Vizier op Viseu.

Na een stadsbezoek gisteren willen we vandaag weer de natuur opzoeken. We rijden naar Mata do Buçaco, het bos van Buçaco, of althans dat is onze bedoeling. Maar naarmate we meer naar het zuid-zuid-westen, richting Atlantische kust, rijden, komen we dichter bij bewolking …. waar we dan ook plots in belanden. Temperatuur zakt to 16° en alles ziet er veel minder lieflijk uit. We kijken mekaar aan, aarzelen – we zijn inmiddels wel verslaafd aan de zon van Portugal – en kiezen een nieuwe koers: noord-noord-oost, naar het stadje Viseu. Daar schijnt inderdaad de zon, hoera! Gouden raad voor zonnekloppers in Portugal: blijf weg van de Atlantische kust!

Viseu.

Ons stadsbezoek beginnen we op de Praça da Repùblica, uiteraard na een “café”. Viseu lijkt inderdaad zijn reputatie waar te maken van charmant en gezellig stadje, uitgeroepen tot beste stad van Portugal om in te wonen. Veel groen, fonteinen, een oude stadspoort, het plein voor de kathedraal met twee kerken, statige huizen en het Grão Vasco museum.

Viseu: grijze gevel van museum Grão Vasco.

Het museum van de “Grote Vasco” – de Portugese schilder Vasco Fernandes – is gehuisvest in een voormalig, knap en modern gerestaureerd paleis. Grote verzameling schilderijen van de “Portugese primitieven”. Een altaarstuk van 14 schilderijen is hier het pronkstuk. Waarschijnlijk gemaakt door een collectief van schilders onder leiding van een paar “Vlaamse primitieven” en waaraan de nog jonge Vasco Fernandes aan mee werkte. En van ons, Vlamingen, “de stiel leerde” en prompt de schilderschool van Viseu stichtte. Van de drie verdiepingen van het museum is het gelijkvloers voor moderne kunst bestemd. Zou in het Gentse SMAK niet mis staan.

Grão Vasc museum: altaarstuk van 14 grote schilderijen.

Op het plein voor de kathedraal lopen we een journaliste tegen het lijf. Of beter gezegd: zij spreekt ons aan en vraagt waarom we Viseu voor een bezoek hebben uitgekozen. Euh … omdat we er over hebben gelezen en omdat de zon hier altijd schijnt! En wat we speciaal leuk vinden aan Viseu? Euh … de pleintjes, de oude stad, de sfeer. Voortdurend vraag ik me af wat ze ons wil verkopen. Maar nee, ze wil nog een foto van ons beiden en onze namen. Misschien staan onze uitspraken, hoewel niet wereldschokkend, volgend seizoen in een Viseu-publiciteitsfolder.

Kathedraal met groot plein.

Nog wat flaneren door de smalle straatjes van de Juderia – oude jodenwijk. Een immobiliënkantoor in één van de kleine huisjes. Prijs van een gemiddelde woning in deze streek: tussen de 50.000 en 80.000 Euro; van een nieuw gebouwde villa met zwembad: 138.000 Euro! We komen terug bij de Praça da Repùblica. Tijd voor onze lunch, oorspronkelijk bedoeld om in de vrije natuur op te eten. Nu wordt het boterhammetjes in het park op een bankje. En ondertussen wat Portugeesjes kijken.

Bosbrand.

Bij het terugrijden komen we, op een paar kilometer van ons vakantiehuis, in een kleine file van een twintigtal auto’s terecht. En grote zwart-grijze rookwolken tekenen zich af tegen de azuurblauwe lucht. Bosbrand! Ramptoeristen! ’t Lijkt maar een paar kilometer voorbij de afslag naar Casa Verde te zijn. Dus spelen we mee ramptoerist.

Tientallen en tientallen auto’s markeren de plaats van het gebeuren. Twee blus-helicopters tanken water uit een nabijgelegen reservoir en vliegen voortdurend – om de paar minuten – af en aan. Ze scheren amper een paar honderd meter boven onze hoofden. Af en toe krijgen we druppels in de nek. De helicopters omcirkelen de brand. Brandweerwagens komen van alle kanten met loeiende sirenes aangereden. ’t Lijkt wel of er honderden bombeiros (brandweermannen) tegelijk opgewonden naar de rook toe lopen. De helicopters blijven af en aan vliegen. Ze lijken al snel het vuur zo niet te blussen dan toch onder controle te krijgen. We willen hier eigenlijk niet in de weg lopen en keren dus terug. De toegangswegen naar de brandhaard zijn al afgezet. Wat gaat alles hier snel en blijkbaar efficiënt. Toch beangstigend zo’n brand op – in vogelvlucht – misschien 3 kilometer van ons vakantiehuis. Gelukkig zit voor ons de wind goed!

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, grijze rookwolken.

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, brandweerauto.

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, blushelicopter in de lucht.

Oliveira do Hospital.

Vanavond, na de inkopen, nog even naar het centrum van Oliveira do Hospital voor een aperitiefje. Op zich is dit stadje geen omweg waard, maar het kerkje met het centrale plein is wel leuk. In “Café Central” wil ik in mijn beste Portugees 2 glazen witte wijn bestellen: dois vinhos branco. De dienster kijkt me niet-begrijpend aan en vraagt dan zoiets als “doisj vinsj brancs”? Ja dat zal het wel zijn. Ze komt terug met twee “kuipen” witte wijn, andermaal samen vermoedelijk een halve fles, voor de spectaculaire prijs van … 1,20 Euro, de twee glazen samen! Over de prijs moet je hier in Portugal niet zeuren. Over de vriendelijke bediening trouwens ook niet!

Coïmbra.

Cachorro.

Joggen in de Beiras is geen lachertje: 6,5 km en 220 meter hoogteverschil! En in het slaperige gehuchtje van Senhor das Almas maak ik alle slapende honden wakker. ’t Is dan ook nog maar 7 uur ’s ochtends. Op een bijna verlaten zandweggetje komt plots een woeste cachorro – kleine hond van het gemene soort – al grommend en happend achter me aanlopen. Kei nemen, dreigen en … probleem opgelost.

Coïmbra.

Genoeg natuur, tijd voor cultuur: stadsbezoek vandaag. De rit naar Coïmbra verloopt vlot, door mooie natuur, langs een goeie maar af en toe gevaarlijke weg. Van 2 vakken in elke richting verandert hij af en toe in 3 of 2 vakken voor 2 richtingen. Parkeren in Coïmbra is geen probleem: de “Parque do Portugal-parking” langs de boorden van de Mondego-rivier is immens. En dicht bij de oude binnenstad! En bovendien wandelen we door een koel, schaduwrijk park om die binnenstad te bereiken. Aan de rechterkant kruipen de oude huizen langs een heuvel, de Alcáçova omhoog. Bovenaan de universiteit en de kathedraal, onderaan de commercie. Eerste indruk van Coïmbra: positief!

De Rua Ferreira Borges is een winkelstraat. Opvallend: handtassen, portefeuilles, waaiers, hoeden en schoenen in kurk. En meringues zo groot als een boerenbrood. Het stadsmuseum in deze straat valt op door de speciale, metalen structuur aan de voorgevel: Art Nouveau? De Porta da Almedina: laatste overblijfsel van de oude stadsmuren. Aan de Sé Velha, oude kathedraal, worden we aangesproken door een studente in “studentendracht”: witte bloes, zwarte das en rok, zwarte cape. Ze verkoopt postkaarten om haar studies te betalen maar we geven wat we willen. En zelfs als we niets zouden geven, krijgen we nog een kaart gratis. We stappen 2 Euro lichter en 4 postkaarten zwaarder de kathedraal binnen. Kathedraal en kloostergang zijn een absolute aanrader. Niet zonder enig chauvinisme bekijken we het retabel van twee Vlaamse  meesters: Olivier van Gent en Jan van Ieper (eind 15de eeuw).

Tijd voor de absolute topper van Coïmbra: de universiteit, UNESCO werelderfgoed. Het oude deel is ondergebracht in het vroegere paleis van koning João III (toen zeurden koningen nog niet over hun dotatie). Groots binnenplein, langs drie zijden omringd door fel-witte gebouwen. Doet bijna pijn aan de ogen met de felle zon. Vanaf de vierde, open zijde heb je een prachtig zicht op de oude binnenstad en de Mondego.

Binnenin vallen we van de ene verbazing in de andere:

  • een wapenzaal met beschilderd plafond;
  • de ornamentale ceremonie-zaal, vroegere troonzaal, waar nog steeds plechtig het academiejaar wordt geopend en afgesloten en waar alle 15.000 studenten ooit hun eindexamen afleggen (ten minste dat hopen we voor hen);
  • de aparte examenkamers;
  • de kapel.

Snob.

Tot in het midden van de 18de eeuw was deze universiteit uiteraard alleen voorbehouden aan de adel. Maar burgers werden steeds rijker … en de universiteit kon geld gebruiken. Dus werden de regels aangepast en mits veel geld konden ook burgerkinderen aan de Coïmbra-universiteit studeren. Maar de adelijke studenten keken minachtend neer op de nieuwkomers. Die hadden geen stijl. Frans was toen de taal van de elite; de anciens zegden over die burgerstudentjes dat het mensen  “Sans NOBlesse” waren. En net zoals nu met ASAP of OMG, kortte de studerende jeugd dat af tot SNOB.

Vleermuizen.

Maar het koniginnestuk van de universiteit moet nog komen: de oude bibliotheek of Joanine bibliotheek. Toegang elke 20 minuten op reservatie en maximaal 60 personen tegelijk. Over drie verdiepingen zijn duizenden eeuwenoude boeken geëtaleerd in prachtig gedecoreerde houten rekken, compleet met laddertjes en balkons.

Andermaal zijn de plafonds beschilderd in trompe l’oeil: vier vrouwelijke figuren symboliseren de vier toen gekende continenten, de wijsheid komt van overal ter wereld! De middelste verdieping bevat de boeken waarvoor je vroeger een speciale toestemming moest hebben om die te mogen lezen. Boeken over andere godsdiensten? Of die al beweerden dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena? Of … wie weet, vroege seksboeken? De benedenverdieping ten slotte was de gevangenis van de universiteit. Die had immers vroeger een eigen rechtssysteem. Een uit de hand gelopen cantus? Roes uitslapen in “den bak” van de univ.

De eeuwenoude boeken worden beschermd tegen ongedierte en insecten, vooral motten, door een legertje vleermuizen die op de ontoegankelijke zolder huizen. Is het niet mooi? Vleermuizen bewaken de kennis van de wereld!

Tapas nas Costas.

Tijd nu voor meer praktische beslommeringen: eten! Tapas nas Costas ligt halfweg de boven- en de benedenstad. We bestellen brood, boter met kruiden en carpaccio van tonijn. En twee glazen witte huiswijn. De ober schroeft de dop van een fles wijn en schenkt een behoorlijke kwak in. Bedoeling is dat we eerst proeven, of er geen kurksmaak is? Daarna schenkt hij in ons beider glazen een halve fles leeg. Obrigado! Deze lunch is overheerlijk. Nog een panna cotta met rode vruchten en een café als dessert en we kunnen er weer tegen.

Terug naar boven, naar de “nieuwe” kathedraal. En daarna slenteren doorheen de smalle en pittoreske straatjes van Coïmbra. En terug doorheen het park aan de Mondego-rivier naar de auto. Tweede en derde indruk van deze stad: onverdeeld positief!

P.S. Verse Portugese produkten gevonden in de Pingo Doce (asperges, zalm …) en steeds positief verbaasd over de ongelooflijk vriendelijke bediening … Portugal, we houden van u!

De Torre, Matobo in Portugal?

Azul, azuurblauw, is de kleur van de hemel boven de Beiras. Aangenaam weer: zon, 29° en een licht briesje. We trekken andermaal de Serra da Estrela in. Naar de hoogste bergtop van Portugal: de Torre, 1.993 meter. De weg voert van Oliveira do Hospital naar Seia. Vandaar begint het klimwerk, voor de auto weliswaar.

Torre.

Aanvankelijk rijden we door een gelijkaardig, dicht bebost landschap, net zoals gisteren met net iets andere panorama’s. Maar dan verdwijnen de bomen, daarna ook het struikgewas, de brem en het heidekruid. Een schrale begroeiing blijft over op dit hoogplateau. En rotsblokken: zoals reusachtige granieten keien, met grillige afgeronde vormen, willekeurig neergekeild in het landschap. Het doet een beetje denken aan Matobo in Zimbabwe (zie blogpost van 13 november 2014).

Wielertoeristen rijden in losgeslagen groepjes zwetend en puffend naar boven. Misschien is voor een Portugees “de Torre beklimmen”, het equivalent van “de Ventoux doen” voor de Belgische wielertoeristen? Nog ruim voor de top nopen de grillige rotsblokken-formaties ons tot een stop. Prachtige foto-opportuniteit: fotogenieke rotsen met panorama en blauwe hemel op de achtergrond.

We rijden verder naar de top. Plots doemt een reusachtige betonnen muur op: de wand van een stuwmeer. Een beetje griezelig: langs de voet van een dam rijden, wetend dat daar miljoenen liters water achter zitten! Even later zijn we zo hoog gestegen dat we het meer in de diepte zien liggen.

De top van de Torre dan: een weids plateau met skiliftjes (inderdaad, af en toe kan je hier in de winter skiën – beginners wel te verstaan), een kitscherige, tot niets dienende ronde slottoren (=de Torre), communicatietorens, een “commercieel centrum”, een reusachtige parking en overal, her en der, kleine torentjes gestapelde stenen. Het ruikt hier fel, nee het stinkt naar geit en schaap. We zien er één exemplaar van en wel duizenden keuteltjes.

Torre - Serra da EstrelaEven dat commercieel centrum binnen wippen waar het nog erger stinkt naar queijo, kaas, ham en geit. Maar verder wordt er van alles verkocht: sneeuwbollen, jassen, schoenen, drank, souvenirs, petten, hoeden uit kurk, tassen, glazen, schoteltjes, rommel en brol allerhande. Reden we gisteren over de ruggengraat van Portugal, dan staan we nu op de kop.

We rijden langs de andere kant, richting Manteigas, de Torre af en genieten verder van het ietwat Matobos-achtige landschap. Plots komen we hoog boven het dal van de Zêzere, een eigenaardig en prachtig ex-gletsjerdal. Het lijkt op een perfecte halve cilinder, ooit uitgesleten door het ijs. Aan het eind van het dal zien we Manteigas liggen.

Poço do InfernoTerug in de bossen, net voor we Manteigas bereiken, wijst een bord ons naar de Poço do Inferno, de helleput. Volgens “De Groene Reisgids” biedt de weg “… fraaie doorkijkjes op Manteigas en voert over de Poço do Inferno, een woeste maar beboste bergpas waar een mooie waterval ruist”. De waterval is in dit seizoen verworden tot een miezerig straaltje water dat van een bergkloof naar beneden vloeit in een put, de “helleput”? Maar de omgeving is idyllisch met een wandelpaadje en -brugje langs een deel van de waterval en veel picknick plekjes in de schaduw … een uitnodiging voor onze meegebrachte lunch. Alleen spijtig dat er een familie luidruchtige Portugezen, vader, moeder en twee kinderen, met luid geruzie de stilte aan flarden scheurt.

Manteigas valt dan weer tegen: zo rond 2 uur ’s namiddags lijkt het stadje wel uitgestorven. Behalve een leuke kleine wandeling langs de boorden van het riviertje dat de stad doorkruist, is er weinig interessants te zien/beleven. En terug rijden naar Oliveira do Hospital wordt een uitdaging: TomTom wil ons een weg laten inrijden waar er geen meer is. Sukkelen! En uiteindelijk: roaming aan en Google Maps! Zo vinden we de lange en kronkelende bergweg terug naar Seia en naar Orange Olives. Maar niet zonder opnieuw het landschap te bewonderen en … een vrachtwagen onderste boven langs de kant van de weg te zien liggen. Een auto van de brandweer staat er naast.

Nu nog een laagje bruin op doen aan het zwembad van Orange Olives.Zullen we morgen wat cultuur op snuiven?

P.S. Oliveira do Hospital: waar komt die vreemde naam vandaan?

Hierbij de verklaring volgens “blue-crane”.

Oliveira: da’s gemakkelijk. Olijfboom. De streek staat er hier vol van. Maar “Hospital”?

Tijdens de kruistochten verzorgden meegereisde monniken de gewonden in aparte hospitalen. Al heel vlug bleek dat ook deze inrichtingen verdedigd moesten worden. Door monnik-ridders. En dus ontstond een aparte ridderorde die als eerste opdracht had de ziekenhuizen te beschermen. De “hospitaalridders” of “tempeliers” (ze hadden een hospitaal op de tempelberg in Jeruzalem) of “Johannieters” (hun patroonheilige was Johannes) waren geboren. Maar wat deden deze, meer vechtersbazen, dan monniken? Vechten! En wat kregen ze als beloning voor overwinningen? Grond, bezittingen, aanzien en … macht. Zo veel macht dat ze een gevaar werden voor de paus die ze prompt excommuniceerde als ketters. Al hun bezittingen, overal in Europa, werden verbeurd verklaard. Overal, behalve in Portugal waar ze zo slim waren om snel hun naam te veranderen in “ridders van Christus”. Gered! In geen enkel ander land zijn zoveel overblijfselen, burchten, forten en kastelen van de hospitaalridders terug te vinden. Meest bekende en grootste is de tempeliersburcht in Tomar.”Do Hospital” verwijst dus naar het feit dat dit gebied ooit eigendom was van de hospitaalridders!

Piodão – prima dorp!

Sábado.De laatste flarden Atlantische mist trekken op boven Porto wanneer we ’s middags op de A1 autosnelweg, hoog boven het waterniveau, de Douro kruisen. Zaterdag 27 augustus 2016: na een probleemloze Brussel-Porto vlucht zijn we nu met gehuurde Peugeot 108 op weg naar Casa Verde in Oliveira do Hospital (zie blogpost van 12 augustus). De streek tussen Porto en Coïmbra is ongelooflijk bebost en groen. Eucalyptusbomen wisselen af met naaldbomen en Portugese eiken. Kleine stukken bos zijn duidelijk slachtoffer geworden van de recente bosbranden.

Casa Verde in het Orange Olives domein is ondanks GPS-hulp niet zo makkelijk te vinden. Afgelegen en verscholen in een groene amfitheater-vallei. Sterk aflopende grintweg vol putten en kuilen. Maar het huisje zelf is OK. Een “upside-down” huis noemen Juliet en Rob, de Engelse eigenaars het: living, keuken en terras op eerste verdieping, bad-en slaapkamer op gelijkvloers. En op het domein: zwembad met zout water. Zon … Nu nog “snel” inkopen doen in de Pingo Doce supermarkt: bananen uit Madeira, bosbessen, nectarines, waterkers, tomaten, sla, komkommer en forel uit de streek! En een witte Dão-wijn als begeleiding.

’s Avonds van op het terras nog even sterren kijken. Zijn we immers niet in de Serra da Estrela, het “sterrengebergte”? Niet gestoord door enige lichtvervuiling spotten we in het opkomende sterrenbeeld van de Schorpioen, in het zuidwesten, Mars en Saturnus. Morgen onze eerste verkenningsdag in Beira Alta …

Domino. Het warme zoute water (28°) van het zwembad van Orange Olives dampt in de frisse (18° C) ochtendlucht. Snel een paar lengtes zwemmen, ontbijt en op naar Piodão, een dorpje geïsoleerd diep in een doodlopende vallei van de Serra de Estrela. Staat niet in de Michelin groene gids voor Portugal, uitgave 2014! Onbegrijpelijk, zoals snel zal blijken.

De weg van Oliveira do Hospital naar Piodão is op zich al de moeite waard: kronkelend, steil, langs smalle, haarspeldbochtige wegen. En af en toe doorkruis je een slaperig dorpje: Vila Pouca da Beira, het dorpje van de Nederlandse schrijver Gerrit Komrij (zie blogpost van 30 mei 2015), Aldeia das Dez … Dat laatste dorpje is al minstens een stop waard: kleine kasseistenen straatjes, prachtige panorama’s, leuke pleintjes en … ’t loopt er, eigenaardig genoeg, “vol” Nederlandse toeristen? Verderop, de weg wordt steeds meer verlaten en smal, lijkt het of we plots de inrijpoort van een klooster of abdij binnen rijden: de Santuário de Nossa Senhora das Preces. Een prachtig idyllisch kerkje, twee ouwe “peekes” die een overlijdensbericht, aan een paal geplakt becommentariëren, een fontein, ornamentale trap naar een kapelletje. En dat alles overgoten met een heerlijk zonnetje. De tijd is hier blijven stil staan!

Witte gebouwen van de Santuário.

Maar verder nu, voortdurend stijgend doorheen de bossen waarin steeds meer kastanjebomen opduiken. Op naar Piodão. De panorama’s zijn overweldigend, alsof we op de ruggengraat van Portugal rijden. En plots, na een kale bergrug te zijn overgereden, zien we beneden een geïsoleerd dorpje liggen, volledig uit leisteen gebouwd, geplakt tegen de berghelling: Piodão!

Tot 30 jaar geleden was dit dorpje alleen te voet of met muilezel te bereiken. Nu behoort het tot de mooiste historische dorpen van Portugal. De jarenlange isolatie zorgde er voor dat weinig of niets aan dit dorp is veranderd sinds ???? 5 eeuwen? Supersmalle straatjes, zeer steil, soms met trappen, soms afgeboord door levada’s (irrigatiekanalen). Alle huizen opgetrokken in de grijze leisteen van de streek. En alle ramen en deuren blauw geverfd! De legende zegt dat de enige winkel in het dorpje vroeger alleen maar blauwe verf verkocht en/of een keer een groot vat blauwe verf op de kop kon tikken. In elk geval moet je goed te been zijn EN goed geschoeid om Piodão te bezoeken. We bestellen “dois xicaras de café” op het pleintje voor het witte kerkje van het dorp: heerlijk, onder de schaduw van een eeuwenoude boom.

In het klein toerismebureau krijgen we wandelkaarten: de PR21 wandelweg loopt langs de Piodão rivier stroomafwaarts tot Foz de Égua, een plek met een natuurlijk strandje en een paar pittoreske brugjes. Daar willen we naar toe! Almoço, lunch, hebben we mee … dus stappen geblazen. Prachtige tocht langs een smal bergpad, nu eens in de schaduw, dan weer in de volle zon, langs ruïnes van verlaten huisjes, opnieuw met prachtige panorama’s van Piodão en de vallei. Alleen … na zo’n drie kwartiertjes stappen stellen we vast dat we niet op de PR21 of PR2 zitten maar op de PR3 die NIET, Não, de nada, afdaalt naar Foz de Égua. Daardoor laten we ons uitstekende humeur echter niet verstoren: dan maar op onze stappen terugkeren; de vergezichten blijven hoe dan ook spectaculair ogen.

Terug in Piodão rijden we, na een wandeling door het dorpje, met de auto naar Foz de Égua. Inderdaad ook weer een idyllisch mooie plek met stenen boogbruggetjes over de rivier en zelfs een, niet meer toegankelijke, hangbrug over een ravijn. En een dam heeft een natuurlijke zwemplek gecreëerd. Iets te veel badgasten naar onze zin. En, oh ja, de Portugese badmode is niet veranderd sinds 2015: nog steeds lopen de dames met de billen bloot (zie blogpost van 31 mei 2015, Portugese blote billen).

Tijd om terug te keren. ’t Is een prima dag geweest in een prima dorpje en dat is een reusachtige “understatement”! Onderweg stoppen we nog even in Aldeia das Des waar we in Plano5 een biertje en spuitwater drinken, in de schaduw met prachtig zicht over een beboste vallei. Betty bestelt in een mengelmoes van Spaans en Portugees, ik gewoon in het Nederlands! Eigenaardig maar we worden inderdaad in vlot “Hollands” bediend.

Nu nog wat zwemmen, napraten en luieren aan het zwembad – wat we voor ons alleen hebben – als bijna afsluiter van een prachtige dag. “Bijna” want de “jantar” (avondeten) komt er aan: risotto met waterkers en serrano ham, op zijn “Betty’s”. Hmmm…

’s Avonds komen Juliet en Rob zoals gewoonlijk het zwembad kuisen, gazon sproeien, planten water geven. Juliet vertelt dat Orange Olives pas vanaf juni open is, dat er nog een bar/restaurant aan het zwembad komt, dat de begroeiing nog wordt “gemanicuurd”, dat er nog veel te doen is. Maar genieten kan je er nu al!

Portugal 2016: de Beiras.

Não faças nada sem consultar a almofada!

Doe niets zonder eerst je hoofdkussen te raadplegen! 
Met dat typisch Portugees spreekwoord in gedachten, slapen we eerst één nachtje over onze impulsieve beslissing om een weekje vakantie in de Beiras, Portugal te boeken (Belgische kwakkelzomer ontvluchten). Daarna kunnen we met gerust gemoed een vakantiehuis reserveren (Casa Verde in Oliveira do Hospital) en een vlucht boeken. En een vervolg breien aan onze 2015 Portugal reis (zie blogposts van meijuni 2015).

Beiras betekent “rand”, “grens” in het Portugees en ligt dus … begrijpe wie kan, in het midden van Portugal, halfweg tussen Lissabon en Porto! Zelfs na het halve internet te hebben afgeschuimd, geen echte verklaring gevonden over de oorsprong van de benaming van deze streek. Vormde het de middeleeuwse grens tussen de christelijke en arabische wereld? Weet een lezer daar ergens in cyberspace, misschien meer over?

D’er is Beira Alta, “hoog Beira”, en Beira Baixa, “laag Beira” waarbij hoog en laag niets te maken hebben met reliëf maar alles met de ligging op de kaart. Beide Beiras zijn flink bergachtig, uitlopers van de Castiliaanse bergketens uit midden-Spanje. En d’er is nog een derde Beira: de kustvlakte, Beira Litoral. Alles samen een streek waar de haastige toerist meestal doorheen raast, op weg van Porto naar Coïmbra/Lissabon of omgekeerd. En net dat gaan we nu NIET doen. 

Van 27 augustus tot 3 september: 6 volle dagen om te zien/bezoeken/beleven in een straal van maximaal 1 uur rijden, 50 tot 90 km, vanuit Oliveira do Hospital:
  • Piódão, typisch ongerept bergdorpje in de Serra de Estrela en naar de “Torre”, met 1993 meter de hoogste bergtop van Portugal;
  • Manteigas: idem maar  in de Zêzere vallei gelegen en basis voor bergwandelingen, ondermeer naar de Poço do Inferno waterval;
  • Ruínas de Conímbriga: Romeinse ruïnes met – naar het schijnt – prachtige mozaïeken: tijd voor cultuur! 
  • Coïmbra: nog meer cultuur in één van de oudste universiteitssteden van Europa, in augustus vermoedelijk zonder studenten;
  • Viseu: weinig bekend en bezocht, even charmant als Coïmbra en bakermat van de Renaissance in Portugal (dixit de reisgidsen). 
En als er nog tijd over is, op iets verdere afstand van ons basiskamp in Oliveira do Hospital: Aveiro, het zogenaamde Venetië van Portugal aan de Atlantische kust. 

Maar laten we het vooral rustig aanpakken want, zoals de Portugezen zeggen: A pressa é inimiga da perfeição. Zeer vrij vertaald: haast en spoed is zelden goed.

P.S. Met een beetje geluk hebben we in de Beiras ook weinig last van de huidige piek in bosbranden. Zie: www.fogos.pt.
P.S. nummer 2: 20 augustus 2016. Mogelijke betekenissen van “Beira” gevonden! Met dank aan de webstek  http://www.wandeleninportugal.info. Hierbij hun verklaring:

De oorsprong van het woord is niet helemaal duidelijk.
Sommigen denken dat het de naam is die werd gegeven aan de gebieden die in de 11e en 12e eeuw de “beira” (inderdaad rand of grens) van de christelijke rijken vormden, gebieden die dan weer door de christenen en dan weer door de islamieten (Moren) werden veroverd. 
Anderen zeggen dat het woord Beira komt van het Arabische berryah, dat woestijn betekent. In het gebied woonden als gevolg van de voortdurende oorlog in de 11e en 12e eeuw inderdaad maar weinig mensen. Rond 1200 toen de Taag de grens vormde, poogde de koning het gebied (grote delen van de huidige Beiras) opnieuw te bevolken. Zo kregen “kolonisten” privileges en mochten voortvluchtige misdadigers zich er vestigen.