien andere op je nek. Sommigen willen ruilen voor je schoenen, of je T-shirt. Overdonderd zijn we door deze relatieve drukte. We trekken het bureau van de toeristische dienst binnen – stoffig en vervallen – en vragen of ze daar het boek “Victoria Falls Information Guide hebben”. Nee dat hebben ze niet. Maar geen nood: een vriend van de man achter de balie zou ons morgen een exemplaar kunnen bezorgen. Dat aanbod slaan we beleefd af: we zullen het wel zonder boek en alleen met onze Bradt-guide doen. We slagen er ook in heelhuids door de “aanvallen” van de vele prullaria-verkopers te komen en betalen $ 150 voor onze “inkom” voor de Falls.

Van daar volgen we de klassieke wandeling. Vanaf het standbeeld van Livingstone, via devils’s catarct naar de rest van de 1,7 km brede watervallen op de Zambezi rivier.

Toeristen poseren voor het standbeeld van Livingstone.

Smalle kloof met Victoria watervallen.

Indrukwekkend, dat wel. Het begint echter te regenen ( dat hadden we aanvankelijk niet door omwille van de regendruppels afkomstig van de watervallen). Dus regenjassen aan en verder wandelen in een miezerige motregen. Iedere bocht van het wandelpad biedt een ander uitzicht op de watermassa die zich 100 meter diep in de kloof van basaltrotsen stort. En op het eind is er de brug over de Zambezi, met de grens tussen Zimbabwe en Zambia precies in het midden van de brug. Dat is er duidelijk aan te zien: geschilderd langs de kant van Zambia … Verwaarloosd langs de kant van Zimbabwe.

Half geschilderde spoorwegbrug.

Victoria watervallen.

Tijd nu voor inkopen want de volgende twee dagen hebben we “self-catering” formule. Dat is ook weer een belevenis op zich. De supermarkt is in een hoge hangar ingericht. De neon-lampen aan het plafond geven te weinig licht en alles baadt in een donkere atmosfeer. De producten die wij kopen zijn duur – minstens zo duur als in Europa – maar zakken rijst, meel, aardappelen – wat het gros van de aankopen van de ” locals” lijkt te zijn – is dan weer goedkoop. Wij en onze shopping-kar hebben veel bekijks! Ook ons totale bedrag van aankoop – meer dan $ 100 – wekt de interesse, verbazing en waardering van de andere winkelaars EN de kassierster. Nieuwsgierig maar zeer vriendelijk vraagt ze welke taal we spreken en waar we vandaan komen. “Ha, from Belgium. The Red Devils”. Dat kennen ze hier blijkbaar overal.

Terug naar “huis” voor een dineetje door David geprepareerd: chili con carne! Smaakt heerlijk.

Zoals gewoonlijk de laatste dagen kruipen we vroeg onder de wol want doodmoe en overrompeld door allerlei nieuwe indrukken.

Big Cat Diary – part 2.

Zondag, 16 november 2014.

Gisteren hadden we de indruk “live” in het BBC-natuurprogramma “Big Cat Diary” te zitten, een programma waarin luipaarden, cheetahs en leeuwen in Afrika door spotters en een cameraploeg worden gevolgd. Vanmorgen lijkt voor ons deel twee begonnen. We zijn amper vertrokken voor een “all-day” safari – opnieuw om 6 uur – met de safari-kar, of Spike wordt via de radio opgeroepen door een ander kar, die waarin het Engelse dokterskoppel zit. Ze hebben een glimp van een cheetah – jachtluipaard – opgevangen. Wij dus terug in de sporen van de vermeende jachtluipaard. Van de weg af, hossen en botsen over putten, bobbels en struiken … door de savanne. Helaas, ondanks al onze pogingen blijft de cheetah onvindbaar. We zien wel steenbokjes, bush buck en plots, twee zeldzame honey badgers (honing dassen?) die dwars over de weg rennen. Maar de zoektocht naar de jachtluipaard moeten we opgeven.

We vervolgen dus onze safari-drive doorheen Hwange. De beboste savanne wisselt af met open plekken of “waterholes” waar we best wat wild kunnen spotten. En elke nieuwe “ontdekking” wordt begeleid door deskundige uitleg van Spike.

Voetpad doorheen beboste savanne.

Na een paar uur, komen we bij een soort pick-nick plaats, redelijk vervallen en verwaarloosd … gebrek aan geld. Dat zie je hier overal: vervallen en verwaarloosde infrastructuur. Even een plas-stop en verder? Nee, want de safari-kar vertikt het om nog te starten. De batterij lijkt dood … dus ook geen radio-contact meer. Spike prutst wat aan de motor maar tevergeefs. Dan maar met de aanwezige man- en vrouwkracht de auto voortduwen tot over een helling en ja … dan start ie wel.

Poel met scheve termietenheuvel links.

Verder dus het verlaten park in en spotten maar. Spike lijkt vooral gespecialiseerd in vogels en vertelt over het gedrag van de gieren die we zien rondcirkelen, of over de veelkleurige “lilac breasted roller”, of de ground hornbill, een grote loopvogel die vooral schildpadden lust en met zijn grote snavel gemakkelijk een schildpad pantser kan doorboren.

Kudu’s en springbokjes.

Spike wijst nog een bateleur arend aan. En we zien een luipaard-schildpad. Uitleg over hoe je mannetjes en vrouwtjes kan onderscheiden en waarom er meer mannetjes dan vrouwtjes schildpadden worden geboren. Dan “Roan-antilopen”: prachtige grote antilopen met grote horens. Ze lijken een masker van wit en zwart te dragen.

Grazende Roan antiloop.

Lunchen doen we op de rand van de steile vallei van een riviertje. Krokodillen luieren in de zon. Er liggen overblijfselen van een kadaver van een olifant in de rivier. We spotten de pied kingfisher (zwart-witte ijsvogel) en genieten verder van de zon, het landschap en de stilte.

Terug op pad dan. Echter niet zonder onze kar opnieuw in gang te hebben geduwd (= onze manuele startmotor). De zon verdwijnt achter reusachtige wolken. De lucht wordt almaar donkerder en als het tijd wordt om terug te keren, ziet de ene kant van de hemel pikzwart. We snellen terug naar de lodge. Plots steekt een felle wind op. De temperatuur daalt zeker met 10° op een paar minuten tijd. De eerste druppels vallen. Spike steekt een tandje bij en aan – vermoedelijk – 50 per uur rammelen we over de zandwegen van het park. Het wordt nog donkerder, de wind zwiept in ons gezicht en plots breken de hemelsluizen in alle hevigheid open. Een warthog loopt als een bezetene voor onze kar uit en duikt dan weer het struigewas in. Ondanks de regen blijft Spike koppig verder spotten. Gierende remmen, banden die knarsen op de grintweg: we stoppen omdat links in een boom de “giant eagle owl” zit, een uil van zo maar eventjes 60 cm groot en 2 tot 3 kilo zwaar. Prachtige vogel.

Savanne onder dreigende lucht.

Terug nu naar Camp Hwange in de storm met pletsende regen. Maar het lijkt niemand van ons gezelschap wat te deren (who cares?). Met lachende gezichten en opgewonden bereiken we de lodge, iets na 18:00 uur. Spike ziet er uit als een verzopen kieken. We zijn twaalf uur buiten geweest en hebben tal van dieren gezien! Tijd dus voor een welverdiende Zambezi-pils als afsluiter.

’s Avonds, dat wil zeggen: anderhalf uur later, aperitief en gezamelijk avondmaal. Het Engelse dokterskoppel zien we blijkbaar later op deze reis nog terug, in Chilo gorge. En Spike snijdt het vlees van David die met zijn gebroken arm nog altijd heel voorzichtig is… We krijgen terwijl we nog aan tafel zitten, bezoek van een kleine, ongenode gast: de “pouched mouse”, een leuk muisje met wangzakjes waarin ze snel alle eetbaars wat ze vindt, kan opbergen.
Morgen terug in de bewoonde wereld: Victoria falls. Benieuwd wat dat wordt.

Nacha en Wussy

Op een zaterdagmorgen, 15 november, om 5 uur opstaan! Dat is letterlijk samen met de zon opstaan. Een klein half uurtje later staan we in het centrale lodge-gebouw koffie of tee te slurpen en porridge of fruit of toast met confituur te eten. Weer een klein half uurtje later, rijden we weg, Spike aan het stuur van de safari-kar.

Zo’n 20° is het. Bewolkt. Spectaculaire luchten. We passeren een plek waar het geluid van de cycaden reeds oorverdovend is. Ze vliegen ons rond de oren. Spike plukt er een van het dashboard: een mannetje, alleen die kunnen geluid maken. Prompt krijgen we een hele uitleg over die beestjes. Net zoals over de – deze keer uitzwermende – termieten.

Andere toeristen komen we in het park niet tegen. Maar toch komt plots, op dit vroege uur, een tegenligger een bocht om gereden. Grote 4×4. Die stopt op onze hoogte. Het is Jane van een leeuwen-onderzoeksproject. Een forse madam van in de vijftig met een pet waaronder haar grijzende haren alle richtingen op wijzen. Ze kent Spike en vertelt dat ze op zoek is naar een bepaalde leeuw die ze al jaren volgt. Hij heeft een halsband met GPS tracking aan. De batterij is echter zo goed als leeg en moet dringend vervangen worden. Good luck, Jane!

Uitstappen dan voor onze wandeling: in “file indienne”, Spike met zijn tweeloop voorop. Heel veel dieren zien we niet: impala, warthog, dassies. Maar onze gids weet ons ook wel te animeren met de kleinere dingen. Hij wijst ons bij voorbeeld op colonnes mieren van zo’n 10 cm breed en wel 2 meter lang; De colonne is op zoek naar termieten. Of naar de molrat, althans de gangen ervan en de “molshopen”, of is het “molrathopen”? De temperatuur loopt op, maar gelukkig blijft het bewolkt. We beklimmen een kleine rotspartij en hebben van daaruit een prachtig overzicht op de savanne vol met mopane-bomen. Mopane-hout is een van de hardste houtsoorten die er zijn. Zelfs nadat de boom dood is blijft hij nog vele tientallen jaren overeind staan.

Toeristen met gewapende gids in de savanne.

Dan wijst Spike ons op drie bateleur arenden die boven onze hoofden cirkelen. Zie de blogpost van 29 augustus en 21 september 2014: we zien de nationale vogel van Zimbabwe dus inderdaad “live”. Uiteindelijk wandelen we een goeie 3,5 uur.

We eindigen onze wandeling aan een klein meertje, of eigenlijk groot “water-hole” waar net een olifant komt aangestapt. Er zitten ook een aantal nijlpaarden waaronder blijkbaar drie “adolescenten”. Die maken het nogal bont onder mekaar: het lijkt alsof ze elkaar voortdurend willen onderduwen. En ze oefenen tegeneen op in het “muil open sperren”. Een paar krokodillen liggen onbeweeglijk net voor de oever. De olifant drinkt, bespuit zich dan met modder en gaat tot zijn knieen in het water staan. De drie jonge nijlpaarden komen een kijkje nemen. Een tweede olifant arriveert: zelfde scenario.

Olifant met drie jonge nijlpaarden in poel.

Dan duikt er een warthog op. Die komt drinken en een modderbadje nemen. Opnieuw komen de drie jonge hippo’s kijken. Maar daar blijft het niet bij. Een van de drie stapt het water uit, recht naar de warthog toe. Die sprint weg achterna gezeten door het nijlpaard. Wat een schouwspel. De hippo geeft het snel op en keert op zijn stappen terug. Maar wat ziet hij daar liggen? Hmmm … lekkere olifantenstront. En die speelt het nijlpaard prompt naar binnen! Olifanten verteren slechts 40 % van hun voedsel. D’er zit dus best nog wat in datgene wat weer uit de olifant komt.

Jong nijlpaard aan de rand van een poel.

Onze safari-kar is inmiddels naar deze plek aan het meer gebracht. We kunnen terug naar de lodge rijden. Op die terugweg zien we – ongelooflijk – drie prachtige kroonkranen (crowned crane), uiteraard uit de kraanvogel-familie, die 50 meter van onze kar, rustig over de savanne wandelen.

Kroonkraan.

Na de lunch twee uurtjes rust. Tijd om bij te bloggen. Om 4 uur zijn we klaar voor een volgende tocht met ons vijven en Spike in de safari-kar. Via zijn radio heeft hij gehoord van een recente “lions-kill”: een jonge olifant zou neergelegd zijn door een leeuwentroep. Misschien kunnen we daar een kijkje gaan nemen? Wel een eindje rijden, maar “who cares?”.

Onder de weg passeren we hier en daar een eenzame olifant, mannetjesdieren want de olifantenmaatschappij is door de vrouwen gedomineerd. Alleen zij leven samen in een permanente groep. Deze ene mannetjesolifant staat heel dicht bij de weg. Maar Spike rijdt er toch tot vlak bij.

De olifant staart ons aan. Dan zet hij zijn oren wijd open, flappert er mee en krabt met zijn ene poot over de grond. Gevaarlijk? In elk geval stijgt de spanning. Vooral als het beest ook nog vervaarlijk trompettert. Maar Spike blijft er rustig bij: dit is een schijnaanval. En hij legt uit: als je bij voorbeeld een kip wil wegjagen, zwaai je met je armen, schreeuw je, kortom maak je veel misbaar. Maar als je ze echt wil pakken, dan doe je dat niet. Dan ga je ervoor, gericht op doel af. Zo is het ook met deze olifant … volgens Spike. Heeft hij zich dan nog nooit vergist? Nee, tot nu toe niet … maar het kan altijd eens de eerste keer zijn … wat met een olifant vermoedelijk tevens de laatste keer is.

Close-up van dreigende mannetjes-olifant.

Nu verder naar de “lions-kill”. Van de weg af, over de savanne, door putten en kuilen, over jonge boompjes en struiken. Zodra we in de buurt van de plek komen, merken we tientallen en tientallen gieren op die overal in de bomen zitten. En er komen er nog aangevlogen. Dan zien we een beetje verder de auto van Jane. Het schouwspel dat ons daar wacht is ongelooflijk. Vijf leeuwen – twee reusachtige mannetjes, een leeuwin en twee halfwassen welpen – verscheuren inderdaad een karkas van een jonge olifant. We staan op zowat 10 meter van de “kill”, vlak naast de auto van Jane. Beangstigend: het ene mannetje kijkt ons af en toe indringend aan terwijl hij verder gaat met het verscheuren van de prooi. En we zitten in onze open kar: zou hij ons niet zo kunnen verscheuren? Het tweede mannetje lijkt al verzadigd te zijn en zit ongeïnteresseerd rond te kijken. De leeuwin ligt er rustig bij terwijl de welpen lustig mee doen aan het trekken en sleuren aan het karkas.

Jane kent de leeuwen, uiteraard. De ene met zijn gemene blik, die niet ophoudt met eten maar ons ook steeds in de gaten houdt, is Nacha, de leider. Volgens Jane een valse kerel die ze voor geen haar vertrouwt.

Mannetjes leeuw die karkas verscheurt.

Hij is het ook waarvan ze de batterij in zijn GPS-halsband moet vervangen. Zijn manen zijn zo dik dat de halsband niet eens is te zien. Nog volgens Jane is Nacha 14 jaar oud wat erg oud is voor een leeuw in deze streken. Maar hij lijkt nog altijd sterk genoeg om zijn troep onder controle te houden. “The guy has only one nut, one testicle”, zegt Jane, wijzend op Nacha. Blijkbaar heeft ze dat vastgesteld tijdens een vorige verwisseling van batterij. Groot litteken op de balzak … dus waarschijnlijk iets kwijt gespeeld tijdens een vroeger gevecht om dominantie. Dat verklaart volgens Jane zijn slecht karakter. Nacha heeft zelfs een keer de koplampen van haar auto stuk gemept!

De andere mannetjesleeuw ziet er minstens zo imposant uit als Nacha. Hij heet Wussy, is 7 jaar oud, in de fleur van zijn leven maar aanvaardt voorlopig nog de dominantie van Nacha. In een gevecht zou Wussy normaal gezien nu al de bovenhand moeten hebben.

Leeuw met karkas van olifant.

Gieren zitten op veilige afstand het hele tafereel te bekijken. Af en toe komen ze dichter maar ze worden voortdurend weggejaagd door de welpen. Gieren hebben meestal een startbaan van enige lengte nodig en kunnen zich niet al te veel permitteren nu de leeuwen nog bij de geslachte olifant zitten. Een “hooded vulture” – dat is een kleinere en lichtere gierensoort, die sneller en korter opstijgt – kan zich wat meer permitteren en krijgt af en toe een klein stukje te pakken.

Nacha lijkt verzadigd. Hij wandelt een eindje verder, draait zich met zijn rug naar ons toe en … doet een kakje … wat dan ook onmiddellijk in de wijde omgeving te ruiken is! Dat wordt een lekkernij voor de “hooded vulture“. Niets gaat verloren in de natuur.

Lange tijd nog blijven we dit tafereel bekijken. Leeuwen die zich te goed doen aan een halfwassen olifant. Vermoedelijk is het dier vorige nacht gedood – Nacha is een beruchte “elephant slayer” – en zit de troep hier al een hele dag te vreten. De schemering zet in … we moeten helaas terug. Jane zal de hele nacht bij kadaver en leeuwentroep blijven want morgen … zoals zij het zelf zegt, krijgt Nacha “a dart in his butt”!

Nog snel een sundowner, een paar kilometer van de kill uiteraard. We horen de leeuwen in de verte brullen om aan te geven: dit is ons gebied. Hier wordt niet met ons gesold!

Op de terugweg in het donker, spot Spike met zijn zoeklicht nog twee wilde Afrikaanse katten (de voorouder van al onze huiskatten), twee “bat-eared foxes” (grootoorvos in het Nederlands?) en vele “sping hares” (spinghaas?) die op kangoeroes in miniatuur-formaat lijken. Nightjars (nachtzwaluwen) flitsen in het schijnsel van de koplampen …

In de lodge hebben ze voor het avondmaal op ons moeten wachten: 20u30 is het. Anderhalf uur later ligt iedereen in bed. Dromend van de Nacha-troep?

Ontmoeting(en) met politie en …

Vrijdag 14 november: tijd om opnieuw te verhuizen. Dus vroeg opstaan (6 uur), pakken maken en laatste ontbijt met Shepherd en Dana. Evelien vertelt dat de vloer van haar kamer gisteravond bezaaid was met dode vliegmieren. Vanmorgen geen spoor meer van enig dood insect. Vermoedelijk heeft een gekko alles opgevreten … Maar of de insecticide hem goed zal bekomen???

Als extra service wordt tijdens ons ontbijt onze auto gewassen. Afscheid nemen, instappen en weg. Op de 60 km naar Bulawayo passeren ons welgeteld 10 tegenliggers en moeten we aan drie politiecontroles stoppen. Geen erg: na een “Hello, how are you? Fine and you?” rijden we elke keer vlotjes door. Bulawayo rond half negen ’s morgens: in volle spitsuur maar het verkeer is zoals in Belgie op een zondag. Geen sloppenwijken. De stad lijkt proper en netjes met veel huizen in koloniale stijl. Wel veel voetgangers. Eventjes diesel bijtanken, maar in het eerste tankstation waar we stoppen zitten ze door hun voorraad heen. Tweede station heeft wel nog diesel. Al heel snel zijn we deze tweede grootste stad van Zimbabwe weer uit.

Wrak van truck naast asfaltweg in de savanne.

En dan een lange kaarsrechte en verlaten weg naar het noorden, naar Hwange Nationaal Park. Niet helemaal verlaten: af en toe passeren we een piepklein dorpje, een tiental rondavels, armoedig maar wel proper en netjes. Of we rijden lifters voorbij. Of ezels, of koeien, of geiten die hier allemaal lijken los te lopen rond en op het asfalt. Of uitgebrande of volledig gestripte wrakken van autos of vrachtwagens. Die laatste zijn meestal van truckers die ’s nachts op de onverlichte wegen door Zimbabwe razen en dan in slaap vallen achter het stuur. Of politiecontroles! Na de drie van voor Bulawayo hebben we nu een vierde, vijfde, zesde, en zo verder controle, sommige gewoon door een paar roestige tonnen in het midden van de weg te zetten. En meestal rijden we zonder veel poespas na een korte stop door.

Maar niet bij de tiende! Agent Sharapa vertelt ons, na de gewone begroeting, dat ons voertuig naar Zimbabwaanse normen, een pick-up is. Die moeten op de bumper achteraan een doorlopende rode reflecterende strip hebben. En wij hebben alleen maar twee rode strips op elke hoek. Dat wordt een boete van $ 20! We argumenteren: dat we dat niet wisten, dat het een huurauto is, en waar zouden we dan zo’n strip kunnen kopen, en wat doen we dan bij de volgende controle en dat het toch een zware boete is? De agent lijkt te aarzelen, roept er zijn chef bij. Die lijkt wat verveeld met de zaak, zegt iets, vermoedelijk in Shona-taal, en loopt weg. Dan vraagt de agent ons waar we vandaan komen. Van België. Ha, de red devils, world championship. Ja, inderdaad: dat België. Ok, dan moeten we maar $ 10 betalen. Maar Stijn, de chauffeur, moet wel een “Admission of Guilt” ondertekenen, wat tevens ons officiële boete-document is. We kunnen doorrijden. Onnodig te zeggen dat het voorval verder druk wordt becommentarieerd! Zullen we al dan niet zo’n rode strip kopen?

’t Is al na de middag als we Hwange National Park (uitspreken: “wangie”, met een Franse G)binnen rijden. Dit is een park zo groot als half Belgie. Vanaf de ingangspoort – er zijn overigens geen afsluitingen rond het park – moeten we nog ruim 82 km in het park rijden tot onze eindbestemming: Camp Hwange. In dit nationaal park zijn we de 10de bezoekersauto vandaag. We eten rechtstaand “uit het vuistje” wat we nog aan eten in onze auto hebben (grissini’s, 1 boterham, 1 salami). Een auto met Afrikaners stopt. Ze hebben een leeuw gezien, liggend onder een boom, zo een 7,5 km van de ingang. Hop, de auto in en weg. En inderdaad, na wat spotwerk (vooral door Stijn) zien we een mannetjes leeuw onder een boom liggen, op 10 meter van de weg. De kerel staat op, kijkt even naar ons en wandelt dan lusteloos weg.

Close-up van mannetjesleeuw.

Het begint te regenen met donder en bliksen. Maar lang duurt het niet. We zien onder de weg kudu, warthog, olifant, steenbok, leopard tortoise (luipaard-schildpad) … deze keer te veel om op te noemen. Uiteindelijk bereiken we iets na 4 uur de Shumba-pan. Daar links af, aan een “No entry” teken onder een schedel van een olifant. Bestemming bereikt! In het park niemand, geen enkele auto, tegen gekomen.

Zwart bord met “No Entry” in witte letters en olifantenschedel.

Camp Hwange is een zogenaamd “bush camp”: 8 “chalets” met rieten dak en “muren” van gaas die je naar believen kan op- of afrollen. Niet afgesloten door enige omheining. Er wordt ons gevraagd, na een welkomstdrankje, een document te tekenen waarbij we alle verantwoordelijkheid voor eventuele ongevallen / aanvallen van dieren op onszelf nemen.

En even later stappen we al in de safari-kar voor een eerste verkenning van de omgeving. Shepherd was een goede gids maar “Spike”, blank, lijkt letterlijk alles af te weten van de savanne en haar bewoners. Verhalen over termieten wisselen af met het fluitend lokken van een uil – die dan nog komt aangevlogen ook – uitleg over de mopane-boom, zebra’s, invloed van te veel olifanten op de vegetatie en duizend andere dingen meer. We wandelen door de savanne, Spike met tweeloops geweer op kop. Donkere wolken en bliksem in de verte. Dreigende luchten, maar … het blijft droog voor onze sundowner. Bij het terugrijden is de duisternis al ingevallen. We stoppen nog aan een meertje waar de nijlpaarden uit het water trekken op weg naar hun graaslanden.

Toeristen met gewapende gids stappen door de savanne.

Bij terugkeer aan het hoofdgebouw van Camp Hwange wordt ons verteld dat we overdag, wanneer het klaar is, wel zelf mogen rondwandelen tussen de “tenten” maar in geen geval ’s nachts want te gevaarlijk! Dus moeten we voor het avondmaal braafjes wachten tot we door Spike en een assistent met krachtige zaklamp worden afgehaald om de 50 meter naar het hoofdgebouw te overbruggen. Geen overbodige luxe. Plots blijft Spike stokstijf staan en duwt me achteruit. Op de rand van het zandpadje, anderhalve meter van waar we staan, verschuilt zich een slang. Niet zomaar een slang: een beest van ongeveer 2 meter, een uiterst giftige Egyptische Cobra! Wachten en kijken. De slang lijkt weg te sluipen maar kronkelt dan plots terug naar de weg. Nog wat wachten. Dan toch maar op aanraden van onze gidsen van het pad af en in een grote bocht om de slang heen lopen. Oef … opnieuw stof om over te discussiëren. We laten de adrenaline bezinken tijdens het aperitief. Nog 5 andere gasten: een Engels paar, een Duits en een mevrouw uit Frankrijk. Allemaal samen met Ruth, gastvrouw, gids Spike en een tweede gids rond de tafel. Bespreken wat we morgen doen. Met zijn vijven en Spike wordt een vroege uitstap en wandeling gepland. Opstaan om 5 uur, jawel: vijf uur! Dus vandaag om 21u30 in bed.

View of the World.

Matobo, Big Cave Camp, 13 november, 2014.

Het heeft vanacht nog geregend. Maar om 6u45 ben ik klaar voor een jogging met Evelien. Toegestaan want geen echt gevaarlijke dieren in de omgeving, behalve dan luipaard. De temperatuur is vermoedelijk iets meer dan 20° en luchtvochtigheid is ideaal. Fantastisch gevoel, zo’n loopje in Zimbabwe, in de natuur, tussen de rotsen van Matobo. Zebra en wildebeest lopen verschrikt weg. We ontwijken een kikker op het zandpad. Alles ziet er veel groener uit dan gisteren, vooral het “resurrection weed” – dat lijkt maanden dood en verdord – doet zijn best om snel groen te worden, al na 4 tot 5 uur regen. Na zo’n 40 minuten besluiten we de korte weg naar onze huisjes, dat wil zeggen: over de berg, te nemen. Terwijl Evelien als een klipspringertje over de rotsen lijkt te zweven, sleur, duw en trek ik mezelf naar boven. Prachtig uitzicht op de top. En dan, na eventjes zoeken en afdwalen van het rechte pad, naar beneden, naar onze huisjes.

Acht uur: aan het hoofdgebouw van de lodge slaat de tam-tam. Tijd voor ontbijt.

Matobo National Park.

Bezoek aan Matobo National Park hebben we voor vandaag geprogrammeerd. Shepherd geeft ons een paar nuttige tips: welke de beste toegangspoort is, wat we zeker wel en misschien maar niet moeten zien. Lunchpakket mee van de lodge en we zijn weg: 15 km verlaten weg, tot net voor een politiecontrole en daar moeten we rechtsaf – ontwijken zo de controle – en … we zijn er

Matobo is met zijn 425 km2 één van de kleinste parken van Zimbabwe maar staat op nummer twee wat betreft bezoekersaantal. Dat is er op dit moment niet aan te zien. Bij het inschrijven aan de ingang, zie ik dat we vandaag auto n° 3 zijn en dat er gisteren in totaal vier auto’s waren! Eerste stop in het park: een monument ter ere van slachtoffers uit de wereldoorlogen. Hadden we mogen overslaan: verwaarloosd, oubollig en niet mooi. Tweede stop: “White Rhino shelter”, een grot met rotstekeningen. Mooi maar die gisteren in Big Cave Camp waren minstens even mooi. Derde stop: View of the World en het graf van Cecil Rhodes, de stichter van het vroegere Rhodesië, nu Zimbabwe.

Grote rotsblokken op rotsachtig plateau.

View of the world.

Je moet het levensverhaal van de man er maar eens op na lezen, maar in een notendop: stichter van “De Beers” goudmijnen, avonturier, strateeg, gehaaid politicus, intrigant die door een combinatie van overredingskracht, geweld en bedrog uiteindelijk zijn “eigen land” verwierf. Ook zijn begraafplaats – hij stierf relatief jong op 48-jarige leeftijd in 1902 – koos hij zelf: hier bovenop één van de heuvels van Matobo. Goed gekozen: prachtig uitzicht – Rhodes zelf noemde het “View of the World”. De natuur heeft hier een aantal gigantische rotsblokken op een Matobo neergepoot. De bruin-rode rotsen zijn begroeid met gele, oranje en groene lichen (=korstmossen). Een paartje olifant spitsmuizen (“elephant shrew”) speelt verstoppertje op, rond en onder de rotsblokken.

Platte grafzerk van Rhodes op plateau met grote rotsen.

Een eindje verder op de top van “View of the World” liggen twee kompanen van Rhodes begraven. En nog wat verder verpest een spuuglelijk monument voor een aantal – uiteraard blanke – helden van de oorlog tegen de Ndebele een deel van de charme van deze plek. Hadden we al gisteravond niet een vergelijkbaar mooi panorama gehad in “Big Cave”, dan hadden we het uitzicht waarschijnlijk nog spectaculairder gevonden. Nu was ons gevoel: “Ook mooi”! Gek ook dat een gedenksteen vertelt dat “… these men have served their country well”. Hoezo “their country”? Was dat niet Engeland? En hadden ze dit land niet gestolen van de lokale Ndebele en Shona bevolking?

Pomongo Cave.

Maar genoeg gefilosofeer. Tijd nu om de grotten met rotsschilderingen van Matobo National Park te bezoeken. Als eerste de Pomongo Cave met museum. Het museum is eigenlijk in een soort van hangar met strooien dak en is absoluut oubollig en verouderd. De jaren vijftig bij ons!  Bij de ingang biedt een lokale gids gratis zijn diensten aan. Hij is zo gelukkig als we zijn aanbod aannemen! Rondleiding duurt zo’n 10 minuten. Dan met hem naar de grot, een 50 meter verder. Redelijke teleurstelling: dit is wel één van de grootste grotten maar de tekeningen zijn sterk vervaagd door vroegere verkeerde conservatie-inspanningen. Op dan naar de volgende grot. Echter niet zonder eerst ons lunchpakket aan te spreken aan de rand van een dam.

Een onverdeeld succes is dat niet. Het lunchpakket is perfect maar we worden geplaagd door Mopane-vliegen, kleine vervelende bijen eigenlijk, die niet steken maar in zwermen rond je kop zweven en op je ogen, mond en oren willen gaan zitten. ’t Wordt dan ook een snelle lunch.

Nswaguti cave.

Onze volgende grot met San-muurschilderingen is absoluut de moeite waard! En moeite moeten we er voor doen. Bij een bewolkte hemel en drukkende warmte een steil pad op, tot aan de “Nswatugi cave”. Prachtige fries met giraffe, kudu, zebra en allerlei menselijke en dierlijke figuren.

Open grot met rotstekeningen van dieren.

We besluiten om ook nog even het “wilde dieren deel” van het Matobo-park te bezoeken. Op het vlak van dieren spotten wordt dat echter een relatieve teleurstelling. Behalve drie giraffen, wat klipspringertjes en een neushoornvogel die een schorpioen in zijn bek heeft geklemd, is er niet zo veel te “spotten”. Wel kunnen we de “mother and child” bewonderen: een van de meer bizarre rotsformaties van Matobo en tegelijkertijd het visitekaartje van het Nationaal Park. Ruimschoots tijd nu om terug te keren naar “Big Cave”. Op het domein zien we nog een paar “martial eagles”: een paar grote arenden, samen zittend op een boomtak langs de weg. Maar tijd ook voor een drankje – het lokale Lion bier – en een hapje (worstenbroodje) vooraleer we samen met Shepherd en Dana opnieuw aan tafel schuiven voor het avondeten. Twee lokale “cullinaire” specialiteiten zijn het nog waard om vernoemd te worden: chips van aardappelschillen en “crackers”, gefrituurd varkensvel … Geen onverdeeld positieve meningen!

Gestapelde rotsblokken in de vorm van moeder met kind.

Opnieuw regen ’s avonds. Rond de lodge en op de rotsen zit het vol kikkers. Duizenden insecten ook, rond, en soms in, onze huisjes. Vooral het huisje van Stijn en Evelien lijkt geteisterd door een invasie van een soort vliegmieren. Oplossing van Shepard: lichten binnen uit, buiten aan en … insecticide spuiten!

De avond eindigt rond het kampvuur, tussen de rotsen … Morgen trekken we verder.