A night on the town: Udaipur.

Is de “eetzaal” van hotel Anante ongezellig, dan is ontbijt op het terras ervan een aanrader! Lekker zonnetje, uitzicht op de bergen en de beboste vallei waarin Anante ligt. Er zijn slechtere manieren om je dag te beginnen. Opnieuw valt het op dat dit een hotel is voor rijke Indiërs waarvan de meerderheid blijkbaar slecht Europees gekleed gaat. ’t Lijkt wel of ze in pyama naar het ontbijt zijn gekomen. Heel wat anders dan hun armere landgenoten waarvan de vrouwen er in hun kleurrijke sari’s altijd op één of andere manier elegant uitzien.

Drukke straat in Udaipur.

Hoofdingang Udaipur stadspaleis.Udaipur: stad met de meren – met enige overdrijving ook wel het Venetië van India genoemd – omgeven door het Aravali gebergte. Maar vooral: één grote verkeerschaos. De smalle bochtige straatjes zijn eeuwen geleden ontstaan voor voetgangers, karren, paarden, ezels, geiten en kamelen. Niet voor auto’s, scooters, brommers, riskha’s, fietsen en busjes. Nochtans leidt goddelijke voorzienigheid ertoe dat deze verkeersstroom toch vlot beweegt. Ofwel bestaan er mathematische, statistische of stochastische modellen die de continue doorstroom verklaren. Een basisregel is wel: nooit boos of agressief worden. De Indiërs blijven zen bij de warboel en kakofonie van jewelste. Raju dropt ons, temidden van die chaos, aan het stadspaleis.

Udaipurs stadspaleis is het grootste van zijn soort in Rajasthan. Volgens de legende begon Maharadja Udai, stichter van de stad, met de bouw van het gigantische complex precies op deze plek aan het Pichola-meer na een ontmoeting met een heilige eremiet in het bos. De hele geschiedenis van de maharadja’s en dit paleis staat trouwens bol van de mysterieuze verhalen, epische veldslagen tegen de Mogols, romantische intriges met af en toe dramatische wendingen. Alles verteld met de nodige verve en achtergrondmuziek door de “audio-guide” die je bij het ingangsticket krijgt.

Voetgangersstraat naar ingang stadspaleis

Binenin het stadspaleis van Udaipur.

Interieur stadspaleis Udaipur.

Kleurrijk interieur van Udaipurs stadspaleis.

Van in het paleis krijg je bovendien af en toe prachtige doorkijkjes op de stad en het meer. En het intrieur lijkt zo uit de verhalen van duizend-en-één-nacht geplukt. Dit geheel is een absolute “must-see” in Udaipur.

Panorama over meer van Udaipur.

Drie uur spenderen we hier en nog hebben we niet alles gezien. Maar ’t is tijd voor lunch. Op het terras van restaurant-havelli Palki khana, tegenover de ingang van het paleis. Een westers (Grieks!) slaatje eten en wat toeristje kijken.

Raju pikt ons op temidden van het verkeersnest buiten de poorten van het stadspaleis. Ongelooflijk in deze chaos … geen weldenkend westers chauffeur mag het in zijn hoofd halen om hier zelf te rijden. Ik kom hier alvast niet ook maar in de buurt van een stuurwiel!

Paar poserende Indiërs met baby in traditionele klederdracht.In 1710 kreeg de toenmalige Maharadja als bruidschat van de familie van zijn bruid ook 48 maagdelijke begeleidingsdames cadeau. En wat doe je dan als Maharadja. Juist, je bouwt een tuin voor de dames. Saheliyon-Ki-Bari is nu een prachtig park, met lotusbloemen, fonteinen en vijvers, wit-marmeren olifanten en … vooral veel Indiërs die ons belagen om foto’s van ons te nemen. Tot selfies toe! Indiërs zijn bezeten door fotografie. Maar we spelen het spel graag mee! Tijd om terug te keren naar het hotel want vanavond staat – op advies van Raju – “a night on the town” geprogrammeerd.

Olifant in wit marmer.

Op het binnenplein van Bagore ki Haveli, een museum in het centrum van Udaipur, zitten we klaar voor een dans- en muziekavond. Omringd door honderden westerse EN Indische toeristen. Op tapijten op de grond. Optreden van de “volksdans” groep Dharohar!

De muziek van Rajasthan is wervelend en ritmisch. De dansen en de acts zeer verscheiden. Een eerste dans door figuren in prachtige veelkleurige kostuums: de strijd tussen goed en kwaad. Een marionetten-act. Zes danseressen – steeds kleurrijk gekleed – die nu eens een “zittende dans” opvoeren, dan weer vervaarlijk ronddraaien op de tonen van opzwepende muziek. Ten slotte, een danseres met potten op haar hoofd! Eerst twee, dan drie, dan vier … dan, het lijkt onmogelijk … tot zes potten, 2 meter hoog, gestapeld op haar hoofd en maar dansen! Publiek en wij zijn laaiend enthousiast. Prachtige belevenis in een overgetelijk decor!

Danseres met kleipotten op haar hoofd.

De verkeerschaos ’s avonds is of althans lijkt nog veel erger. Om de avond af te sluiten, voert Raju ons naar Raaj Bagh, een restaurant aan het Fateh Sagar meer. We eten een “sizzler” gerecht (geserveerd op een soort steengrill), Betty vegetarisch, ik ook maar met kip. Daarbij een rood Sula-wijntje. Nu romantisch uitkijken over de lichtjes rond het meer en de belevenissen van vandaag “herkauwen”!

Langs India’s wegen … Ranakpur.

“City of Djinns” is een goed boek om een beginnend inzicht te krijgen in Delhi en India. De auteur, William Dalrymple, heeft hier, in Rohet Garh, aan zijn boek gewerkt. Maar Rohet Garh ligt nu al achter ons. We zijn op weg naar Udaipur en … waar men gaat langs India’s wegen is altijd wat te beleven …

  • Al een paar keer merkten we pelgrims op langs de kant van de weg: ze gooien zich om de zoveel passen languit op de grond, staan recht, brengen de groet aan de zon en trekken weer verder naar een tempel.
  • Vandaag is het “Cow festival” – wanneer is er een keer geen festival in India? Vele koeien hebben vandaag extra versiering: geschilderde horens, een kroontje van stro, extra tekeningen op hun lijf.
  • We passeren grote textielfabrieken. Er rond liggen kleine meertjes vol van een soort blauw-zwart water. En het ruikt niet fris!
  • Een geblinddoekte os draait rondjes aan een primitieve molen waar zaden tot een bruine, zoete brij worden vermalen. Koeien mogen hiervoor niet gebruikt worden. Prachtige foto-opportuniteit!
  • Langoer-aapjes lijken aan de kant van de weg te zitten wachten tot een auto stopt en iemand ze eten geeft. Zodra dat dan ook gebeurt, springen ze op de auto en kijken met priemende ogen naar binnen.
  • En nog een foto-gelegenheid: een waterrad met emmertjes in plaats van schoepen en ook weer aangedreven door een os. Het dient als een soort irrigatie-gemaal om het water van een meertje naar hoger gelegen grond te brengen.

Geblinddoekte os draait mogensteen.

Langoer-aapje staart binnen.

Man met tulband en ossen bij waterrad.

Ranakpur ligt zowat halfweg op onze rit naar Udaipur. Hier is de grootste en mooiste Jaina-tempel ter wereld gebouwd, volledig in wit mamer. Jaina is een soort hindoeïsme gebaseerd op absolute onthechting, geweldloosheid en respect voor alle leven. De tempel van drie verdiepingen is zo’n vijfhonderd jaar oud maar ziet er nog altijd indrukwekkend uit. Duizenden en duizenden beelden en beeldjes zijn uit of in marmer gebeiteld. Soms zelfs zo fijn dat het marmer doorschijnend lijkt. Schoenen uit om binnen te gaan. Geen leder toegelaten, ook geen lederen ceintuur. En ook geen menstruerende vrouwen! En maar van 12 uur tot 5 uur ’s namiddags toegankelijk.

Voorgevel van Ranakpur-tempel.

Aanvankelijk wordt de sacrale sfeer binnenin verstoord door een uitgebreide familie Indiërs waarvan de luidruchtige kinderen de tempel eerder als een speeltuin zien. Dus even temporiseren, wachten tot ze weg zijn en dan de mysterieuze sfeer (en de wierook!) opsnuiven. Fotograferen is toegelaten, maar NIET van de godsbeeldjes zelf! Naast de Jaina-priesters probeert veiligheidspersoneel daarop toe te zien. In het midden van de tempel: een boom, even oud als de tempel, vijfhonderd jaar! Licht valt langs alle kanten binnen in het gebouw en weerkaatst op het witte manier. Dit moet nirvana (opperste geluk) voorstellen en het komt er inderdaad dicht bij. Er is één zuil bewust wat scheef geplaatst om er ons aan te herinneren dat perfectie op aarde niet bestaat en het kwade altijd om de hoek loert!

Boom in midden van tempel.

Ranakpur-tempel: binnenaanzicht.

Vanaf Ranakpur is het landschap bergachtig en bosrijk, een verandering in vergelijking met de vlakke semi-woestijn waar we tot nu toe doorreden. We stoppen voor late lunch in een lokaal restaurant aan de rand van een diepe vallei. Buffet-eten … aanvaardbaar (maar we zijn geen fans van Indisch eten) … het uitzicht over de vallei daarentegen is fantastisch.

Groene vallei.

Udaipur – jawel: de stad gebouwd door Udai – bereiken we rond vijf uur. Vandaag geen tijd meer voor nog wat anders dan inchecken in hotel Ananta. Een groot luxueus hotel waar blijkbaar vooral (of uitsluitend) Indiërs logeren. Moeilijke keuze voor het avondeten: Indisch geniet niet onze voorkeur en Europees is pokkenduur (Chateaubriand 70 EUR p.p.) dus kiezen we voor Chinees: dim sun, rijst en noedels. Koude, ongezellige eetzaal die wordt “opgevrolijkt” door luid-joelende kinderen. Er wordt ons gevraagd om een beoordelingsformulier in te vullen. “Fair” is onze beoordeling. Waarop de Indische kok boos van achter zijn fornuizen schiet en wil discussieren over onze beoordeling die volgens hem minstens “good” of zelfs “excellent” had moeten zijn. Rare jongens, die Indiërs …

Juffer kraanvogels in Rohat, India.

Gisteravond gedineerd in stijl … stijl van India. Kelners in ’t wit met rode tulband, een zanger en twee begeleiders op sitar en trommels. Nog een “magic show” met Indiaase goochelaar op het grasveld op het binnenplein als dessert. En dan slapen, in onze “balzaal” van een kamer, die we wel moeten delen met minstens twee gekko’s.

Grazende blackbuck.

Deze morgen staat een jeep-safari voor twee naar een paar dorpjes in de buurt geprogrammeerd. De jeep is gammel – de kilometerteller / snelheidsmeter werkt niet – maar de gids is beslist en zet er een goede vaart in. Althans op de asfaltweg die van Rohat wegloopt. Maar al gauw draait hij een aardeweg in. Terrein is vlak. Velden, struiken en bomen. Plots rijden we van de weg af, zomaar over de velden. Waarom? Omdat hij een drietal “blackbucks” heeft gespot. Een blackbuck is een Indische antiloop met gedraaide horens, een bedreigde diersoort! Dat hadden we niet verwacht! De grootste beschermers van de blackbuck zijn de Bishnoi. Zij geloven dat alle dierlijk leven heilig is en dus geen dier gedood mag worden. Bovendien zijn – volgens de Bishnoi – blackbucks een reïncarnatie van mensen. En net naar zo’n nederzetting van Bishnoi, rijden we nu.

Bishnoi huisjes met persoon in het wit.

Bishnoi = “bis”, twee en “noi” = negen, naar de negenentwintig regels die de goeroe, stichter van deze speciale tak van hindoeïsme heeft verordend. En deze regels hebben allemaal te maken met respect voor de natuur, wat van de Bishnoi natuurbeschermers avant la lettre maakt. Zo is één van de regels dat bomen nooit mogen gekapt worden!

Het “dorpje” bestaat uit een tiental “woningen”, rondavels uit klei met dak van hout. Aparte rondavels voor koken, opslagplaats en slapen. Er woont een familie met grootvader en -moeder, vier kinderen met hun aangetrouwden en veertien kleinkinderen. Je voelt je altijd wat voyeur bij zo’n gelegenheden maar onze gids neemt ons fototoestel uit handen en gaat ongegeneerd voor ons close-up foto’s maken van de familieleden. En de Bishnoi lijken het bovendien nog leuk te vinden ook en poseren gewillig. We moeten tee met melk drinken, zonet uit één of andere drab door grootmoeder bereid. En daarna een soort van dunne pannenkoek. Best eetbaar, tot wanneer ze er een op zout lijkend produkt op strooien want dan brandt het in de mond.

Portret van oudere Bishnoi man.

Portret van een Bishnoi-vrouw met grote neusring.

Zittend meisje voor aarden kacheltje

Als we de kleine nederzetting verlaten … ongelooflijk, maar waar … vliegt plots een grote vlucht kraanvogels boven het dorp. Ze landen een flink eind verder in de velden. Zeker vijftig vogels! Jeep in en er in volle vaart heen. ’t Zijn juffer kraanvogels of “Demoiselle cranes” waarvan sprake in mijn blogpost van 31 oktober 2015. Deze vogels komen vanuit Siberië en hebben er een vlucht van duizenden kilometers op zitten. Over de steppes van Mongolië, over de Himalaya tot hier in de vlaktes van Rajasthan, India!

Kraanvogels in weide.

Kraanvogels in weide.

We kunnen de vogels redelijk dicht benaderen. Dicht genoeg om foto’s te nemen. Maar ook weer niet te dicht: als we uit de jeep stappen, vliegt de eerste verkenner op, gezwind gevolgd door de hele groep. Ze cirkelen een paar keer boven onze hoofden, steeds hoger en hoger en trekken dan weg. Prachtig zicht. Maar we moeten verder naar “Dundeli”, een Brahmaans dorp.

In Dundeli zijn de huizen in steen opgetrokken – geen klei en hout meer – en blauw geschilderd, net zoals in Jodhpur. We zullen een religieuze Brahmaanse ceremonie bijwonen. Dus schoenen uit en kousen uit vooraleer we een klein huis, (tempeltje?), binnen mogen. Drie Brahmanen offeren een soort opium-drank aan Vishnu. Uitgebreide ceremonie waarbij de blokjes opium eerst in een houten vijzel worden fijn gestampt. Dan overgoten met heet water wat daarna in een soort zakjes gefilterd wordt en aan Vishnu wordt aangeboden. Alle aanwezigen, wij inbegrepen, moeten dan van het bittere, maar niet-hallucinerende brouwsel drinken … uit de handpalm van één van de Brahman priesters. Niets speciaals gevoeld achteraf, noch hallucinaties, noch goddelijke inspiratie. Dan maar terug naar Rohet Garh voor een rustdag. En net als we daar aankomen zweeft een grote vlucht kraanvogels steeds hoger en hoger boven de haveli.

Diremannen met tulbanden bij ceremonie.

Groene papegaai tegen muur.Voor de rest van de dag: wandelen rond een meertje, net naast Rohet Garh. Het “kerkhof” ontdekken. Dat wil zeggen een verzameling huizengrote grafmonumenten, tempels eigenlijk, in rode zandsteen met in het midden een rechtop staande wit-marmeren grafplaat. Een groep felgroen gekleurde papegaaien strijkt op de monumenten neer. Ze klauwen zich vast aan de rode zandsteen en lijken er wel van te pikken.

Groot grafmonument

Verder pauwen en reigers bestuderen langs het meertje. Zwemmen in het zwembad van Rohet Garh. Wandelen in het dorp zelf, door de winkelstraat of moet je zeggen “bazaar-straat”? ’s Avonds vanop het dakterras de avond zien vallen. Dan iemand aan de overkant van het meertje tientallen kaarsjes zien aansteken bij een tempeltje wat er overdag als een ruïne uitzag. Een uil zien neerstrijken op een tak een tiental meter van waar we staan … Opnieuw een memorabele dag beleefd!

Verlicht boedhistisch tempeltje.

Van Pushkar naar Jodhpur.

Onze chauffeur is een devoot Hindoe. Gisteren stopte hij even langs de kant van de weg bij een vrouw die – dachten we – een soort bladergroente verkocht. De vrouw stak de bussel groen door het raampje van de auto. Raju frommelde er even aan met beide handen en gaf de vrouw 10 Roepie. Waarop zij de bussel groenvoer voor een heilige koe gooide. “That is for good karma”, zei Raju lachend. En deze ochtend is hij voor dag en dauw opgestaan (5 uur) om snel een ritueel bad te gaan nemen aan de “Ghats” (treden die naar het water leiden) in het meer van Pushkar. En daar we zelf het centrum van het stadje nog niet hebben gezien, besluiten we dat nu (=4 uur later) te doen, vooraleer naar Jodhpur te rijden.

Stratje naar de ingang van De Brahma-tempel in Pushkar.

De drukte van de “Camel Fair” lijkt nog te zijn toegenomen in vergelijking met gisteren. Raju dropt ons aan de rand van de stad maar midden tussen de paarden, kamelen, kermisattrakties en mensen. Niet zonder de strenge waarschuwing om niets van niemand aan te nemen, vooral geen bloemen! We banen ons een weg door de massa. Inderdaad wordt ons van alles aangeboden, onder andere bloemen maar ook armbandjes waarmee je dan als niet-Hindoe tot aan de Ghats zou kunnen. Niets aannemen dus.

De tempel van Brahma! Hier moeten de schoenen uit! Maar honderden mensen verdringen zich in het kleine straatje dat naar de ingang leidt. Even kijken we mekaar aan: beter niet doen. We wandelen verder. Van de hoofdstraat af, een zo goed als verlaten dwarsstraat in. En plots … daar zien we het meertje en de Ghats! Tientallen mensen staan op de trappen of zijn bezig met hun ritueel bad.

Ghats in Pushkar.

Tempel in meer van Pushkar.

Foto’s nemen. Net achter ons klinkt plots een luide bel en al even luid en indringend geschreeuw. Omkijken en … dan zien we een soort kooi op een sokkel van zo’n meter hoog. Binnenin de kooi zitten 3 individuen gehurkt. Alle drie met alleen een lendendoek en tulband en druk zwaaiend met een klok. Ze zien er vervaarlijk uit met hun verwarde grijze baarden. Het lijkt alsof ze met een soort wit krijt zijn ingesmeerd. En boos dat ze zijn: ze schreeuwen ons iets toe en doen opgewonden teken. Schoenen uit waarschijnlijk? Neenee, dat is het niet. Of langs de andere kant gaan? Nee, we mogen hier niet komen en al zeker niet fotograferen. Gelet op hun geschreeuw en getier, keren we maar snel op onze stappen terug. Op naar de volgende stad: Jodhpur.

’t Wordt een behoorlijk lange rit, althans in tijd gerekend. Ook al omdat we veel kleine wegen (moeten?) aandoen. Af en toe een pittoreske stop: een treinovergang met handmatig bediende slagbomen. Niet dat iemand zich daar iets van aantrekt: voetgangers en bromfietsers kruipen onder de slagbomen door tot de overwegbewaker teken doet dat het genoeg is geweest. Vijf seconden later dendert een goederentrein voorbij. Dan weer is de hele omgeving in een grijze stofwolk gehuld: we passeren een reusachtige cementfabriek. Of nog: we zien een kudde van honderden schapen. Drie getulbande herders zijn nodig om die bende enigszins in toom te houden. In India is rijden gelijk aan ogen uitkijken.

Motorrijder kruipt onder slagboom van overweg door.

Jodhpur, stad gesticht door Jodha. “Blauwe stad” omdat veel huizen in de oude stad blauw zijn geschilderd. Blauw, de kleur van de Brahmanen, priester-sekte bij de Hindoes. En de blauwe kleur zou bovendien verkoeling geven en insecten afstoten. Tijdsgebrek dwingt ons om ons bezoek te beperken tot Mehrangarh fort. Maar dat is dan ook een absolute topper! Het is een gigantisch fort/paleis wat uit de rotsen boven de stad als vanzelf lijkt op te rijzen. Het grootste fort van heel India. Talloze malen belegerd, één keer zelfs tot zes maanden lang. Nooit veroverd!

Binnenplei van Mehrangarh fort.

Muren van Mehrangarh fort met zicht op Jhodhpur.

Maar als de buitenkant al indrukwekkend is, dan is de binnenkant dat nog meer. Ongelooflijk prachtige vertrekken van de Maharadja (=grote koning), van de Maharina, om gasten te ontvangen, om audiëntie te verlenen, om staatszaken te bespreken. Verschillende binnenpleinen waarop de vele rasterluiken van de harem uitgeven. Tentoonstelling van “howdahs”, verschillende mooi bewerkte stoelen om bovenop een olifant te monteren. Verzameling van dolken en sabels, waarvoor de Indische toeristen speciale belangstelling tonen. En, oh ja … nog steeds zijn we voor de Indiërs fotogeniek en willen ze met ons op de foto. Straks ga ik ze Roepies vragen voor elke foto met mij! De top van het fort biedt een ongelooflijk panorama over de stad met in de verte nog paleizen, de intakt gebleven stadsmuren, op sommige plaatsen tot 10 meter hoog, en aan de voet van de rotsen, de blauwe stad. Indrukwekkend! Dit hebben we nog nooit gezien.

Howdah, stoel voor op olifant.

Zicht op Jadhpur.

Helaas moeten we verder. Deze keer voor het eerst naar een klein dorpje: Rohat ten zuiden van Jodhpur waar we overnachten in een haveli! Dat is een combinatie van paleis en oud herenhuis in India. Rohet Garh ziet er van buiten niet speciaal uit en dat is een “understatement”. Alle huizen er rond en de gevel van het hotel zelf lijken op het eerste zicht oud en wat vervallen. Binnenin is het echter een oase van groen en van rust. Net wat we nodig hebben na de drukte en het lawaai in elke stad, op elk plein en in elke straat van India. We worden in Rohet Garh in oud-Engelse koloniale stijl ontvangen. Dat belooft …

Gevel van Rohet Garh/

Waar de lotusbloem gevallen is … Pushkar.

De N8 is de highway van New Delhi tot Mumbai maar een “snel”-weg is het niet. Het meest opmerkelijk incident is ditmaal een kudde geiten die de weg over moet. Een heksentoer in twee stadia: eerst het ene stuk tot de middenberm. Dan het andere. Een scooter-rijder belandt bijna midden in de kudde. Een aantal geiten stuiven alle richtingen op. De wegen in India … het blijft een belevenis. Een ervaren chauffeur haalt misschien gemiddeld 80 km per uur.

Brahma, één van de vele Hindoe-goden liet een lotusbloem vallen. Prompt ontstond een meer waar de bloem (“push”) uit zijn hand (“kar”) viel. Pushkar was geboren. Maar Brahma heeft nog wel één en ander uitgestoken: overspel, ontrouw, en dies meer, waarvoor hij door andere, hogere goden werd gestraft. Niemand van de mensen zou hem nog kunnen aanbidden! In beroep werd zijn straf echter omgezet tot “alleen in Pushkar te aanbidden”. En hier staat dus de enige Brahmaanse tempel van India.

Kamelen en -drijvers in de woestijn

Maar vandaag komen we voor de “camel fair”, de kamelenmarkt die pas over een paar dagen echt begint maar nu al in volle voorbereiding is. En welke betere manier om de markt te bezoeken dan op een kameel? Raju lijkt ons door de achterbuurten van Pushkar te voeren tot bij een “Camel Safari kantoortje”. Daar stappen we over in een aftandse jeep die ons opnieuw naar de rand van de stad brengt waar twee kamelen (eigenlijk zijn het dromedarissen) op ons liggen te wachten. We kruipen elk op een beest dat daarop gezwind recht staat. Twee begeleiders – kamelendrijvers zeker? – stappen mee maar wippen even later vanaf een brugrand achter op de kameel. Algauw komen we in een woestijnachtig en sterk heuvelend landschap. Overal staan tenten en groepjes kamelen. Tientallen nee honderden kamelen begeleid door hele families. Mannen met tulbanden, vrouwen in kleurrijke sari’s. Toeristen, vooral Indiërs, worden rondgereden in karretjes met een rood baldakijn en getrokken door een kameel. Kinderen lopen bedelend rond. Vele kamelen zijn kleurrijk versierd en sommige zelfs … geschminkt!

Toeristen op kameel in Pushkar.

Versierde kameel met kamelenkarretjes

Versierde kamelen

’t Is warm, zo’n 30° en geen plekje schaduw op de fair. Behalve dan in de tenten van de kameeldrijvers en … onder de doeken die ze boven hun prachtige volbloed paarden gespannen hebben. D’er is een markt waar van alles en nog wat wordt verkocht. Allerlei paardentuig en zadels voor kamelen. Maar ook ijzerwaren, kleding (uitstallen = alles op een paar hopen gegooid), hoofddeksels, potten en pannen, “bucht”. En een echte kermis met kermisattrakties. Een drietal reuzenwielen, zwier- en andere molens. Zelfs een Indisch openluchtcircus.

Tent met snuisterijen op Puskar-markt.

Mijn kameeldrijver achter mij kauwt Gutka, zoals zoveel Indiërs. ’t Is een straf mengsel van tabak, gemalen noten, parafine en limoen. Slecht voor de gezondheid. En geen zicht als hij een bruine rochel uitspuwt.

Twee uur duurt onze kamelenuitstap. Tijd om onze verblijfplaats voor één nacht op te zoeken: een “tented camp”, The Orchard. Ecologisch verblijf, zuiver (geen alcohol!) en tewerkstelling voor heel wat mensen uit de direkte omgeving.

Luxe-tent

Indische kievit.

De rust en stilte bevallen ons na de drukte en het lawaai van de steden en straten van India. Mooie tuin, veel groen, terrasje voor de tent, zeteltjes, zon en genieten van een “chai” (tee). We spotten er zelfs een Indische kievit op een paar tientallen meter van onze tent.

Het avondeten bevalt ons minder: puur Indisch! We hebben wel “niet spicey” gevraagd maar maakten een kapitale fout door een (alcoholvrije) “Virgin Mochito” te bestellen: vreselijk pikant door een overdaad aan gember. Maar die ervaring hebben we dan ook weer gehad.

En nu, onze tent in en slapen. Of toch proberen te slapen. We hebben immers oordopjes gekregen: in en rond Hindu tempels hebben ze de onhebbelijke gewoonte om laat ’s nachts of ontieglijk vroeg ’s morgens luide muziek te spelen. We zien of horen het wel, of ook niet?