Juffer kraanvogels in Rohat, India.

Gisteravond gedineerd in stijl … stijl van India. Kelners in ’t wit met rode tulband, een zanger en twee begeleiders op sitar en trommels. Nog een “magic show” met Indiaase goochelaar op het grasveld op het binnenplein als dessert. En dan slapen, in onze “balzaal” van een kamer, die we wel moeten delen met minstens twee gekko’s.

Grazende blackbuck.

Deze morgen staat een jeep-safari voor twee naar een paar dorpjes in de buurt geprogrammeerd. De jeep is gammel – de kilometerteller / snelheidsmeter werkt niet – maar de gids is beslist en zet er een goede vaart in. Althans op de asfaltweg die van Rohat wegloopt. Maar al gauw draait hij een aardeweg in. Terrein is vlak. Velden, struiken en bomen. Plots rijden we van de weg af, zomaar over de velden. Waarom? Omdat hij een drietal “blackbucks” heeft gespot. Een blackbuck is een Indische antiloop met gedraaide horens, een bedreigde diersoort! Dat hadden we niet verwacht! De grootste beschermers van de blackbuck zijn de Bishnoi. Zij geloven dat alle dierlijk leven heilig is en dus geen dier gedood mag worden. Bovendien zijn – volgens de Bishnoi – blackbucks een reïncarnatie van mensen. En net naar zo’n nederzetting van Bishnoi, rijden we nu.

Bishnoi huisjes met persoon in het wit.

Bishnoi = “bis”, twee en “noi” = negen, naar de negenentwintig regels die de goeroe, stichter van deze speciale tak van hindoeïsme heeft verordend. En deze regels hebben allemaal te maken met respect voor de natuur, wat van de Bishnoi natuurbeschermers avant la lettre maakt. Zo is één van de regels dat bomen nooit mogen gekapt worden!

Het “dorpje” bestaat uit een tiental “woningen”, rondavels uit klei met dak van hout. Aparte rondavels voor koken, opslagplaats en slapen. Er woont een familie met grootvader en -moeder, vier kinderen met hun aangetrouwden en veertien kleinkinderen. Je voelt je altijd wat voyeur bij zo’n gelegenheden maar onze gids neemt ons fototoestel uit handen en gaat ongegeneerd voor ons close-up foto’s maken van de familieleden. En de Bishnoi lijken het bovendien nog leuk te vinden ook en poseren gewillig. We moeten tee met melk drinken, zonet uit één of andere drab door grootmoeder bereid. En daarna een soort van dunne pannenkoek. Best eetbaar, tot wanneer ze er een op zout lijkend produkt op strooien want dan brandt het in de mond.

Portret van oudere Bishnoi man.

Portret van een Bishnoi-vrouw met grote neusring.

Zittend meisje voor aarden kacheltje

Als we de kleine nederzetting verlaten … ongelooflijk, maar waar … vliegt plots een grote vlucht kraanvogels boven het dorp. Ze landen een flink eind verder in de velden. Zeker vijftig vogels! Jeep in en er in volle vaart heen. ’t Zijn juffer kraanvogels of “Demoiselle cranes” waarvan sprake in mijn blogpost van 31 oktober 2015. Deze vogels komen vanuit Siberië en hebben er een vlucht van duizenden kilometers op zitten. Over de steppes van Mongolië, over de Himalaya tot hier in de vlaktes van Rajasthan, India!

Kraanvogels in weide.

Kraanvogels in weide.

We kunnen de vogels redelijk dicht benaderen. Dicht genoeg om foto’s te nemen. Maar ook weer niet te dicht: als we uit de jeep stappen, vliegt de eerste verkenner op, gezwind gevolgd door de hele groep. Ze cirkelen een paar keer boven onze hoofden, steeds hoger en hoger en trekken dan weg. Prachtig zicht. Maar we moeten verder naar “Dundeli”, een Brahmaans dorp.

In Dundeli zijn de huizen in steen opgetrokken – geen klei en hout meer – en blauw geschilderd, net zoals in Jodhpur. We zullen een religieuze Brahmaanse ceremonie bijwonen. Dus schoenen uit en kousen uit vooraleer we een klein huis, (tempeltje?), binnen mogen. Drie Brahmanen offeren een soort opium-drank aan Vishnu. Uitgebreide ceremonie waarbij de blokjes opium eerst in een houten vijzel worden fijn gestampt. Dan overgoten met heet water wat daarna in een soort zakjes gefilterd wordt en aan Vishnu wordt aangeboden. Alle aanwezigen, wij inbegrepen, moeten dan van het bittere, maar niet-hallucinerende brouwsel drinken … uit de handpalm van één van de Brahman priesters. Niets speciaals gevoeld achteraf, noch hallucinaties, noch goddelijke inspiratie. Dan maar terug naar Rohet Garh voor een rustdag. En net als we daar aankomen zweeft een grote vlucht kraanvogels steeds hoger en hoger boven de haveli.

Diremannen met tulbanden bij ceremonie.

Groene papegaai tegen muur.Voor de rest van de dag: wandelen rond een meertje, net naast Rohet Garh. Het “kerkhof” ontdekken. Dat wil zeggen een verzameling huizengrote grafmonumenten, tempels eigenlijk, in rode zandsteen met in het midden een rechtop staande wit-marmeren grafplaat. Een groep felgroen gekleurde papegaaien strijkt op de monumenten neer. Ze klauwen zich vast aan de rode zandsteen en lijken er wel van te pikken.

Groot grafmonument

Verder pauwen en reigers bestuderen langs het meertje. Zwemmen in het zwembad van Rohet Garh. Wandelen in het dorp zelf, door de winkelstraat of moet je zeggen “bazaar-straat”? ’s Avonds vanop het dakterras de avond zien vallen. Dan iemand aan de overkant van het meertje tientallen kaarsjes zien aansteken bij een tempeltje wat er overdag als een ruïne uitzag. Een uil zien neerstrijken op een tak een tiental meter van waar we staan … Opnieuw een memorabele dag beleefd!

Verlicht boedhistisch tempeltje.

Van Pushkar naar Jodhpur.

Onze chauffeur is een devoot Hindoe. Gisteren stopte hij even langs de kant van de weg bij een vrouw die – dachten we – een soort bladergroente verkocht. De vrouw stak de bussel groen door het raampje van de auto. Raju frommelde er even aan met beide handen en gaf de vrouw 10 Roepie. Waarop zij de bussel groenvoer voor een heilige koe gooide. “That is for good karma”, zei Raju lachend. En deze ochtend is hij voor dag en dauw opgestaan (5 uur) om snel een ritueel bad te gaan nemen aan de “Ghats” (treden die naar het water leiden) in het meer van Pushkar. En daar we zelf het centrum van het stadje nog niet hebben gezien, besluiten we dat nu (=4 uur later) te doen, vooraleer naar Jodhpur te rijden.

Stratje naar de ingang van De Brahma-tempel in Pushkar.

De drukte van de “Camel Fair” lijkt nog te zijn toegenomen in vergelijking met gisteren. Raju dropt ons aan de rand van de stad maar midden tussen de paarden, kamelen, kermisattrakties en mensen. Niet zonder de strenge waarschuwing om niets van niemand aan te nemen, vooral geen bloemen! We banen ons een weg door de massa. Inderdaad wordt ons van alles aangeboden, onder andere bloemen maar ook armbandjes waarmee je dan als niet-Hindoe tot aan de Ghats zou kunnen. Niets aannemen dus.

De tempel van Brahma! Hier moeten de schoenen uit! Maar honderden mensen verdringen zich in het kleine straatje dat naar de ingang leidt. Even kijken we mekaar aan: beter niet doen. We wandelen verder. Van de hoofdstraat af, een zo goed als verlaten dwarsstraat in. En plots … daar zien we het meertje en de Ghats! Tientallen mensen staan op de trappen of zijn bezig met hun ritueel bad.

Ghats in Pushkar.

Tempel in meer van Pushkar.

Foto’s nemen. Net achter ons klinkt plots een luide bel en al even luid en indringend geschreeuw. Omkijken en … dan zien we een soort kooi op een sokkel van zo’n meter hoog. Binnenin de kooi zitten 3 individuen gehurkt. Alle drie met alleen een lendendoek en tulband en druk zwaaiend met een klok. Ze zien er vervaarlijk uit met hun verwarde grijze baarden. Het lijkt alsof ze met een soort wit krijt zijn ingesmeerd. En boos dat ze zijn: ze schreeuwen ons iets toe en doen opgewonden teken. Schoenen uit waarschijnlijk? Neenee, dat is het niet. Of langs de andere kant gaan? Nee, we mogen hier niet komen en al zeker niet fotograferen. Gelet op hun geschreeuw en getier, keren we maar snel op onze stappen terug. Op naar de volgende stad: Jodhpur.

’t Wordt een behoorlijk lange rit, althans in tijd gerekend. Ook al omdat we veel kleine wegen (moeten?) aandoen. Af en toe een pittoreske stop: een treinovergang met handmatig bediende slagbomen. Niet dat iemand zich daar iets van aantrekt: voetgangers en bromfietsers kruipen onder de slagbomen door tot de overwegbewaker teken doet dat het genoeg is geweest. Vijf seconden later dendert een goederentrein voorbij. Dan weer is de hele omgeving in een grijze stofwolk gehuld: we passeren een reusachtige cementfabriek. Of nog: we zien een kudde van honderden schapen. Drie getulbande herders zijn nodig om die bende enigszins in toom te houden. In India is rijden gelijk aan ogen uitkijken.

Motorrijder kruipt onder slagboom van overweg door.

Jodhpur, stad gesticht door Jodha. “Blauwe stad” omdat veel huizen in de oude stad blauw zijn geschilderd. Blauw, de kleur van de Brahmanen, priester-sekte bij de Hindoes. En de blauwe kleur zou bovendien verkoeling geven en insecten afstoten. Tijdsgebrek dwingt ons om ons bezoek te beperken tot Mehrangarh fort. Maar dat is dan ook een absolute topper! Het is een gigantisch fort/paleis wat uit de rotsen boven de stad als vanzelf lijkt op te rijzen. Het grootste fort van heel India. Talloze malen belegerd, één keer zelfs tot zes maanden lang. Nooit veroverd!

Binnenplei van Mehrangarh fort.

Muren van Mehrangarh fort met zicht op Jhodhpur.

Maar als de buitenkant al indrukwekkend is, dan is de binnenkant dat nog meer. Ongelooflijk prachtige vertrekken van de Maharadja (=grote koning), van de Maharina, om gasten te ontvangen, om audiëntie te verlenen, om staatszaken te bespreken. Verschillende binnenpleinen waarop de vele rasterluiken van de harem uitgeven. Tentoonstelling van “howdahs”, verschillende mooi bewerkte stoelen om bovenop een olifant te monteren. Verzameling van dolken en sabels, waarvoor de Indische toeristen speciale belangstelling tonen. En, oh ja … nog steeds zijn we voor de Indiërs fotogeniek en willen ze met ons op de foto. Straks ga ik ze Roepies vragen voor elke foto met mij! De top van het fort biedt een ongelooflijk panorama over de stad met in de verte nog paleizen, de intakt gebleven stadsmuren, op sommige plaatsen tot 10 meter hoog, en aan de voet van de rotsen, de blauwe stad. Indrukwekkend! Dit hebben we nog nooit gezien.

Howdah, stoel voor op olifant.

Zicht op Jadhpur.

Helaas moeten we verder. Deze keer voor het eerst naar een klein dorpje: Rohat ten zuiden van Jodhpur waar we overnachten in een haveli! Dat is een combinatie van paleis en oud herenhuis in India. Rohet Garh ziet er van buiten niet speciaal uit en dat is een “understatement”. Alle huizen er rond en de gevel van het hotel zelf lijken op het eerste zicht oud en wat vervallen. Binnenin is het echter een oase van groen en van rust. Net wat we nodig hebben na de drukte en het lawaai in elke stad, op elk plein en in elke straat van India. We worden in Rohet Garh in oud-Engelse koloniale stijl ontvangen. Dat belooft …

Gevel van Rohet Garh/

Waar de lotusbloem gevallen is … Pushkar.

De N8 is de highway van New Delhi tot Mumbai maar een “snel”-weg is het niet. Het meest opmerkelijk incident is ditmaal een kudde geiten die de weg over moet. Een heksentoer in twee stadia: eerst het ene stuk tot de middenberm. Dan het andere. Een scooter-rijder belandt bijna midden in de kudde. Een aantal geiten stuiven alle richtingen op. De wegen in India … het blijft een belevenis. Een ervaren chauffeur haalt misschien gemiddeld 80 km per uur.

Brahma, één van de vele Hindoe-goden liet een lotusbloem vallen. Prompt ontstond een meer waar de bloem (“push”) uit zijn hand (“kar”) viel. Pushkar was geboren. Maar Brahma heeft nog wel één en ander uitgestoken: overspel, ontrouw, en dies meer, waarvoor hij door andere, hogere goden werd gestraft. Niemand van de mensen zou hem nog kunnen aanbidden! In beroep werd zijn straf echter omgezet tot “alleen in Pushkar te aanbidden”. En hier staat dus de enige Brahmaanse tempel van India.

Kamelen en -drijvers in de woestijn

Maar vandaag komen we voor de “camel fair”, de kamelenmarkt die pas over een paar dagen echt begint maar nu al in volle voorbereiding is. En welke betere manier om de markt te bezoeken dan op een kameel? Raju lijkt ons door de achterbuurten van Pushkar te voeren tot bij een “Camel Safari kantoortje”. Daar stappen we over in een aftandse jeep die ons opnieuw naar de rand van de stad brengt waar twee kamelen (eigenlijk zijn het dromedarissen) op ons liggen te wachten. We kruipen elk op een beest dat daarop gezwind recht staat. Twee begeleiders – kamelendrijvers zeker? – stappen mee maar wippen even later vanaf een brugrand achter op de kameel. Algauw komen we in een woestijnachtig en sterk heuvelend landschap. Overal staan tenten en groepjes kamelen. Tientallen nee honderden kamelen begeleid door hele families. Mannen met tulbanden, vrouwen in kleurrijke sari’s. Toeristen, vooral Indiërs, worden rondgereden in karretjes met een rood baldakijn en getrokken door een kameel. Kinderen lopen bedelend rond. Vele kamelen zijn kleurrijk versierd en sommige zelfs … geschminkt!

Toeristen op kameel in Pushkar.

Versierde kameel met kamelenkarretjes

Versierde kamelen

’t Is warm, zo’n 30° en geen plekje schaduw op de fair. Behalve dan in de tenten van de kameeldrijvers en … onder de doeken die ze boven hun prachtige volbloed paarden gespannen hebben. D’er is een markt waar van alles en nog wat wordt verkocht. Allerlei paardentuig en zadels voor kamelen. Maar ook ijzerwaren, kleding (uitstallen = alles op een paar hopen gegooid), hoofddeksels, potten en pannen, “bucht”. En een echte kermis met kermisattrakties. Een drietal reuzenwielen, zwier- en andere molens. Zelfs een Indisch openluchtcircus.

Tent met snuisterijen op Puskar-markt.

Mijn kameeldrijver achter mij kauwt Gutka, zoals zoveel Indiërs. ’t Is een straf mengsel van tabak, gemalen noten, parafine en limoen. Slecht voor de gezondheid. En geen zicht als hij een bruine rochel uitspuwt.

Twee uur duurt onze kamelenuitstap. Tijd om onze verblijfplaats voor één nacht op te zoeken: een “tented camp”, The Orchard. Ecologisch verblijf, zuiver (geen alcohol!) en tewerkstelling voor heel wat mensen uit de direkte omgeving.

Luxe-tent

Indische kievit.

De rust en stilte bevallen ons na de drukte en het lawaai van de steden en straten van India. Mooie tuin, veel groen, terrasje voor de tent, zeteltjes, zon en genieten van een “chai” (tee). We spotten er zelfs een Indische kievit op een paar tientallen meter van onze tent.

Het avondeten bevalt ons minder: puur Indisch! We hebben wel “niet spicey” gevraagd maar maakten een kapitale fout door een (alcoholvrije) “Virgin Mochito” te bestellen: vreselijk pikant door een overdaad aan gember. Maar die ervaring hebben we dan ook weer gehad.

En nu, onze tent in en slapen. Of toch proberen te slapen. We hebben immers oordopjes gekregen: in en rond Hindu tempels hebben ze de onhebbelijke gewoonte om laat ’s nachts of ontieglijk vroeg ’s morgens luide muziek te spelen. We zien of horen het wel, of ook niet?

Contrasten in Jaipur.

Net zoals wij, is India geschokt door de terreuraanslagen van gisteren 13 november in Parijs. Raju had het nieuws deze ochtend nog niet gehoord maar was zwaar onder de indruk toen we het hem vertelden. Het deed hem denken aan de aanslagen in Mumbai van een aantal jaren geleden. En als we deze namiddag kort een plek bezoeken waar handmatig textiel wordt bedrukt, vertelt de eigenaar dat hij en zijn personeel niet hebben gegeten deze middag. Uit solidariteit. Zo gaat dat in India! Eerste minister Narendra Modi die toevallig in Londen is, noemt deze terreur een aanval op de mensheid …

New Gate roze stadspoort in Jaipur

Raju voert ons langs een brede laan met nieuwe, moderne bedrijfsgebouwen (New Jaipur?) tot aan de “New Gate” stadspoort, roze geverfd net zoals de stadsmuren en alle gebouwen in het centrum. Verplicht sinds Maharadja Ram Singh in 1876 de hele stad roze liet schilderen – welkomstkleur in India – ter gelegenheid van het bezoek van de Prins van Wales, de latere koning Edward VII van Engeland. Van daar trekken we te voet verder, binnen de stadsmuren langs de Bapu Bazaar. Het is nog wat vroeg, 10 uur. Niet alle winkeltjes zijn open en het is nog relatief rustig. Grote en kleine vuilhopen liggen her en der samen geveegd. Koeien (heilige?) plukken hier en daar een nog groen blaadje uit de afvalbergen. Op het voetpad moet je niet alleen uitkijken voor hondendrollen maar ook voor verse koeienvlaaien!

Bapu Bazaar: straat met kraampjes.

Aan Chandpol bazaar nemen we links. Hier is het dan weer superdruk en super lawaaierig. Wat er ook gebeurt in het verkeer, de eerste reactie van een Indiër is altijd claxonneren. Veel verkeersregels lijken er niet te zijn behalve misschien dat iedereen ongeveer akkoord is van meestal in dezelfde richting te rijden. Plots komen we aan het Paleis der Winden, één van de meest merkwaardige EN mooie gebouwen die we ooit al gezien hebben. De voorgevel ziet er uit als een soort van grote bijenkorf.

Roze voor gevel van het Paleis der Winden in Jaipur

Hier zaten vroeger de dames uit de harem van de Maharadja, verborgen achter de mazen van de gevel, het leven op de straat te bespieden. Achter de gevel is het gebouw amper één kamer breed. Je kan er op de verschillende verdiepingen nog steeds zoals vroeger de straatdrukte beneden beloeren en – voor de vrouwen dan – je even Maharina, vrouw van de Maharadja wanen. Of je kan op de binnenkoer op de eerste verdieping ook “mensje kijken”. Er staat een leuk tempeltje. Hele Indische families schuiven er aan: de vrouwen in hun kleurrijke sari’s poseren graag onder de verschillende bogen van de tempel. Vanop de hoogste verdieping van het Paleis der Winden krijg je nog een prachtig panorama over de stad. Bovendien is de lucht helderder dan gisteren en zeker klaarder dan in Delhi. Maar nu terug afdalen uit deze schoonheid en terug de wanorde en het vuil in ….

Poserende vrouwen in tempeltje.

Langs Tripolia Bazaar naar Jantar Mantar. Een mooie, eigenaardige tuin met allerlei vreemde sculpturen. Die zijn eigenlijk reusachtige astronomische instrumenten. Een buiten-proportionele zonnewijzer bij voorbeeld. Of een al even reusachtige sextant. Maharadja Jai Singh was een sterrenfanaat. Naar hem is trouwens ook de stad genoemd: Jai – pur, de stad gebouwd door Jai. Overigens volgens een symmetrisch stramien met negen vierkanten, elk beroep in zijn eigen vierkant.

Grote zonnewijzer.

Nog steeds woont er een Maharadja in het stadspaleis. Maar die heeft gelukkig een groot deel van zijn paleis open gezet voor toeristen. “Gelukkig” want het is opnieuw een fabelachtige plek met zoveel interessante en/of merkwaardige dingen.

Witte marmeren olifant.Twee gesculpteerde olifanten uit witte marmer houden een lotus-bloem in hun slurf en flankeren de gouden toegangspoort tot een grote binnenplaats. In het midden een open zuilengalerij in witte en rode zandsteen. Hier consulteerde de Maharadja zijn ministers over staatszaken. Er staan twee reusachtige zilveren urnen: de grootste ter wereld! Elke urne kan 4.000 liter water bevatten en is 1m60 hoog. De Maharadja liet deze speciaal vervaardigen en vullen met water van de Ganges voor zijn reis naar Londen. Daar zou hij de kroning van Edward VII bijwonen. Maar hij moest zich toch kunnen blijven ritueel baden in Ganges-water. Vandaar …

Kleurrijke en gedetailleerde afbeelding van een pauw.

En er is nog de troonzaal, een wapenzaal, een tweede binnenplein met vier prachtig bewerkte ingangen die elk een seizoen voorstellen. Wel even Raju bellen, want we raken niet op tijd – dat wil zeggen drie uur na het begin van onze wandeling – terug aan de “New Gate”. Nieuwe afspraak op de parking van het “city palace”. Eerst nog wat uitrusten op een bankje op het centrale binnenplein. Naast ons een groepje Indische twintigers. Ze spreken ons aan en willen weten waar we vandaan komen. En welke talen we in België spreken. En … hoe oud Betty is! Waarop ze bij het horen van haar leeftijd uitroepen dat ze er toch oh zo goed uit ziet! Mijn verdienste ook natuurlijk … Lachen geblazen!

Even zoeken naar Raju op de parking. Daarna lunch in restaurant “Namaste”, aanbeveling van Raju. Uitdrukkelijk specifieren we “not spicey” en hoewel de kelner ons verbaasd aanstaart wordt onze wens gerespecteerd. Lunch valt dus best mee maar vraag me niet wat we precies gegeten hebben: iets met veel groenten en rijst en naan (soort brood). Er is “live music”: een sitar-speler in traditionele klederdracht met een jongetje wat een derwisch-dansje opvoert voor een fooi.

Paleis in het midden van een meer in Jaipur.

Volgende stop: het waterpaleis (privé) van de Maharadja. In principe een prachtige en idyllische plek. Er is een soort promenade langs de oever van het kunstmatige meer gemaakt. En die wordt ingenomen door allerlei eet- en prullaria-kraampjes. Veel Indische toeristen. En tussen de promenade en de oever … afval, vuilnis en … ratten! Ongegeneerd lopen een vijftal van die knaagdieren op, over en tussen het vuil. Jaipur is een stad van voortdurende contrasten tussen mooi en lelijk. Kan het één niet zonder het ander?

Rat.Zwijn tussen vuilnis aan de rand van een meer.Nu wordt het stilaan tijd om terug te keren naar het hotel, na het eerder vermelde bezoek aan een atelier van bedrukken van textiel. Voor Franse bedrijven en de Europese markt, nota bene. We sukkelen opnieuw in onvoorstelbare verkeerschaos in de binnenstad van Jaipur. Kleine botsing tussen gemotoriseerde riksha en een auto. Alleen maar een beetje blikschade. Een politie-agent neemt poolshoogte en beveelt beide voertuigen om even achteruit te rijden en dan gewoon verder te rijden. Probleem opgelost!

Nu nog een snelle stop aan het Centraal Museum (Albert Hall), een eigenaardig gebouw, combinatie van Engelse en Hindu architectuur. Binnenin overigens een allegaartje van voorwerpen. En terug naar het hotel waar naar aanleiding van de trieste gebeurtenissen in Parijs de veiligheidsmaatregelen verscherpt zijn.

Morgen Pushkar, zo’n 150 km verder naar het westen.

Jaipur is Delhi niet.

Dit is India. Dus, vanmorgen ontbijt met Uttapam (soort pannenkoek van rijst en zwarte urad bonen = ben er niet wild van) en Idli (opnieuw pannenkoek van rijst met zwarte linzen = te spicey voor mijn westerse smaak). De krant “Hindustan Times” bloklettert dat het Diwali-feest dit jaar wat minder smog heeft veroorzaakt maar dat de brandweer 493 keer is moeten uitrukken, meer dan dubbel dan vorig jaar … En dat er helaas weer de onvermijdelijke vuurwerkdoden te betreuren zijn.

Op naar Jaipur vandaag, een rit van zo’n vijf uur. Maar vervelen doe je je niet onder de weg. De uitvalswegen van Delhi zijn groot en breed. Veel verkeer maar al bij al valt het nogal mee. ’t Is dan ook een vakantieweek volgens Raju. Toch kijken we verbaasd op wanneer mensen te voet viervaksbanen oversteken. Of wanneer er plots als tegenligger een tractor met aanhangkar, volgeladen met werkmannen – daar achter hangt dan nog een betonmolen – op het uiterst linkse rijvak opduikt (in India wordt wel links gereden, maar toch). Sommige auto’s, busjes en riksha’s zijn zo volgestouwd dat drie of vier passagiers gewoon buiten hangen. Talrijke motorfietsen en scooters met één of twee passagiers of zelfs met, naast vader-chauffer, nog moeder en twee peuters, laveren overal doorheen. En zelfs als regelmatig spookrijders opduiken schrikt Raju niet. Onvoorstelbaar! En toch … slechts twee ongelukken – telkens omgekantelde vrachtwagens – zien we onderweg.

Motorrijders op de weg naar Jaipur.

Kar getrokken door kameel op weg naar Jaipur.

Lange tijd rijden we door industriële voorsteden. Dan wordt het landelijker. Twintig meter hoge schoorstenen liggen her en der verspreid tussen velden: artisanale steenbakkerijen. De eerste koeien duiken op, langs, op en over de weg. En later een troep apen, en hier en daar een kameel met kar. Of geiten met een herder. De weg doorsnijdt verschillende dorpjes, soms zelfs letterlijk een paar huizen die half afgebroken langs de kant overblijven. Hier en daar is een markt aan de gang. Hoe dan ook is het in de dorpjes altijd en overal een ongelooflijke drukte.

Maar Raju rijdt rustig en onverstoorbaar verder. Hij stelt voor om nog deze middag Amber Fort te bezoeken want eigenlijk rijden we daar toch bijna voorbij. Klinkt goed! Raju zet ons af waar normaal gezien de olifanten staan die je voor 1.100 roepies voor twee personen naar het fort bovenop de rots brengen. De teleurstelling van Raju is groot als er geen olifanten staan. Voor ons niet gelaten: we trekken te voet naar boven. Amber fort is indrukwekkend: een absolute aanrader. Meer een paleis dan een fort, met zijn vier binnenplaatsen en prachtige gebouwen rondom in een originele soort Moors-Indische stijl. D’er is de zuilenhal waar de publieke audienties van de Maharadja plaats vonden. En een nog specialer gebouw met stukjes glas in de muren verwerkt voor privé-audienties, de vertrekken van de harem-dames met rechtstreekse toegang vanuit de slaapkamer van de Maharadja, het sanitair …

Zuilengalerij van het Amber Fort in Jaipur

Paleismuren met ingewerkte stukjes glas.

Veel, vooral Indische, bezoekers maar door de uitgestrektheid van het complex is dit geen probleem. We worden andemaal “overvallen” door vriendelijke Indiërs die met ons op de foto willen. Ik heb nog nooit zoveel sukses gehad bij (jonge) meisjes! Leuk! Een eindje verder speelt iemand in traditionele klederdracht op een soort sitar. Prachtige snor heeft de kerel.

Sitar speler met snor

Drie uur wandelen we door het Amber fort complex. Ook de omgeving is spectaculair: op letterlijk alle bergen rondom strekt zich één lange soort “Chinese muur” uit. Als verdediging kon dat tellen. Beneden in de vallei ligt een meertje met daarnaast de saffraan-tuin van het fort. En overal op de berghellingen zie je ruïnes en overblijfselen van tempels.

Heuvels met versterkingen op top

Maar nu verder naar Jaipur (spreek uit “Djeepoer”). En dat is duidelijk New Delhi niet! Weg de brede lanen en weelderige parken van New Delhi. Hier lijkt de complete chaos te regeren. Het verkeer loopt in de stad volledig vast. Opnieuw een helse kakafonie van claxongeluiden. Hier rijdt geen zinnige westerling zelf! De straat oversteken lijkt levensgevaarlijk maar toch gebeurt het … talrijk … maar ja, de Hindoes geloven dan ook in reïncarnatie! De hele stad moeten we door. We kijken onze ogen uit. Wat een bedrijvigheid. Volk, volk, volk!!!

Het Mariott hotel Jaipur ligt buiten de stad. Samen met nog een paar andere westerse hotels en wat bedrijfsgebouwen, geïsoleerd op een kaalgeslagen stuk terrein. Alleen een troep graatmagere koeien en evenveel schurftige honden lopen er rond een paar krotten. Extreme en trieste tegenstellingen kenmerken India!

En tot slot de dag afsluiten zoals we begonnen zijn: uitstekend buffet, avondmaal met als dessert – we zijn ten slotte in India – Doodh ke ladoo, Guiya en Rasmalai. Hmmm…