De echte Beira?

Laten we vandaag de kleine dorpjes uit de streek verkennen. Die niet op de platgetreden paden liggen. Die waar weinig of geen toeristen komen. En die het niet tot in de toeristische folders of gidsen schoppen. Het echte Portugal, de echte Beira?

 
Vila Pouca de Beira.
 
Dat is er zo één: Vila Pouca. Alhoewel dit dorp toch een voor ons bekende inwoner had: de Nederlandse schrijver Gerrit Komrij heeft hier lange tijd gewoond. Hij schreef zelfs columns voor NRC Handelsblad over het leven in dit dorp; columns later gebundeld tot het boek “Villa Pouca”. Een grote azulejo in het midden van het dorp beeldt de verschillende bezienswaardigheden uit, waaronder de “Casa do Escrito Holandês”. 
De oude kloosterruïne uit Komrij’s boek werd toen al verbouwd tot hotel; nu is het een grote, luxe-poussada van waaruit je een weids uitzicht heb op de vallei en omringende bergen. Maar zo rustig en stil …  Nog geen tiental auto’s op de parking. 
 

Vila Pouca da BeiraVrouwtjes lopen in het zwart maar lachen en begroeten ons met een “bom dìa”. Mannen salueren vanuit de weinige voorbijrijdende auto’s. D’er is een overblijfsel van een Romeinse heirweg in het dorp. Kleine, kronkelende straatjes, veel planten en bloemen, overal staan kleine barbecue-stelletjes aan de deur, hier zelfs een oude soort bak om de was in te doen. Wel veel leeg staande huizen maar ook zeer statige woningen. En één winkeltje, piepklein en wat tevens een “kunstatelier” is. Drie vrouwtjes vullen de hele benedenruimte. Doet me denken aan het Portugese gezegde “vrouwen zijn als sardienen: hoe kleiner hoe beter“! Hoe dan ook, één van de drie is de eigenaar van de winkel, ze spreekt ook nog redelijk goed Engels. Ze jaagt de andere twee dametjes buiten en trekt met ons naar de amper grotere bovenverdieping. Hier is een allegaartje uitgestald van eten, drank, prullaria en zelf gemaakte “kunstwerken”. We komen er buiten met een fles wijn en een minuscuul “kunstwerkje”.

Nog even tot aan de kerk wandelen. En hier is ook één café. Opnieuw een kleine mevrouw achter de toog. Voor ons lijken ze allemaal op elkaar: zelfde formaat en met een schort voor. We bestellen dois café (=twee espresso). Een autootje van de correios (Portugese post) stopt voor de open cafédeur. Postbode deponeert een postzak binnen. Zou je hier je post in het café moeten komen halen? Hier blijken ze bovendien ook pistoleetjes te verkopen. Net wat we voor onze lunch nog nodig hebben. Met enige moeite bestellen we in gebrokkeld Portugees vier van die broodjes. Totale prijs: 2,80 € inclusief onze twee koffies.
Aantal toeristen ontmoet in Vila Pouca: nul komma nul.
 
Aldeia das Dez
 

Aldeia das Dez Nog zo’n slaperig en pittoresk dorpje, toch al een ietsje meer toeristisch. Bergdorp in de Beira: grote hoogteverschillen in het dorpje zelf, oude huizen met houten balkons. En stil. En groen. Dus wandelen in het dorp en wandelen daar buiten. Verschillende wandelingen zijn – althans in het begin – goed aangeduid. Later wordt het af en toe problematischer. De zon brandt. Sinds gisteren zit de temperatuur ruim boven de 35°. Gelukkig loopt onze wandeling grotendeels door een bos, langs een bergwand met mooie doorkijkjes op de vallei. Volop zoete braambessen langs de kant van de weg. En wilde munt, fel geurend! Plots, op een smal dalend en dicht begroeid pad, zie ik varens Aldeia das Dez, oude woningbewegen. Niet zo maar eventjes door de wind maar veel en veel varens. Alsof een groot dier ons tegemoet komt. Dat kan niet! Nee, het is een oud vrouwtje met een reusachtige bos varens op haar hoofd. Bijna tot aan haar middel verdwijnt ze onder het groen. Traag komt ze de helling op, ziet ons, zegt “bom dìa” en schuifelt verder. Even hoger op staat haar “huis”, eerder een bouwval gedeeltelijk met golfplaten bijgewerkt. Duidelijk geen electriciteit en in het midden van een bos. Ook dat is de Beira in Portugal.

 
Onze meegebrachte lunch, met de café-broodjes van Vila Pouca, eten we aan de schaduwrijke “wasplaats” van Aldeia das Dez, iets lager dan de weg en met zicht op de vallei. Een vrouw met hondje wuift ons toe …
Nog een biertje drinken, of een Ice Tea Caseira (=”van het huis”) op een terrasje – uiteraard weer schaduwrijk en met panorama. Dan trekken we verder …
 
Fraga da Pena.
 

BenfeitasDe Serra do Açor ligt ten zuid-westen van de Serra do Estrela, zo’n drie kwartier, 30 km van Aldeia das Dez. We rijden naar de Fraga da Pena (waterval), opnieuw door een prachtig berglandschap dat zo goed als verlaten is. Geen auto’s, geen dorpjes … Bossen van kastanjebomen, eiken, vijgebomen, eucalyptusbomen.

In het bergdorpje Benfeita – witte huizen met rode pannendaken – hebben we opnieuw drank nodig. Dus spuitwater drinken op een lommerrijk terras. Pedras spuitwater, met veel zout en mineralen. Betty lijkt uitgedroogd maar komt er langzaam weer door.
 

Fraga da PenaDe Fraga da Pena waterval is pittoresker en er komt alvast meer water naar beneden dan in de Poço do Inferno (blogpost van 29 augustus 2016). Tijd dus voor nog wat foto’s en dan terug naar “huis”. Vandaag hebben we zo maar eventjes 13 km gestapt bij 35° of meer. Maar niet erg, we kunnen afkoelen bij en in het zwembad.

 
’s Avonds brengen Juliet en Rob van Orange Olives nog twee vers geplukte vijgen van één van hun vijgebomen. De eerste rijpe van het seizoen. Sympathiek … ze vertellen over hun ambitieuze plannen om hun domein verder te ontwikkelen en te perfectioneren. In elk geval is dit nu reeds de ideale plek voor wie rust zoekt en toch iets wil zien/beleven.
 
En dit is inderdaad onze laatste dag van deze (te) korte vakantie. Maarrrr…
 
Beste Portugal,
Wij zeggen u geen vaarwel mijn vriend,
Wij zien elkander weer … 😉

Mata do Buçaco.

Hernieuwde poging vandaag om het bos van Buçaco te bezoeken MET zon. Bij het ontbijt, zoals gewoonlijk op het terras van Casa Verde, is het al duidelijk warmer dan gisteren. Bovendien tekenen de contouren van de bergen zich weer duidelijk af tegen de immer-blauwe hemel. Dus wagen we het er op.


Luso.

Luso, bronwater tappen.Een lieflijk stadje – kuuroord – aan de voet van de Serra do Buçaco, bij stralende zon. Tevens produktieplaats van het meest gedronken mineraalwater van Portugal. De inwoners sjouwen met grote plastic 5-liter containers over straat en vullen de kofferbak van hun auto. Tja, waarom zou je Luso-water in de supermarkt kopen als je het hier gratis aan de bron kunt tappen? Naast de “Termen”, het kuuroord, ligt het vroegere Casino-gebouw, nu museum. Binnenin is ’t een allegaartje van allerlei dingen die al dan niet iets met “kuren” te maken hebben. Maar het gebouw zelf en de zalen – grote theaterruimte met wulpse plafondschildering, bibliotheek – zijn prachtig: Art Nouveau in en van Portugal! Oude gebouwen en moderne architectuur zijn in Luso perfect geïntegreerd. Alles kraaknet, ordelijk, rustig … charmant. 
Luso casinoLuso, casino theaterzaal  
In het toerismebureau krijgen we een kaartje met de wandelwegen in het Mata de Buçaco. Dat kaartje zal later beter blijken te zijn dan de overvolle en verwarde kaart die je bij de ingang van het bos krijgt.
Mata do Buçaco

Geschiedenis volgens “blue-crane”:

Al van in de 6de eeuw, verbleven er op de berg, in het bos van Buçaco allerlei vreemde individuen: kluizenaars, pelgrims, eremieten en blootvoet-karmelieten. Die laatsten bouwden een klooster, onderhielden het bos en … omcirkelden het al snel door een muur met een beperkt aantal toegangspoorten. We spreken dan over het begin 17de eeuw. Een pauselijke bul uit 1622 verklaarde het gebied “off limits” voor vrouwen: excommunicatie wachtte de dames die het toch waagden. Hadden de monniken zelf gevraagd om niet (meer) door vrouwen te worden lastig gevallen? Of werd de boel wat te liederlijk en moest de kerk ingrijpen? Hoe dan ook, de muur werd gebouwd! En een paar tientallen jaren later bepaalde een nieuwe pauselijke bul dat ook diegenen die bomen vernielden, ge-excommuniceerd werden. De monniken waren immers begonnen om, op hun blote voeten, bomen uit de hele wereld te verzamelen. Maar pech in 1834: alle kloosterorden in Portugal werden afgeschaft. De Mata de Buçaco kwam in handen van de Portugese staat.

Eind 19de eeuw besluit Carlos I, toenmalige koning, een jachtkasteel te bouwen midden in het bos. Oplevering in 1907. Het zal er wel niets mee te maken hebben maar veel genot had Carlos niet van zijn kasteel. Hij en zijn zoon, kroonprins, worden vermoord in 1908 en twee jaar later is Portugal een republiek …

Fonte Fria in Mata do Buçaco.Langs de Portas de Almeias rijden we het bos binnen: 5 € toegangsprijs voor een auto. Gratis te voet! Maar ja: er is geen parking buiten de muur en het bos ligt 2 km – stijgend- van Luso. Heerlijk koel is het onder de bomen. Eerste wegwijzer naar de Fonte Fria, koude bron. Auto parkeren en uitstappen. Leuk paadje langs boomvarens van wel 2 meter hoog, langs een idyllisch meertje. Het water van de bron stroomt in watervalletjes en vijvertjes naar beneden. Aan beide kanten een trap van 144 treden. Terug naar de auto: we rijden naar de extravaganza van koning Carlos, nu het Palace hotel do Buçaco. Mooi kan je het niet noemen maar wel intrigerend met zijn overdadige versieringen, tierlantijntjes, torentjes en indrukwekkende azulejo’s. 

Bos van Buçaco. Buçaco Palace hotel.Cruz Alta in Buçaco. 







Tijd om verder te wandelen in dit koele bos met zijn 700-plus boomsoorten, een arboretum avant la lettre. De Via Sacra, of kruisweg: sterk stijgend. Elke statie is afgebeeld door levensgrote terracotta beelden in kleine, ontoegankelijke huisjes. Helaas hebben vele beelden de tand des tijds niet doorstaan: hier en daar mist er één een hoofd of arm. Inspanning loont: prachtig panorama boven aan de Cruz Alta. Uitzicht op – helaas – de vele plekken waar bosbranden hebben gewoed. Palace hotel in een oase van groen. We wandelen naar de Porta de Coïmbra waar de twee pauselijke bullen in marmeren platen zijn gebeiteld. De juist plek voor onze meegebrachte lunch: rustig, geen toeristen (die zijn hier sowieso schaars), alleen het geluid van een eenzame cicade.

Nog wat ronddolen in het bos en dan “huiswaarts”. Rust aan het zwembad hebben we nu wel verdiend: 11 km gestapt vandaag.

Visie op Viseu.

Na een stadsbezoek gisteren willen we vandaag weer de natuur opzoeken. We rijden naar Mata do Buçaco, het bos van Buçaco, of althans dat is onze bedoeling. Maar naarmate we meer naar het zuid-zuid-westen, richting Atlantische kust, rijden, komen we dichter bij bewolking …. waar we dan ook plots in belanden. Temperatuur zakt to 16° en alles ziet er veel minder lieflijk uit. We kijken mekaar aan, aarzelen – we zijn inmiddels wel verslaafd aan de zon van Portugal – en kiezen een nieuwe koers: noord-noord-oost, naar het stadje Viseu. Daar schijnt inderdaad de zon, hoera! Gouden raad voor zonnekloppers in Portugal: blijf weg van de Atlantische kust!


Viseu.

Ons stadsbezoek beginnen we op de Praça da Repùblica, uiteraard na een café. Viseu lijkt inderdaad zijn reputatie waar te maken van charmant en gezellig stadje, uitgeroepen tot beste stad van Portugal om in te wonen. Veel groen, fonteinen, een oude stadspoort, het plein voor de kathedraal met twee kerken, statige huizen en het Grão Vasco museum. Het museum van de “Grote Vasco” – de Portugese schilder Vasco Fernandes – is gehuisvest in een voormalig, knap en modern gerestaureerd paleis. Grote verzameling schilderijen van de “Portugese primitieven”. Een altaarstuk van 14 schilderijen is hier het pronkstuk. Waarschijnlijk gemaakt door een collectief van schilders onder leiding van een paar “Vlaamse primitieven” en waaraan de nog jonge Vasco Fernandes aan mee werkte. En van ons, Vlamingen, “de stiel leerde” en prompt de schilderschool van Viseu stichtte. Van de drie verdiepingen van het museum is het gelijkvloers voor moderne kunst bestemd. Zou in het Gentse SMAK niet mis staan.

Viseu - museum Grão Vasco

Grão Vasco museumViseu - Sé Cathedral









Op het plein voor de kathedraal lopen we een journaliste tegen het lijf. Of beter gezegd: zij spreekt ons aan en vraagt waarom we Viseu voor een bezoek hebben uitgekozen. Euh … omdat we er over hebben gelezen en omdat de zon hier altijd schijnt! En wat we speciaal leuk vinden aan Viseu? Euh … de pleintjes, de oude stad, de sfeer. Voortdurend vraag ik me af wat ze ons wil verkopen. Maar nee, ze wil nog een foto van ons beiden en onze namen. Misschien staan onze uitspraken, hoewel niet wereldschokkend, volgend seizoen in een Viseu-publiciteitsfolder.

Nog wat flaneren door de smalle straatjes van de Juderia – oude jodenwijk. Een immobiliënkantoor in één van de kleine huisjes. Prijs van een gemiddelde woning in deze streek: tussen de 50.000 en 80.000 Euro; van een nieuw gebouwde villa met zwembad: 138.000 Euro! We komen terug bij de Praça da Repùblica. Tijd voor onze lunch, oorspronkelijk bedoeld om in de vrije natuur op te eten. Nu wordt het boterhammetjes in het park op een bankje. En ondertussen wat Portugeesjes kijken.

Bosbrand.

Bij het terugrijden komen we, op een paar kilometer van ons vakantiehuis, in een kleine file van een twintigtal auto’s terecht. En grote zwart-grijze rookwolken tekenen zich af tegen de azuurblauwe lucht. Bosbrand! Ramptoeristen! ’t Lijkt maar een paar kilometer voorbij de afslag naar Casa Verde te zijn. Dus spelen we mee ramptoerist. Tientallen en tientallen auto’s markeren de plaats van het gebeuren. Twee blus-helicopters tanken water uit een nabijgelegen reservoir en vliegen voortdurend – om de paar minuten – af en aan. Ze scheren amper een paar honderd meter boven onze hoofden. Af en toe krijgen we druppels in de nek. De helicopters omcirkelen de brand. Brandweerwagens komen van alle kanten met loeiende sirenes aangereden. ’t Lijkt wel of er honderden bombeiros (brandweermannen) tegelijk opgewonden naar de rook toe lopen. De helicopters blijven af en aan vliegen. Ze lijken al snel het vuur zo niet te blussen dan toch onder controle te krijgen. We willen hier eigenlijk niet in de weg lopen en keren dus terug. De toegangswegen naar de brandhaard zijn al afgezet. Wat gaat alles hier snel en blijkbaar efficiënt. Toch beangstigend zo’n brand op – in vogelvlucht – misschien 3 kilometer van ons vakantiehuis. Gelukkig zit voor ons de wind goed!

Oliveira do Hospital fire August 31, 2016

Fire trucks at Oliveira do Hospital Fire helicopter at Oliveira do Hospital









Oliveira do Hospital.

Vanavond, na de inkopen, nog even naar het centrum van Oliveira do Hospital voor een aperitiefje. Op zich is dit stadje geen omweg waard, maar het kerkje met het centrale plein is wel leuk. In “Café Central” wil ik in mijn beste Portugees 2 glazen witte wijn bestellen: dois vinhos branco. De dienster kijkt me niet-begrijpend aan en vraagt dan zoiets als “doisj vinsj brancs”? Ja dat zal het wel zijn. Ze komt terug met twee “kuipen” witte wijn, andermaal samen vermoedelijk een halve fles, voor de spectaculaire prijs van … 1,20 Euro, de twee glazen samen! Over de prijs moet je hier in Portugal niet zeuren. Over de vriendelijke bediening trouwens ook niet!

Coïmbra.

Cachorro.

Joggen in de Beiras is geen lachertje: 6,5 km en 220 meter hoogteverschil! En in het slaperige gehuchtje van Senhor das Almas maak ik alle slapende honden wakker. ’t Is dan ook nog maar 7 uur ’s ochtends. Op een bijna verlaten zandweggetje komt plots een woeste cachorro – kleine hond van het gemene soort – al grommend en happend achter me aanlopen. Kei nemen, dreigen en … probleem opgelost.


Coïmbra.

Coïmbra, view from the river.Genoeg natuur, tijd voor cultuur: stadsbezoek vandaag. De rit naar Coïmbra verloopt vlot, door mooie natuur, langs een goeie maar af en toe gevaarlijke weg. Van 2 vakken in elke richting verandert hij af en toe in 3 of 2 vakken voor 2 richtingen. Parkeren in Coïmbra is geen probleem: de “Parque do Portugal-parking” langs de boorden van de Mondego-rivier is immens. En dicht bij de oude binnenstad! En bovendien wandelen we door een koel, schaduwrijk park om die binnenstad te bereiken. Aan de rechterkant kruipen de oude huizen langs een heuvel, de Alcáçova omhoog. Bovenaan de universiteit en de kathedraal, onderaan de commercie. Eerste indruk van Coïmbra: positief!


Sé Cathedral, CoïmbraDe Rua Ferreira Borges is een winkelstraat. Opvallend: handtassen, portefeuilles, waaiers, hoeden en schoenen in kurk. En meringues zo groot als een boerenbrood. Het stadsmuseum in deze straat valt op door de speciale, metalen structuur aan de voorgevel: Art Nouveau? De Porta da Almedina: laatste overblijfsel van de oude stadsmuren. Aan de Sé Velha, oude kathedraal, worden we aangesproken door een studente in “studentendracht”: witte bloes, zwarte das en rok, zwarte cape. Ze verkoopt postkaarten om haar studies te betalen maar we geven wat we willen. En zelfs als we niets zouden geven, krijgen we nog een kaart gratis. We stappen 2 Euro lichter en 4 postkaarten zwaarder de kathedraal binnen. Kathedraal en kloostergang zijn een absolute aanrader. Niet zonder enig chauvinisme bekijken we het retabel van twee Vlaamse  meesters: Olivier van Gent en Jan van Ieper (eind 15de eeuw).


Oude universiteit, Coïmbra
Tijd voor de absolute topper van Coïmbra: de universiteit, UNESCO werelderfgoed. Het oude deel is ondergebracht in het vroegere paleis van koning João III (toen zeurden koningen nog niet over hun dotatie). Groots binnenplein, langs drie zijden omringd door fel-witte gebouwen. Doet bijna pijn aan de ogen met de felle zon. Vanaf de vierde, open zijde heb je een prachtig zicht op de oude binnenstad en de Mondego. 
Binnenin vallen we van de ene verbazing in de andere:een wapenzaal met beschilderd plafond;de ornamentale ceremonie-zaal, vroegere troonzaal, waar nog steeds plechtig het academiejaar wordt geopend en afgesloten en waar alle 15.000 studenten ooit hun eindexamen afleggen (ten minste dat hopen we voor hen);

  • de aparte examenkamers;
  • de kapel. 
Snob.

Tot in het midden van de 18de eeuw was deze universiteit uiteraard alleen voorbehouden aan de adel. Maar burgers werden steeds rijker … en de universiteit kon geld gebruiken. Dus werden de regels aangepast en mits veel geld konden ook burgerkinderen aan de Coïmbra-universiteit studeren. Maar de adelijke studenten keken minachtend neer op de nieuwkomers. Die hadden geen stijl. Frans was toen de taal van de elite; de anciens zegden over die burgerstudentjes dat het mensen  “Sans NOBlesse” waren. En net zoals nu met ASAP of OMG, kortte de studerende jeugd dat of tot SNOB.  

Vleermuizen.

Coïmbra bibliotheekMaar het koniginnestuk van de universiteit moet nog komen: de oude bibliotheek of Joanine bibliotheek. Toegang elke 20 minuten op reservatie en maximaal 60 personen tegelijk. Over drie verdiepingen zijn duizenden eeuwenoude boeken geëtaleerd in prachtig gedecoreerde houten rekken, compleet met laddertjes en balkons. Andermaal zijn de plafonds beschilderd in trompe l’oeil: vier vrouwelijke figuren symboliseren de vier toen gekende continenten, de wijsheid komt van overal ter wereld! De middelste verdieping bevat de boeken waarvoor je vroeger een speciale toestemming moest hebben om die te mogen lezen. Boeken over andere godsdiensten? Of die al beweerden dat Jezus getrouwd was met Maria Magdalena? Of … wie weet, vroege seksboeken? De benedenverdieping ten slotte was de gevangenis van de universiteit. Die had immers vroeger een eigen rechtssysteem. Een uit de hand gelopen cantus? Roes uitslapen in “den bak” van de univ.
De eeuwenoude boeken worden beschermd tegen ongedierte en insecten, vooral motten, door een legertje vleermuizen die op de ontoegankelijke zolder huizen. Is het niet mooi? Vleermuizen bewaken de kennis van de wereld!


Tapas nas Costas, CoïmbraTijd nu voor meer praktische beslommeringen: eten! Tapas nas Costas ligt halfweg de boven- en de benedenstad. We bestellen brood, boter met kruiden en carpaccio van tonijn. En twee glazen witte huiswijn. De ober schroeft de dop van een fles wijn en schenkt een behoorlijke kwak in. Bedoeling is dat we eerst proeven, of er geen kurksmaak is? Daarna schenkt hij in ons beider glazen een halve fles leeg. Obrigado! Deze lunch is overheerlijk. Nog een panna cotta met rode vruchten en een café als dessert en we kunnen er weer tegen.


Terug naar boven, naar de “nieuwe” kathedraal. En daarna slenteren doorheen de smalle en pittoreske straatjes van Coïmbra. En terug doorheen het park aan de Mondego-rivier naar de auto. Tweede en derde indruk van deze stad: onverdeeld positief!

P.S. Verse Portugese produkten gevonden in de Pingo Doce (asperges, zalm …) en steeds positief verbaasd over de ongelooflijk vriendelijke bediening … Portugal, we houden van u!

De "Torre", Matobo in Portugal?

Azul, azuurblauw, is de kleur van de hemel boven de Beiras. Aangenaam weer: zon, 29° en een licht briesje. We trekken andermaal de Serra da Estrela in. Naar de hoogste bergtop van Portugal: de Torre, 1.993 meter. De weg voert van Oliveira do Hospital naar Seia. Vandaar begint het klimwerk, voor de auto weliswaar.

 
Torre.
 Torre - Portugal Aanvankelijk rijden we door een gelijkaardig, dicht bebost landschap, net zoals gisteren met net iets andere panorama’s. Maar dan verdwijnen de bomen, daarna ook het struikgewas, de brem en het heidekruid. Een schrale begroeiing blijft over op dit hoogplateau. En rotsblokken: zoals reusachtige granieten keien, met grillige afgeronde vormen, willekeurig neergekeild in het landschap. Het doet een beetje denken aan Matobo in Zimbabwe (zie blogpost van 13 november 2014). Wielertoeristen rijden in losgeslagen groepjes zwetend en puffend naar boven. Misschien is voor een Portugees “de Torre beklimmen”, het equivalent van “de Ventoux doen” voor de Belgische wielertoeristen? Nog ruim voor de top nopen de grillige rotsblokken-formaties ons tot een stop. Prachtige foto-opportuniteit: fotogenieke rotsen met panorama en blauwe hemel op de achtergrond.

Dam - Serra da Estrela We rijden verder naar de top. Plots doemt een reusachtige betonnen muur op: de wand van een stuwmeer. Een beetje griezelig: langs de voet van een dam rijden, wetend dat daar miljoenen liters water achter zitten! Even later zijn we zo hoog gestegen dat we het meer in de diepte zien liggen. De top van de Torre dan: een weids plateau met skiliftjes (inderdaad, af en toe kan je hier in de winter skiën – beginners wel te verstaan), een kitscherige, tot niets dienende ronde slottoren (=de Torre), communicatietorens, een “commercieel centrum”, een reusachtige parking en overal, her en der, kleine torentjes gestapelde stenen. Het ruikt hier fel, nee het stinkt naar geit en schaap. We zien er één exemplaar van en wel duizenden keuteltjes. Torre - Serra da Estrela
Even dat commercieel centrum binnen wippen waar het nog erger stinkt naar queijo, kaas, ham en geit. Maar verder wordt er van alles verkocht: sneeuwbollen, jassen, schoenen, drank, souvenirs, petten, hoeden uit kurk, tassen, glazen, schoteltjes, rommel en brol allerhande. Reden we gisteren over de ruggengraat van Portugal, dan staan we nu op de kop. 

We rijden langs de andere kant, richting Manteigas, de Torre af en genieten verder van het ietwat Matobos-achtige landschap. Plots komen we hoog boven het dal van de Zêzere, een eigenaardig en prachtig ex-gletsjerdal. Het lijkt op een perfecte halve cilinder, ooit uitgesleten door het ijs. Aan het eind van het dal zien we Manteigas liggen. 
 

Zêzere Poço do Inferno

 
Terug in de bossen, net voor we Manteigas bereiken, wijst een bord ons naar de Poço do Inferno, de helleput. Volgens “De Groene Reisgids” biedt de weg “… fraaie doorkijkjes op Manteigas en voert over de Poço do Inferno, een woeste maar beboste bergpas waar een mooie waterval ruist”. De waterval is in dit seizoen verworden tot een miezerig straaltje water dat van een bergkloof naar beneden vloeit in een put, de “helleput”? Maar de omgeving is idyllisch met een wandelpaadje en -brugje langs een deel van de waterval en veel picknick plekjes in de schaduw … een uitnodiging voor onze meegebrachte lunch. Alleen spijtig dat er een familie luidruchtige Portugezen, vader, moeder en twee kinderen, met luid geruzie de stilte aan flarden scheurt.
 
Manteigas valt dan weer tegen: zo rond 2 uur ’s namiddags lijkt het stadje wel uitgestorven. Behalve een leuke kleine wandeling langs de boorden van het riviertje dat de stad doorkruist, is er weinig interessants te zien/beleven. En terug rijden naar Oliveira do Hospital wordt een uitdaging: TomTom wil ons een weg laten inrijden waar er geen meer is. Sukkelen! En uiteindelijk: roaming aan en Google Maps! Zo vinden we de lange en kronkelende bergweg terug naar Seia en naar Orange Olives. Maar niet zonder opnieuw het landschap te bewonderen en … een vrachtwagen onderste boven langs de kant van de weg te zien liggen. Een auto van de brandweer staat er naast.
 
Nu nog een laagje bruin op doen aan het zwembad van Orange Olives. 
Zullen we morgen wat cultuur op snuiven?
 
P.S. Oliveira do Hospital: waar komt die vreemde naam vandaan?
 
Hierbij de verklaring volgens “blue-crane”.
Oliveira: da’s gemakkelijk. Olijfboom. De streek staat er hier vol van.
Maar “Hospital”? Tijdens de kruistochten verzorgden meegereisde monniken de gewonden in aparte hospitalen. Al heel vlug bleek dat ook deze inrichtingen verdedigd moesten worden. Door monnik-ridders. En dus ontstond een aparte ridderorde die als eerste opdracht had de ziekenhuizen te beschermen. De “hospitaalridders” of “tempeliers” (ze hadden een hospitaal op de tempelberg in Jeruzalem) of “Johannieters” (hun patroonheilige was Johannes) waren geboren. Maar wat deden deze, meer vechtersbazen, dan monniken? Vechten! En wat kregen ze als beloning voor overwinningen? Grond, bezittingen, aanzien en … macht. Zo veel macht dat ze een gevaar werden voor de paus die ze prompt excommuniceerde als ketters. Al hun bezittingen, overal in Europa, werden verbeurd verklaard. Overal, behalve in Portugal waar ze zo slim waren om snel hun naam te veranderen in “ridders van Christus”. Gered! In geen enkel ander land zijn zoveel overblijfselen, burchten, forten en kastelen van de hospitaalridders terug te vinden. Meest bekende en grootste is de tempeliersburcht in Tomar.
“Do Hospital” verwijst dus naar het feit dat dit gebied ooit eigendom was van de hospitaalridders!