Home

  • Eton en Windsor.

    26 april 2025, 7u07.

    Nee, we zijn nog niet in Cornwall; wel in Eton, zo’n 10 mijl ten westen van Londen Heathrow. Even terugspoelen: gisterennamiddag met taxi naar luchthaven, bagage zelf inchecken, vlotjes – papierloos – door veiligheid- en paspoortcontrole, perfecte vlucht, opnieuw probleemloos door geautomatiseerde paspoortcontrole, bagage oppikken, shuttle naar Europcar waar de man aan de balie hemel en aarde beweegt om ons 1) een grotere en duurdere auto aan te smeren en 2) een extra verzekering op te lappen … tot hij begrijpt dat nee NEE is. Met een zo goed als nieuwe “MG 25 hybrid” vol technische snufjes en zonder enige uitleg, rijden we uiteindelijk – links! veel “roundabouts”, twee keer verkeerd gereden – naar The Christopher hotel in Eton. ‘t Is dan al ruim tijd voor “dinner” in Côte Windsor, aan de oever van de Thames, met zicht op Windsor Castle aan de overkant. Helaas … zeer druk, slechte akoestiek, luidruchtige gezelschappen: na één – weliswaar lekker – gerecht (Tuna Niçoise, gegrilde tonijn) staan we een uurtje later al buiten. Dag afsluiten met een wijntje in de rustige hotelbar.

    26 april, 21u07.

    Engels ontbijt

    “Sausage, bacon, black pudding, hash brown, baked beans, tomato, mushrooms, hash brown and a fried egg”. Dit kan niet anders zijn dan een Full English Breakfast … voor mij. Dan vergeet ik nog de brown toast met marmelade en een pastry en yoghurtje achteraf. Betty doet het bescheidener met “Avocado on sourdough toast with poached eggs and chili on the side”. D’er is uiteraard ook porridge als ontbijt. Niet ongewoon voor Engeland, maar hier kan je het wel met “whiskey on the side” vragen. ‘t Zou een zoetere, en ongetwijfeld koppigere smaak aan de porridge geven.

    Eton College.

    Student in zwart Eton uniform

    Een stevig ontbijt is nodig want we wandelen naar Eton College, of correcter: naar de verschillende statige en imposante gebouwen van de Eton elite-school. Wat een grandeur straalt dit uit. Hier wordt de toekomstige Engelse upper-class opgeleid. Op deze zaterdagmorgen is het er extreem rustig: weinig auto’s; een occasionele voetganger en dan nog meestal een student in zwartgestreepte Eton broek, Eton wit hemd, zwarte Eton debardeur en zwarte Eton overjas; of een prof, bijna identiek als de studenten gekleed maar wel met witte “bow tie” (vlinderdas). Gedistingeerd, een andere wereld!

    We wandelen door Eton High street terug naar de Thames en steken de voetgangersbrug over naar Windsor Castle.

    Windsor Castle.

    De sfeer en het publiek zijn hier heel anders dan in het ingetogen Eton. ‘t Is amper 10 uur ‘s ochtends – dan opent Windsor Castle voor het publiek – maar er lopen al heel wat uitgelaten toeristen rond in allerlei informele outfit, sommigen zelfs al zomers gekleed ondanks de 8 °C. Bij bosjes stromen ze uit de vele cafeetjes en eethuizen uit de buurt. Overvloedig aanwezige politie-agenten proberen alles in goede banen te leiden.

    Onze tijd is beperkt vandaag = geen bezoek aan Windsor Castle zelf. Wel bekijken we de immense site van buiten af; struinen we in de buurt rond met bezoekje aan de Windsor Parish Church; wandelen we langs “The Long Walk”. Op de hoek van St. Albans street en Park street troepen toeristen samen. Een rijzige en grijzige oudere man met lederen hoed legt me uit dat hier op dinsdag, donderdag en zaterdag even voor 11 uur de aflossing van de wacht passeert. Deze keer is het de beurt aan de Gurka-brigade, een elite-eenheid van het Britse leger bestaande uit Nepalese soldaten. Mijn Engelse buur heeft ze al van ver herkend: ze marcheren zeer snel, veel sneller dan de Engelsen zegt hij met een knipoog. Na de Gurka’s geeft de politie de weg vrij … en die stroomt prompt vol met een toeristenmassa.

    We proberen de drukte te ontvluchten in Windsor Royal Station. We zien er een replica van de stoomlocomotief waarmee koningin Victoria haar eerste treinreis maakte. Via de Windsor Riverside Walk keren we terug naar ons hotel waar we onze auto oppikken en … koers zetten naar het westen: op naar Cornwall!

    M4/M5.

    De weg naar Newquay in Cornwall loopt niet over rozen maar wel over de brede autosnelweg M4 – drie rijbanen in elke richting – tot Bristol; verder over de M5, al even breed met evenveel rijstroken. Hoe groen ziet Engeland er hier uit. Geen lange bebouwingen langs de snelweg, geen industrieterreinen, geen steden: bomen, graslanden, akkers, hagen, struiken.

    Voortdurend “piept” onze auto van het “Engelse” – inmiddels Chinese – merk MG, model 25 : omdat ik te snel rij, omdat ik van rijbaan verander zonder op voorhand te knipperen, omdat hij vindt dat ik moe ben; omdat … onbekende reden, wie weet … te veel en te opdringerige technische snufjes. Mag ik nog zelf rijden, MG25?

    Voorbij Wellington, nog steeds op de M5 wordt het landschap bergachtiger: dit is het graafschap Devon. Hier en daar staat de brem al diepgeel in bloei, opvallend tussen het groen. ‘t Is dan “wachten” tot we dit lieflijke landschap verlaten, de Tamar-rivier oversteken en in het ruige en ruwe Cornwall belanden. Al snel rijden we dwars door Bodmin-moor: een onwezenlijk en verlaten heide-landschap. Hier moeten we komen wandelen!

    Na een kleine 300 mijl – 4u30 “bollen” – bereiken we onze eindbestemming, aan de noordkust van Cornwall in Newquay. Nog snel een supermarkt opzoeken, vaststellen dat hier zo goed als geen Europese merken zijn (Brexit?) en vrijwel geen lactose-vrije producten. Daarna: avondeten met als speciaal dessert: Cornish Cream Tea. Recept: zie hieronder.

  • Cornwall … yma ni ow kelwel.

    Cornwell is very primeval: great black jutting cliffs and rocks, like the original darkness … and a pale sea breaking in, like dawn. It is like the beginning of the world, wonderful.

    D.H. Lawrence

    24 april 2025.

    Cornwall … waar volgens legende de Keltische koning Arthur en zijn ridders van de Ronde Tafel tegen de Angelsaksen streden; waar een kleine minderheid opnieuw Cornisch – oude Keltische taal – kan spreken; waar Daphne du Maurier haar gothic romans schreef en situeerde; waar zich de populaire TV-serie Poldark afspeelt; waar lokale mijnwerkers Cornish Pasty aten en vissers Stargazy Pie; waar de warme golfstroom – voorlopig? – zowel de winters als de zomers mildert … daar willen we de lente beleven!

    Onze “uitvalsbasis” wordt Newquay (spreek uit: Njoekie) aan de noordkust met een (te?) ambitieus aantal “things to do”. Klik op de kaart van Cornwall voor al dan niet bekende bezienswaardigheden (rode markeringen). De blauwe “markers” tonen ongeveer de loop van de Tamar rivier – dat is de grens met het graafschap Devon – vanaf de bron, amper 6 km van de noordkust helemaal naar de monding in het zuiden bij Plymouth.

    Met zoveel bezienswaardigheden wordt “slow travel” misschien moeilijk maar “calmcation” is in Cornwall nu wel trendy. Een “coolcation” wordt het ook heel waarschijnlijk.🤣 Het recente, koelere (slechtere?) weer zorgt er mee voor dat het aantal Cornwall-bezoekers in 2024 het laagste was van de laatste tien jaar. Mede-oorzaken: het prijsniveau – Cornwall is één van de duurste regio’s van de UK1EN de vervelende reis-formaliteiten – reispas, elektronische ETA – een gevolg van de Brexit. Zullen we dan vissersdorpjes, kastelen, verlaten tin-mijnen, megalieten, botanische tuinen, stranden, heide, granietkliffen en … pubs voor ons alleen hebben?

    Langs de kanaaltunnel ben je vanuit Brussel met eigen auto minstens 10 uur – een hele dag – onderweg. Wij kiezen voor vliegtuig naar Heathrow op vrijdagavond, huurauto en overnachting – “The Christopher Hotel” – in Eton: even goedkoop (of duur!) als een vlucht op zaterdagochtend zonder hotel. Kunnen we ‘s morgens nog “snel” het elitaire Eton College bekijken en het nabij gelegen Windsor Castle. Daarna: 4 uurtjes “bollen” tot Newquay, onze vakantiebestemming in Cornwall. De ontdekking en verwondering mogen beginnen … Kernow, yma ni ow kelwel.2


    1. De hoge toegangsprijzen voor tal van bezienswaardigheden proberen we deels te omzeilen door op voorhand een English Heritage Overseas Visitors Pass te kopen. ↩︎
    2. Kernow, yma ni ow kelwel: Cornwall, we komen er aan. ↩︎
  • Le Crotoy.

    6 maart 2025.

    Réserve Ornitholoqiue Baie de Somme Grand Laviers: ingang in het groen met groot infobord

    Zee en de monding van de Somme … je zou verwachten dat dit een vlak landschap is. Niets is minder waar: achter de slikken, de schorren en de “prés salés” beginnen de heuvels. Domaine du Val ligt zeker 30 meter hoger dan het centrum van Grand-Laviers. Al joggend en bergaf is dit een makkie: beneden lopen we op de rechteroever van het Somme-kanaal, hopend door de “Réserve Ornithologique Baie de Somme Grand-Laviers” terug te kunnen joggen maar die “Réserve” blijkt pas om 10 uur open te gaan. Terugkerend naar “huis” is de helling naar het Domaine du Val wel een stevige kuitenbijter …

    Op de rechteroever van de Baai van de Somme ligt Le Crotoy. Ook hier, net zoals in Saint-Valéry-sur-Somme, claimen ze dat William The Conqueror” in 1066 van hieruit vertrokken is op zijn Engelse veroveringstocht. Net zoals in Saint-Valéry is Jeanne d’Arc hier in 1430 gepasseerd, dat wil zeggen: opgesloten in het (inmiddels verdwenen) kasteel van Le Crotoy en door de Fransen (Bourgondiërs) overgedragen aan de Engelsen. De sokkel van het standbeeld van Jeanne roemt in bombastische en chauvinistische termen haar verdienste voor Frankrijk. ‘k Sta er wat ironisch monkelend naar te staren.

    Je kan er niet naast kijken: er is een straat, een museum, een school en een restaurant naar hem genoemd … ook Jules Verne heeft hier gewoond en schreef hier “Twintigduizend mijlen onder zee”.

    Overigens is Le Crotoy een gezellig stadje, met traditionele kleine woningen en typisch-Franse winkels in de binnenstad en grandioze belle-epoque villa’s aan de oevers van de baai. Plus talrijke visrestaurants, en viswinkels waar al het goede van de zee supervers wordt geconsumeerd en verkocht.

    ‘t Is laagtij. Van hieruit lijkt de baai één grote slib-vlakte met hier een daar poelen en beekjes. Aan de overkant zijn Le Hourdel en Saint-Valéry – zelfs met het “Chapelle des Marins” kapelletje – duidelijk te zien. Maar geen zeehonden! Waarschijnlijk is het water hier te ondiep en de zandbanken al te ver van de kust om je – als zeehond – veilig te voelen. ‘t Zou voor hen ook opletten geblazen zijn voor de occasionele wandelaar met loslopende hond in de baai. Dat is op zich verboden – geen honden op het strand of in de baai – maar geen zinnige Fransman die zich daar aan stoort!

    Na onze stadswandeling wandelen we heel even ten westen van de stad, op het zandstrand: een plaatsje in de zon zoeken, beschut tegen de wind. Franse lunch met stokbrood en kaas. Lou speel wat verder in het natte zand … denkt ze … maar ‘t is grijs-plakkerig Somme-slib. Waarschijnlijk gezond voor de huid – her en der wordt zwaar betaald om met modder ingesmeerd te worden – maar ‘t grijze spul geraakt maar met moeite van haar benen (=traantjes), ook al omdat we geen water bij hebben en de baai zelf bij laagtij zo goed als droog staat. Afwrijven met echt, droog zand dan maar = een echte “scrub”!

    Nog één belangrijke opdracht hebben we in Le Crotoy: oesters kopen en mosselen voor ons diner: “Spaghetti alle Vongole”. De verkoper van “Chez Françine” lijkt een karikatuur van een oude zeeman: verweerd gezicht, grote pokdalige neus, grijze haarbos onder een blauwe schipperspet. Hij beveelt de Normandische oesters van Saint-Vaast aan: uitstekende keuze zoals later blijkt. Oh ja, de mosselen worden niet per kilo verkocht – dat weet toch iedereen – maar per liter. Totaalprijs voor negen oesters en twee liter mosselen: 16 €!

    Terug in Domaine du Val zien we opnieuw twee reeën – dezelfde als gisteren? Ze grazen rustig op de zonnige helling van de vallei. Duidelijk een mannetje met klein gewei en een vrouwtje. Daarmee, en met een laatste foto van een houten everzwijn, nemen we afscheid van de Baai van de Somme. ‘k Moet de Fransen gelijk geven: deze streek is verdiend een “Grand Site de France”!

  • Keien en zeehonden.

    5 maart 2025.

    Om 9u15 is het laagtij in Le Hourdel. Een half uurtje later zijn we ter plaatse.

    Wat een verschil met vorige zondag toen het springtij was: een enorme vlakte van slikken, schorren, zandbanken en keien-stranden strekt zich voor ons uit. Tientallen zeehonden zonnen op de zandbanken; wel alleen met verrekijker goed te bekijken.

    We wandelen tot aan de “Blockhaus”, een half uit het zand omhoog stekende bunker uit de tweede wereldoorlog (1943/44) of – om preciezer te zijn – een Duitse bunker, type Casemante R612 met (verdwenen) kanon op wielen. Op één van de flanken is een gele cupido geschilderd; “make love, not war” zeker? Oorspronkelijk was deze bunker in de duinengordel gebouwd. Maar de zee heeft op 75 jaar tijd maar liefst 65 meter land en duinen afgeknabbeld. Het fotogenieke is er niet minder op geworden.

    Het mooie weer nodigt uit tot verder wandelen. Gelukkig hoeven we niet steeds over de keien te stappen: dichter bij de duinen loopt het wandelpad over zand. Overigens heeft die nederige kei in deze streek een hele geschiedenis. “L’or bleu”, het blauwe goud, noemen ze die hier. De keien zijn immers van uitzonderlijke kwaliteit om pasta voor keramiek te maken. Honderd jaar geleden, kropen de “keien-rapers” op de knieën rond op het keien-strand. Rug gekeerd naar de wind zochten ze de mooiste, egaalste en meest ronde keien uit. Die werden dan vermalen tot keramiek-pasta en vooral naar Engeland geëxporteerd. Tegenwoordig is de productie geïndustrialiseerd en de toepassingen van de al dan niet vermalen keien zijn sterk uitgebreid. Maar de producenten zijn verplicht om elke kei die ze hier uit de baai halen te vervangen door andere, minderwaardige keien uit het Franse binnenland. Zo blijft het typische keien-strand hier bewaard. Aan de verre horizon, dicht bij Brighton (jawel, Engelse naam, maar heeft niets vandoen met het Engelse Brighton, behalve dan dat het gebouwd is door Engelse speculanten/avonturiers) doemt de “keien-verwerkingsfabriek” van Silmer op.

    Een kleine 4 km van Le Hourdel – het water stroomt inmiddels alweer snel de baai in – picknicken we: zelf gefikste broodjes met o.a. de lokale rillettes d’agneau des prés salés, overgoten door … overdadig veel lentezon.

    We keren terug “op onze schreden”, maar toch is de beleving anders: zandbanken verdwijnen, de zonnende zeehonden met hen; het binnenstromende zeewater neemt de keien-stranden weer in; alleen de schorren begroeid met zoutmelde en zeewolfsmelk blijven droog. De “blockhaus” waar we een paar uur geleden nog naast stonden, ligt nu goed en wel in het water. Een verdwaalde zeehond zwemt dichtbij de vloedlijn. Mooi …

    Deze keer om af te sluiten geen crêpe sucré uit het vuistje … maar één op het zonnige terras van bar/brasserie “La pointe du Hourdel”.

    Toemaatje: bij terugkeer in ons vakantiehuis, spotten we twee reeën in het Domaine du Val.

  • Saint-Valéry-sur-Somme.

    4 maart 2025.

    Porte de Nevers waar straat onderdoor loopt
    Porte de Nevers

    Wat een eigenaardig stadje is Saint-Valéry, voluit Saint-Valéry-sur-Somme. Vanop de centrale parking op de Place du Jeu de Battoir – betalend; zoals in elke straat en op elk plein van Saint-Valéry; vermoedelijk is het hier heel druk in het toeristisch hoogseizoen – bots je al onmiddellijk op de middeleeuwse Porte de Nevers, tezelfdertijd toegang tot de oude, middeleeuwse stad. Dichtbij ligt de Saint-Martin kerk met haar muren van silex en kalksteen in dambord-reliëf. Maar nog specialer van hieruit is het panorama over de baai van de Somme, met op de oever een paar statige belle-epoque herenhuizen. D’er is hier inderdaad wat hoogteverschil te overbruggen.

    Een eindje verder ligt de porte Jeanne d’Arc. Hier zou Jeanne d’Arc, gevangen door de Engelsen, gepasseerd zijn op weg naar haar proces en de brandstapel in Rouen. Direct achter de porte Jeanne d’Arc rijzen twee donjons op, met een smalle doorgang tussen de twee: de porte Guillaume, genoemd naar Willem de Veroveraar.

    We dalen trappen af naar zee-niveau en wandelen naar de Cap Hornu, langsheen uitgestrekte slikken (slijk, dus geen begroeiing) en schorren waar regelmatig zeekraal wordt geoogst. Deze keer is het nog “marée basse”, laagwater: het lijkt er inderdaad op alsof je hier op dit moment naar de – in vogelvlucht – 3 km verder gelegen overkant zou kunnen stappen. Maar dat kan alleen maar met een gids die de zandbanken, slikken en schorren kent en de getijden. De tocht is dan overigens 7 km lang.

    Vanaf Cap Hornu klimmen we weer van de Somme weg, naar de Chapelle Saint-Valéry, ook de “Chapelle des Marins” genoemd. Zeevaarders kwamen hier een behouden vaart afsmeken of bedanken na een veilige terugkeer. Er hangen ex-voto’s in de vorm van boten aan het plafond. Maar je kon (kan?) er ook terecht voor bijstand bij seksuele problemen. Overigens heeft de neo-romaanse kapel ook weer de typische “dambord-muren”. Hoe dan ook fotogeniek.

    Langsheen de hoge muren van de oude abdij – er is niets meer van de vroegere gebouwen over; Saint-Valéry werd ontelbare malen belegerd en veranderde tussen Engelsen en Fransen voortdurend van eigenaar – wandelen we terug naar het centrum. In de smalle straatjes van de binnenstad kijkt een dikke, rossige kater ons vanop een vensterbank onverschillig aan. Caramelle heet hij. Praatje gemaakt met de bewoonster van het huisje: ze houdt naast Caramelle nog zes andere katten en een dalmatiër. “J’adore les chats … “, zegt ze een beetje verontschuldigend.

    Na de lunch trekken we de strandboulevard op. Het water komt met een ongelooflijke snelheid op. De slikken verdwijnen snel onder de stroming. Oude belle-epoque woningen kijken uit over het eeuwige spel van eb en vloed. Aan een kraampje eten we andermaal “crêpe sucré” uit het vuistje; een aanrader! Een kilometer verder belanden we aan het oude treinstationnetje, nu alleen nog gebruikt voor de smalspoor stoomtrein (die in maart niet rijdt). In de oude knap gerestaureerde zout-opslagplaats huist nu de toeristische dienst en een restaurant …

    Tijd om terug te keren naar het Domaine du Val. We hebben “8 km stappen op de teller”, niet mis … vooral niet voor kleine Lou.

    Vanavond de dag afsluiten met een glaasje Chablis op ons terras, kijkend naar de ondergaande zon.

    P.S. ‘t was “Mardi grass”, vandaag … maar daar is hier niets van te merken.

    Vanaf Abbeville is de Somme recht getrokken en gekanaliseerd. Officieel heet ze dan het “Canal Maritime d’Abbeville à Saint-Valéry”. Bij Saint-Valéry-sur-Somme mondt dat kanaal uit in de zeedelta. De Somme is overigens op heel wat verschillende plaatsen van haar loop gekanaliseerd over een totale lengte van 156 km, terwijl het stuk van Abbeville tot Saint-Valéry een kleine 15 km is.

  • Parc du Marquenterre.

    3 maart 2025.

    Om 7u07 (😉) is alles in en rond het Domaine du Val in dichte mist gehuld. Twee uur later begint de zon aan haar snelle opruimwerk. Vlug, op het juiste moment – magic hour – plaatje schieten. Opnieuw een stralende dag in het vooruitzicht.

    In de jaren twintig van de vorige eeuw koopt boer Michel Jeanson 200 ha waardeloze grond, net naast zijn akkers. Motivatie: jagen op de garenne konijnen die te veel mee smullen van zijn aanplant. Nog geen dertig jaar later doodt myxomatose 95 % van alle garenne konijnen: geen noodzaak meer om op konijnen te jagen; wat te doen met het waardeloze terrein? Inpolderen! Uiteraard met hulp van de specialisten terzake: Nederlanders. Als we dan toch bezig zijn – dijken gebouwd, water weg gepompt – waarom geen tulpen / tulpenbollen kweken? Zo gebeurt het tot begin jaren zeventig. De één gemaakte Europese markt en de concurrentie van de Nederlanders – sinds eeuwen veel betere en goedkopere tulpenkwekers – nekt ook dit project.

    Boer Jeanson heeft inmiddels kennis gemaakt met een pastoor-ornitholoog en met zijn nieuwe hobby: vogels ringen. Als hij dan ook nog eens het Zwin in Vlaanderen bezoekt, is het hek van de dam: nieuw project. Van zijn waardeloze grond maakt hij een vogel habitat. In 1973 opent het “Parc Ornithologique du Marquenterre”, kortweg “Parc du Marquenterre” en in 1994 wordt het een deel van de “Réserve Naturelle Nationale de la Baie de Somme”.

    Ons bezoek is de 12 € p.p. meer dan waard: een wandelcircuit van 6 km; 13 kijkhutten; tientallen soorten watervogels: kluten, plevieren, reigers, futen, berg- en andere eenden, aalscholvers, scholeksters, sternen, watersnippen, een lepelaar en … ooievaars! Die ene van gisteren zal wel uit de Marquenterre gekomen zijn. De “avocette élégante” – elegante kluut – mascotte van het park zien we echter niet. Wel ongelooflijk veel waterpartijen afgewisseld met grasland, struiken, bomen en houtwallen en hier en daar … rustbankjes en panelen met foto’s en uitleg.

    Dit is een paradijs voor vogelaars, waarvan er een respectabel aantal, zwaar beladen met joekels van telelenzen, de kijkhutten bevolken. Overigens is het in dit seizoen rustig wandelen, de groepjes schoolkinderen aan de ingang niet te na gesproken.

    Drie uur doen we over het totale circuit. Dan is het tijd voor een wel erg late (15:00 uur) en lichte lunch in het restaurant van Marquenterre: slaatjes uit een bokaal, met broodjes en een tiramisu, ook uit een bokaal; buiten op het terras, in de zon!

    Vanavond pizza’s eten. Andermaal een topdag.

  • Domaine du Val, Grand-Laviers.

    1 maart 2025.

    Roses are shining in Picardy; In the hush of the silver dew …

    Uit het liedje: Roses of Picardy.

    In Picardië zijn er niet zoveel rozen meer (als die er al ooit geweest zijn): de dominante agro-industrie maakt het landschap schier eindeloos monotoon. Vanuit België moet je er nu eenmaal doorheen als je naar de baai van de Somme wil. Eerst passeer je de – onder grijze luchten – nog mistroostiger terrils van de “bassin minier” van Noord-Frankrijk. Pas daarna verschijnen de – in dit seizoen braakliggende – velden. Ontelbare windturbines proberen de laaghangende wolken weg te malen. Als we onze eindbestemming naderen (Le Domaine du Val in Grand-Laviers) lijken ze daarin te slagen; 15:00 uur: wolken en zon wisselen elkaar af!

    In de jaren 50 van de vorige eeuw graasden op de 25 ha van Domaine du Val Normandische melkkoeien. Dertig jaar later bleek dat niet meer rendabel: Abbeville golfterrein kwam in de plaats. Tot 2019 kon je er balletjes slaan op een 18 holes parcours. Nog steeds wordt het gebied op Strava als “Abbeville golf” aangeduid. Amper twee jaar geleden kocht de zoon van de vroegere melkboer het terrein opnieuw en … gaf het terug aan de natuur en de toeristen. Houten paalwoning nummer 19 is voor vijf dagen “van ons”.

    Evelien en Lou testen het binnenzwembad uit. Betty en ik verdwalen ondertussen in de Abbeville Hypermarché op zoek naar eten en drank.

    2 maart 2025.

    De weergoden zijn met ons: het wordt een stralende dag, weliswaar met een ijskoude ochtend. Op onze morgen-jogging spotten we een overvliegende ooievaar: een vroege “terugkeerder” uit Afrika? We passeren een oude boerderij, het 15de eeuwse kerkje van Grand-Lavier en verder welgeteld één wielertoerist. Op dit vroege zondagmorgen uur lijkt deze streek leeg.

    Dezelfde ooievaar van daarnet (of een andere?) zien we op de 3,2 km lange natuurwandeling doorheen de “Réserve” van het Domaine du Val. Maar behalve veel sporen van everzwijnen, een paar konijntjes (lapin de garenne) en veel kraaien zijn er geen andere dieren te zien. Hier en daar herken je in het terrein nog de plaats van “holes” of “tees”.

    Na de middag: tijd voor de exploratie van de echte Baai van de Somme. Le Hourdel is een vissersdorpje – één restaurant, één brasserie – aan de zuidelijke oever van de Somme. Er is een keienstrand, een vuurtorentje en de Pointe du Hourdel, een soort schiereilandje/zandbank die als een haak in de baai ligt. Blauwe lucht, wat diffuus zonlicht en … ‘t is net springtij: water overal! Ruim een uur blijven we zitten op het gras aan de rand van de “Pointe”. Op minder dan een half uur zien we het water meters en meters terugtrekken: bruingroene schorre-begroeiing verschijnt overal. Mooi om te zien, zeker bij dit rustige zonnige weer.

    Heel anders ging het er hier aan toe in september 1066: een vroege voorjaarsstorm op het Kanaal dwingt een vloot van +/- 700 schepen met +/- 8.000 man aan boord – Normandiërs, Bretoenen, Vlamingen en Fransen – te schuilen in de baai van de Somme, tussen Le Hourdel en wat nu het dorpje Saint-Valéry-sur-Somme is. Hun doel: de verovering van Engeland; hun leider: de hertog van Normandië die – als de overwinning behaald is – William The Conquerer zal gaan heten.

    Nog een pannenkoekje uit het vuistje en we kunnen terug naar “huis”. Op die terugweg zien we Schotse Highlander runderen grazen op zoute weilanden. Een paar zilverreigers loopt er tussen.

    Wonderlijke streek.

  • Makasutu Cultural Forest.

    2 januari 2025.

    Het Makasutu cultural forest wordt door de Bradt-reisgids, editie 3 van 2024, hoog aangeschreven als “an exemplary ecotourism project”. De realiteit is op dit moment anders.

    Om te beginnen: een wegwijzer is er niet! Er had moeten een bord staan op de weg van Brikama naar Janjanbureh maar dat is er niet … meer (?). We volgen de zandweg naar de Gambia Horse and Dunkey Trust, rijden daar voorbij en komen aan de receptie van Makasutu. Twee mogelijkheden voor bezoek: een day-visit (1.200 dalasi p.p.) of een halve day-visit (800 dalasi). We opteren voor dat laatste.

    Het bezoek begint met een kano-tocht tussen de mangroves. Heerlijk: geen motor, maar een peddelaar, rustig, stil – behalve dan de uitleg van Standing, onze gids, over onder andere de mangrove-oesters of watervogels.

    Onze kano-tocht eindigt bij een soort van kamp met een krakkemikkige uitkijktoren – sommige trappen zijn letterlijk doorgeroest; de toren is amper 11 jaar oud. Het ogenschijnlijk prachtige zwembad is … leeg!. Hier ademt alles verval en vergane glorie. Toch beklimmen we onder leiding van Standing en zijn “trainee” de toren. Van hierboven zie je duidelijk het verschil in begroeiing tussen de mangroves die letterlijk in en aan het water staan en de zogenaamde “witte mangroves” daar achter. De eerste filteren het zoute water met hun wortels, de witte mangroves – die eigenlijk ook groen zijn – filteren met hun bladeren. Op die blaadjes liggen heel fijne zoutkorreltjes, vandaar de naam: witte mangroves”.

    Volgende activiteit: natuurwandeling. Standing lijkt inderdaad van zowat elke boom en struik de medicinale of ander eigenschappen te kennen, met focus op potentie-verhogende bladeren- en wortel-aftreksels. Helaas, zijn zeurderige stem stimuleert onze aandacht niet. Vooral niet de aandacht van Lou, die het al lang beu is. Een maraboet – plaatselijke genezer / waarzegger wil onze toekomst voorspellen. Nee, dank u. We zien de mahonie-boom, de kameelvoet-boom, de raffia-palm, en zo meer tot … een ijselijke gil weerklinkt. Lou krijst verschrikkelijk en slaat op haar been. Evelien loopt erheen en doet hetzelfde. Er hangt een insect aan Lou’s been. Een grote, zwarte mier moet voorzichtig van Lou’s kuit afgeplukt worden door de trainee van Standing, afkloppen lukt niet!

    Nu willen we wel even bekomen bij een baobab-sapje, terwijl bavianen ons rustig zitten te bekijken. Standing en zijn trainee laten ons echter niet met rust en ontpoppen zich tot echte bumsters: “Lovely Family; what is your telephone number?; my mobile phone is broken, see?”. Vooral Betty draagt de voorkeur van Standing weg: hij is niet bij haar weg te slaan! Als we er dan toch in slagen om weg te gaan – we laten de “craft market” links liggen – omhelst hij haar innig. 🙄

    Op de terugweg, net voorbij het centrum van Brikama, vangen we nog een glimp op van de veemarkt. Maar om nog uit te stappen heeft niemand (behalve David) zin.

    Mensen zijn hier inderdaad wanhopig op zoek naar geld of één of ander ontsnappingsmiddel uit de armoede. Begrijpelijk, maar uiteindelijk knap vervelend voor toeristen.

    Affiche met tekst op palmboom: “BEWARE, falling coconuts”

    Onze laatste namiddag spenderen we aan het Kololi-zwembad en aan het strand, druk napratend over het “bumster-fenomeen”. Deze laatste drie dagen waren gepland als “uitrusten”, maar de bumsters hebben het ons knap lastig gemaakt. “You never walk alone”, in Gambia. Laat dat echter niet onze algemene indruk van Gambia als een echt vriendelijk en glimlachend land vergallen. Zoals Standing zei: “Everybody believes in what he or she wants. But in Gambia we believe in humanity”!

    3 januari 2025.

    Terug naar huis. Dat wordt uitchecken bij Kololi Beach Resort. Met credit card afrekenen lukt noch met mijn kredietkaart, noch met die van David. Lady Boss Evelien redt ons: bij haar lukt het wel!

    De chauffeur van Afriq Cars voert ons stipt om negen uur (ongewoon!) naar Banjul airport. Daar is het: reispassen tonen en airport security tax betalen; inchecken; controle of airport security tax wel betaald is; half-automatische paspoortcontrole met vingerafdrukken en soms – alleen voor Betty – ook foto nemen; veiligheidscontrole van rugzakken. Klinkt ingewikkeld, maar onze vlucht is de enige deze morgen: alles verloopt vlot. Een veiligheidsagent doet een laatste “bumster-poging”. “Do you have a friend in Gambia? When do you come back? Gambia needs you, tourists.”

    De luchthaven van Banjul is sympathiek: klein en met een cafeetje met terras buiten, naast de tarmac waar je rustig nog een laatste keer van de tropische zon kan genieten. We zien het vliegtuig uit Brussel landen … en vliegen via Sal, Cabo Verde naar huis.

    Bye, bye smiling coast. 🙂

  • Banjul.

    1 januari 2025.

    Nieuwjaarsdag in Gambia. Om 7u30 is alles rustig, zelfs verlaten en bijna stil. Bij King Baker, tevens tearoom, hangen een vijftal zwarte personen waaronder drie dames in glitter kleding, zowat half groggy in zetels. De nacht door gedaan? ‘k Zal maar mijn croissants bestellen. Arabische muziek bleirt uit de luidsprekers.

    Het nieuwe jaar zetten we in met een strandwandeling (Betty & ik) – hier en daar is waarschijnlijk zwaar gefuifd te oordelen aan het vuil op het strand – of het bouwen van een zandkasteel (rest van de familie). Daarna espresso en wonjo-sap aan de strandbar van Kololi Beach.

    Never Again Arch.

    Tijd nu om de hoofdstad van Gambia – Banjul – te verkennen. Banjul ligt eigenlijk op een eiland – met brug te bereiken – aan de monding van de Gambia. De naam komt van het Mandinka-woord voor bamboe. Maar bamboe is er allang niet meer in Banjul.

    Onze verkenningstocht begint aan de “Never Again Arch” of – vroeger – “Arch 22”, een architecturaal wangedrocht van een boog opgericht door de in 2017 verdreven dictator. Vroeger mocht alleen de tiran onder de boog door rijden of wandelen. Nu kan je de boog, met museum bezoeken, met gids voor 100 dalasi per persoon. We zijn met drie, Evelien en Lou hebben afgehaakt en verkiezen rustig het zwembad van Kololi.

    Gids Ismael leidt ons rond. Hij vertelt de recente geschiedenis van Gambia, vooral sinds onafhankelijkheid maar heeft af en toe quotes over het verdere verleden, zoals: “The so-called World Wars were western wars. Africa was not at war and did not want war”. Maar na een tiental minuten staan we wel op de tweede verdieping van de Arch met gekke Gambiaanse hoeden op en een foute Gambiaanse vlag (verticale in plaats van horizontale strepen).

    Desondanks is Ismaels uitleg interessant, vooral wanneer hij over juujuu (voodoo) en oude gebruiken spreekt. Of over het slavernij-verleden. Of over de verschillende gewassen in Gambia. Of over democratie en politiek. Bij het einde van het bezoek zingt hij zelfs plechtig het Gambiaanse volkslied.

    Overigens loont ook het panorama vanop de Arch over de monding van de Gambia in de oceaan. Een colonne zwarte SUV’s passeert beneden: de president, Alana Barrow!

    Albert Market.

    We wandelen de stad in langs Independence Avenue, dan naar rechts tot op het strand. Hier is het rustig(er). “Ah, eindelijk geen bumsters”, zegt David. Waarop binnen de 30 seconden iemand opduikt die … zijn restaurant aanprijst en zomaar eventjes 2 km met ons mee wandelt. Tot aan de Turkse elektriciteit-boot die stroom levert aan Banjul; een groot schip met – waarschijnlijk – enorme dieselgeneratoren en batterijen. David maakt zich kwaad en scheept de bumster af, waarop we hem en het strand verlaten en … Albert Market induiken.

    Albert-Market is misschien nog best te vergelijken met de soeks van Marokko: je verliest elk gevoel van richting tussen de honderden kraampjes en ambachtslui. Hier zie je geen niet-begeleide toubabs, behalve wij dan. Uiteindelijk komen we opnieuw op een grote straat terecht, waar … dezelfde restaurant-bumster ons opnieuw opwacht. 🙄 Nee, we eten niet bij hem!

    Nieuwjaarsfestival.

    Terug naar de Arch. “Laten we een rustigere zijstraat nemen”, raadt David aan. Maar vandaag vindt het traditionele nieuwjaarsfestival plaats. Verschillende groepen trekken dansend door de straten, begeleid door indringend Afrikaans drum- en tromgeroffel. Sommige groepen omringen een kleurrijk verkleed, gemaskerd en dansend individu. Lawaai is belangrijk: hier en daar knallen voetzoekers. Leuk, maar wel extreem druk en overweldigend. Bijna vergeten we om af en toe ook naar de vele muurschilderingen te kijken, de meeste gemaakt door Munjolof. Terug aan de Arch, waar onze auto staat, drinken we nog iets in Kunta’s Kitchen, liggend aan Arabische tafels.

    Dan houden we Banjul wel voor bekeken: de drukte neemt alleen maar toe; straten worden afgesloten. We wilden nog naar de ferry-terminal maar geven dat op en rijden langs de zuidelijke toegangsweg doorheen de mangroves terug naar Kololi Beach.

    ‘s Avonds nog even joggen op het strand met Evelien. Tot aan het geïmproviseerde openlucht fitness-centrum, gemaakt met autobanden. Hier wordt zwaar ge-power-trained! Om witte vrouwen te versieren? Of is dat mijn vooroordeel?

    Na het diner bespreken Betty en David de Bristol-stoelgangschaal en – in detail – waar ze zich precies op die schaal bevinden. Moet een leuk gesprek zijn want ze proesten het uit. Tja … “the joys of travel” in exotische landen.

  • Bumsters en Bijilo.

    31 december 2024.

    Ons reisgezelschap wordt geteisterd door diarree, in meerdere (David) of mindere mate (ik). 7u30: Ik wandel naar “King Baker” om Tapalapa (West-Afrikaans brood – best lekker) en croissants, donuts en koffiekoeken te kopen We houden het vandaag rustig: om te beginnen een strandwandeling ‘s ochtends.

    Bumsters.

    Bumster (vrouw met gele mand op hoofd) spreekt een toerist met oranje T-shirt aan op het strand

    Één van de weinige echt vervelende dingen in Gambia – behalve dan aan cash geraken – is het bumster-fenomeen. Zodra je een strand betreedt, hoe verlaten ook, verschijnt minstens één man – zelden een vrouw – die je een product of dienst wil verkopen of … naar Europa wil? Zo’n gesprek met een bumster verloopt volgens een vast scenario.

    Close-up van een krab

    Hello, nice to meet you. Where are you from? Nice country. What is your name? Lovely name. Nice to meet you. Are you here alone? Where are you staying/ where Is your family? Hier begint het moeilijk te worden. Come and see my … or I can help you with … Alles kan dan: juice shop, taxi, gids, restaurant, craft shop, etc. Ze blijven vriendelijk; ‘t is nooit met slechte bedoelingen; maar na de x-de bumster die honderden meters mee wandelt, is het knap vervelend. Lou laat het niet aan haar hart komen: in zee spelen en een zandkasteel bouwen. Een grote krab worstelt inmiddels met de branding …

    Bijilo Park.

    Op een boogscheut van ons hotel ligt Bijilo (spreek uit: biejielo) National Park. Betty en ik trekken er te voet naar toe. Even de juiste weg vragen aan de politie. Die kent Bijilo als “the monkey park”. Na amper vijf minuten heeft de agent mij zijn naam (Landing Sonko) en telefoonnummer gegeven: om ons morgen tijdens zijn vrije dag rond te leiden. Met een politieagent is toch altijd veiliger, zelfs als hij niet in uniform is, toch? De politie als bumster?

    Toegang tot Bijilo kost 300 dalasi per persoon en er wordt aangedrongen om nootjes en bananen voor de apen te kopen; iets wat elke serieuze reisgids afraadt (!?). Een begeleider/gids lijkt zowat verplicht: ene Lamin stapt met ons mee. We hebben de pech een groep luidruchtige Spaanse toeristen te volgen. De eerste aap die we zien is een “red colobus monkey” met jong, die rustig op een tak zit. Zij wordt door de Spaanse furie gevoederd en … aan de staart getrokken. Onze “gids” vindt het allemaal normaal; maar weet zelf niet over welke apensoort het hier gaat. Bedroevend: een bumster gids die niets interessants weet te vertellen. Wel wil hij achteraf graag het telefoonnummer van zijn nieuwe “Belgian friends”. We “spotten” nog een paar andere red colobus en heel wat vervet aapjes, die overigens ook in Kololi Beach Resort stoeien. Hier in Bijilo worden ze wel door toeristen gevoederd.

    We spelen de Spanjaarden kwijt en wandelen rustig verder, helaas nog altijd samen met Lamin. De vegetatie in het park is merkwaardig : hoge kokospalmen wedijveren met baobabs en kapok bomen. De rand van Bijilo raakt de oceaan: speciaal zicht op de blauwe zee tussen de majestueuze palmen.

    Bijilo park = een apenpark! Alleen vraag je je af wie er de echte apen zijn.

    Strandjogging.

    Zes uur ‘s avonds: Evelien en ik joggen op het strand, 7 km in totaal. Wel een ervaring: om te beginnen ontmoeten we Kasper van een paar dagen geleden. Die loopt een eindje met ons mee.

    Dan komen we aan een strandje waar tientallen en tientallen zwarte mensen voetballen (mini-voetbal?) of pootje baden of stoeien in zee. Hier en daar is iemand bezig met power training met autobanden. Één van de voetballers verlaat prompt het spel en loopt een eindje met ons mee, een bumster-jogger! Hij heeft een strandbar waar sapjes worden verkocht. Daar aangekomen verlaat hij ons weer, niet na een hartelijke en nat-bezwete knuffel aan mij en vooral aan Evelien en een uitnodiging om morgen zijn sapjes te komen proeven.

    Vanavond oudejaarsavond diner: spaghetti met Boni-tomatensaus van Colruyt en champignons uit blik. Hmm … 🤣

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.