Noto Antica of het barokke Noto?

1693: een verschrikkelijke aardbeving, resultaat van het schuiven van de Afrikaanse aardplaat onder de Europese, veegt het stadje Noto, in Sicilië, totaal van de kaart. De overlevenden bouwen een nieuwe stad, 10 km verderop, in de stijl van die tijd: barok!

2016: we gaan op zoek naar Noto Antica, de ruïnes van de vroegere stad. En dat op zoek gaan moet je bijna letterlijk nemen. De Tomtom stuurt ons langs een onooglijk bergwegje. Geen wegwijzers gezien. Voorlopig een ruw betonnen weg, één kleine auto breed. En steil bergop met verschillende haarspeldbochten. En het wordt nog erger: de weg gaat op en neer door zeer dicht bos, nee bijna door struikgewas. Twijgen, takken en riet zwiepen tegen de auto. We moeten zelfs tot twee maal toe een, weliswaar klein, riviertje doorrijden. ’t Lijken wel Afrikaanse toestanden maar zonder 4 x 4.

Road to Noto Antica

Dan gaat de betonweg over in grote arduinen plaveien. Alsof we over een oude Romeinse Heirweg hobbelen. En stijgen maar. Tot er alleen nog een grintweg vol putten en kuilen steil bergop over is. We stoppen. Bewonderen het prachtige diep ingesneden berglandschap en de grote verscheidenheid aan bloemen, struiken en planten. En beslissen van terug te keren. Net op dat moment komt een mountainbike-Siciliaan de bergweg af gestoven. Hij stopt in een stofwolkje van knarsend grint. Of dit de weg naar Noto Antica is, vragen we. “Si”, maar dan wel de aloude weg, alleen nog te gebruiken door mountainbikers, wandelaars en ezels. Noto is verwoest door een aardbeving in 1793 – hij zit er honderd jaar naast. In het Engels legt hij ons verder uit dat we best terugkeren en langs de andere kant van  de berg moeten rijden; dat Noto Antica “very nice” is; dat hij een keer in België is geweest voor de grote prijs formule één in Spa-Francorchamps. Vriendelijke jongen.

In drie tijden keren we op het smalle bergpad en … rijden terug. Een paar kilometer verder, opnieuw op de grote weg, rijden we de mountainbiker voorbij, zwaaiend door het open venster en “arrivederci” schreeuwend.
Inderdaad, langs de andere kant staat Noto Antica goed aangeduid en is de weg veel beter.

Noto Antica

Onder een azuurblauwe hemel met hier en daar een doorzichtig wolkenpluimpje bezoeken we de ruïnes van het vroegere Noto: Noto Antica. Veel is er niet van over gebleven: stukken van stadsmuren en een stadspoort, een donjon van een kasteel, veel puin en stenen. De natuur heeft hier duidelijk overgenomen. Resultaat: veel bloemen, vlinders en hagedissen, geur van kruiden, vooral wilde salie … kortom, een prachtige wandeling. Noto Antica ligt op een bergkam, omringd door de Alveria-rivier die diepe kloven heeft uitgesleten. Je kan tot beneden wandelen, maar – hoe graag we dat ook zouden willen – we hebben geen water of proviand bij. En eigenlijk ook niet genoeg tijd als we nog het andere Noto willen zien!

Barok is niet onze favoriete kunststijl. Te druk, te overladen is ons (voor?)oordeel. Maar we moeten toegeven: het barokke Noto heeft iets statigs en toch gezellig, groots en toch op mensenmaat. We parkeren vlot aan het parkje, net voor de Porta Reale, triomfboog uit de 19de eeuw. Op de poort een standbeeld van ??? een pelikaan? “Maar dan wel één met klauwen en zonder zwemvliezen”, merkt B. op. En in het parkje, zowaar een jacaranda-boom (typisch in Zuid-Afrika!) in paarse bloei!

Porto Reale Pelican

De triomfboog is tevens het begin van de Vittorio Emmanuel III Corso, een kaarsrechte verkeersvrije straat met drie prachtige pleinen.

  1. Eerste plein: de piazza Immacolata. Indrukwekkende trap aan de voorkant van de San Francesco kerk.
  2. Tweede plein: piazza Municipio. Duidelijk het leukste van de drie pleinen met het Palazzo Ducrecio en de San Nicolo kathedraal en het terras van de Pinguino bar. Heerlijke pizza Siciliano met een bicchiere vino rosso! Maar ga er niet naar toilet: unisex en één besch… pot zonder bril.
  3. De piazza XVI Maggio (van de 16de mei) met nog een paar kerken en een Teatro maar duidelijk het minst mooie van de drie pleinen.

Noto

Evenwijdig met deze straat: de via Cavour. Elke stad in Italië heeft wel een via Cavour. Cavour was de eerste minister die de éénmaking van Italië in de 19de eeuw hielp bewerkstelligen. Nog even het Palazzo Nicolaci binnen wippen. Statige kamers met hoge plafonds en vanop een terras: zicht op het uiterste zuidoostelijke punt van Sicilïe. Dan terug naar de auto, niet zonder een spremuta, een sinaasappelsapje, van een straatventer. En ook nog een zakje pistachenoten kopen! Dat is hier een lokale specialiteit.

Vier uur inmiddels. Terug naar “huis”? Nee, nog “even” naar het zuiden: naar Marzamemi  een oud vissersdorpje van Arabische oorsprong. Heel pittoresk met kleine vissershuisjes, de meeste zijn omgebouwd tot restaurantje of bar. Blijkbaar nog altijd en van oudsher bekend voor de visserij op blauwe vin tonijn. Op dit uur van de dag zijn er alleen maar (weinig) toeristen. Maar ’t is er wel leuk uitrusten van een vermoeiende en overvolle dag.

Marzamemi

En nu terug naar onze Masseria … la cena en … uitrusten.

Masseria della Volpe.

Met het vliegtuig reizen is niet leuk, ook niet naar Sicilië. Vroeg opstaan (5u30), sleuren met valiezen, wachten, aanschuiven. Hoewel, gezien de omstandigheden – bijna 2 maanden na de aanslagen – valt het nogal mee op Zaventem. Het heeft 2 uur gekost vanaf parking P2 tot aan de “gate”. Maar eerlijkheidshalve: per vergissing hebben we tickets geboekt zonder bagage. Dat wordt dus extra aanschuiven en betalen voor onze reiskoffers.

In de luchthaven van Catania vinden we vlot “Sicily by car”, waar we ons Citroënneke C1 ophalen. Je moet hier op Sicilië met zijn oude middeleeuwse stadjes en bochtige straatjes niet met een “grote bak” aankomen. Geen druk verkeer overigens op de snelweg van Catania naar het zuiden. Bijna eentonig ware het niet dat de middenberm en zijkanten vol staan met rode, roze en witte oleanders afgewisseld door brem in bloei. Zelfs hier en daar een bloedrode of paarse hibiscus. Prachtig onder een stralende zon maar wel met een strakke wind. We passeren de havenstad Augusta (bootvluchtelingen!) en Syracusa. Daarna hebben we de snelweg bijna helemaal voor ons alleen. Afslag naar Noto voorbij rijden en … dan stopt de snelweg bij Rosolini in het midden van niks. Klein baantje en gelukkig: een wegwijzer naar Masseria della Volpe, ons verblijf voor 4 nachten.

Bijna 2 uur ’s namiddags is het wanneer we inchecken. Een man achter de receptie vraagt ons in het Engels of wij “Belgisch” spreken. “Nee”, leggen we uit, “een deel van de Belgen spreekt Frans, een ander deel Nederlands, “Dutch”. “Oh, ik wist niet dat Belgen ook Deutsch spreken”, zegt de man. Laat maar .. te ingewikkeld om uit te leggen.

Masseria della Volpe

Prachtige plek, die Masseria della Volpe: een design-verbouwde boerderij (een masseria) op de top van een helling en omringd door olijfgaarden en sinaasappelbomen. En “carob trees”, Nederlandse vertaling: Johannesbroodbomen. De zaden ervan, de “carobs” zijn zo onderling gelijk in gewicht dat ze vroeger gebruikt werden om het gewicht van diamanten te bepalen: carob = karaat! Hier en daar staan kleine metalen silhouetten van vossen (volpe = vos in het Italiaans) in bloemenweiden met klaprozen, korenbloemen en nog veel meer gele en oranje bloemen waarvan we de namen niet kennen.

Lunch aan het zwembad: Siciliaanse charcuterie-schotel met een plastic-glas Prosecco! Plastic? Die harde wind, weet je wel. Daarna een wandelingetje in het domein. Genieten van weidse vergezichten over de Noto-vallei. Languit uitrusten in een Indonesische sofa of in een koloniale stoel vanop het panoramische uitzichtpunt. Of in een “Fatboy” langs het wandelpad. Of met tweëen in een hangmat …

Terras Masseria della Volpe

Wat een luie halve dag!

Afsluiten met een excellent dineetje in het Codarosso (rode staart) restaurant: de “catch of the day” … een grote dorade voor twee.En overgoten met een “Nozze d’Oro” Sauvignon uit Sicilië.

Sicilië – de boerse kant.

“Italien ohne Sizilien macht gar kein Bild in der Seele: hier ist erst der Schlüssel zu allem.”
Johann Wolfgang von Goethe, Italienische Reise II, 13. April 1787

Is Sicilië zoals Toscane? Of lijkt het op Umbrië? Of is het eiland eerder zoals de streek rond Rome, of Napels? Of is Sicilië eigenlijk Italië in het klein? En hoe zit dat nu met de Maffia (twee “ff-en” in het Nederlands)? Zie je d’er sporen van? Zijn er daar echt chiarchari, spleten en kloven in de rotsen waar slachtoffers in gedumpt worden? En is de zomer er echt een gesel Gods, dat wil zeggen “bloedheet”? En de Etna: hoe actief is die echt? Of actueler: wordt het straatbeeld in Catania, de 2de grootste stad van Sicilië, nu werkelijk bepaald door bootvluchtelingen (Nederlands Reformatorisch Dagblad, 23/04/2015)? Heeft de Maffia echt de oorlog verklaard aan vluchtelingen op Sicilië (Het Laatste Nieuws, 24/04/2016)? En is de zomerroute via Libië naar Sicilië weer open (De Standaard, 02/04/2016)?

Vragen vragen, vragen … In ’t beste geval vinden we misschien een paar (deel-)antwoorden. Of, wie weet, … de sleutel waar Goethe over spreekt. Op dus naar Sicilië!

Fles olijfolie van SiciliëMaar wat doe je op een kleine twee weken tijd? Eerste besef: te weinig tijd om het hele eiland van bijna 26.000 km2 (België 30.500 km2) te verkennen. Dus beperken tot het oosten van Sicilië, de ruime streek rond Catania, Catania met een rechtstreekse vliegtuigverbinding met Zaventem. Volgens de groene Michelin gids is het oosten het ruwere, meer primitieve of “boertige” deel van Sicilië, in tegenstelling tot het geraffineerdere westen met de “hoofdstad” Palermo. Hier in het oosten woonden 2.000 jaar geleden de Siculiërs, de eerste Italianen op het eiland, terwijl de Sicaniërs in het westen van oorsprong Spaans waren. Inmiddels en na eeuwen overheersing door de Grieken, Romeinen, Arabieren, Noormannen/Normandiërs, Duitsers en Spanjaarden, zullen die wel al flink gemixt zijn.


Trouw aan het principe van “viaggio lento” – traag reizen – dat is toch ons voornemen, hebben we slechts twee verblijfplaatsen uitgekozen met de bedoeling van daaruit in halve stervorm te “werken”. Of halve cirkel dus, want af en toe kom je natuurlijk de Middellandse zee tegen.

  1. Masseria Della Volpe, in het zuid-oosten van het eiland, dicht bij het barokke stadje Noto. Klik hier.
  2. Tenuta Madonnina in Castiglione di Sicilia, aan de noordelijke voet van de Etna. Dat wordt “self-catering”.

Op onze “to-do” lijst, van zuid naar noord:

  • De cluster van barokke steden en stadjes: Syracusa, Noto, Modica, Sicli en Ragusa. Alle vijf behoren ze tot het UNESCO werelderfgoed.
  • Pantalica, 35 km ten noorden van Syracuse: een necropolis van 5.000 graven, uitgehouwen in loodrechte rotswanden.
  • Een paar natuurgebieden in het zuiden, zoals de Cava Grande del Cassibile en/of de Oasi Faunistica di Vendicari.
  • Catania – ook weer werelderfgoed – met de ochtendlijke vismarkt.
  • Taormina.
  • De Etna en het natuurpark er rond.
  • Parco naturale dei Nebrodi.
  • Messina?

Tweede besef: we gaan moeten doseren en selecteren! Wordt vervolgd …

P.S. Deze blog heeft niet de ambitie om beter te doen dan Goethe’s Sicilië reisverhaal van bijna 250 jaar geleden, maar is hopelijk wel moderner.

Vlag Sicilië

De eigenzinnnige Siciliaanse vlag toont een triskelion of trinacria op een geel (kleur van Palermo)-rode (kleur van Corleone) achtergrond. Verwijzing naar de drie hoeken van Sicilië? Hoe je de vlag ook draait, nooit knielen alle benen. Het hoofd met korenaren en vleugels houdt dan weer verband met Medusa en de Griekse mythologie.

Krka Nationaal Park.

Iets na negen uur ’s ochtends staan we reeds in Skradin aan de ticket balie van het Krka nationaal park. “Where are you from?” vraagt de “ticket-meneer”. “From Belgium. And are you from Croatia?” Zo krijg je zelfs van een Kroaat een lach! Van aan het ticket-gebouw kan je langs de oever / het meer van de Krka-rivier naar de ingang van het park wandelen. Maar wij nemen de boot (inbegrepen in de toegangsprijs): vertrek om 10 uur, dus nog tijd voor een kava (koffie).

Skradinski Buk.

De hemel is bewolkt op deze 4de september. En inderdaad: tijdens de boottocht over het grote meer, druppelt het al … tot grote teleurstelling en frustratie van een Hollands meisje dat tegen haar vriend begint te zeuren over het slechte weer en dat ze daarvoor toch niet de polders ontvlucht zijn. Nog maar net zijn we in het park of er barst een ware plensbui los! Tijd dus voor een tweede kava en beschutting tegen de regen. Maar na een kwartiertje breekt een stralende zon alweer door de wolken en zien we … Skradinski Buk, een geheel van stroomversnellingen en watervallen over een lengte van zo’n 800 meter.

Waterval Skradinski Buk stort in het meer.

Net zoals in Plitvice: blauwgroene meertjes, glashelder water, mos, forellen, travertijn-rotsen. Alleen: minder volk, veel bredere paden, hier en daar rustbankjes, resten van oude watermolens … Kortom: wat ons betreft veel leuker dan Plitivice! Het wandelpad brengt ons in een lus langs beide zijden van de Krka-rivier. Alles samen een wandeling van ongeveer een uur, opnieuw onder een stralende zon.

Waterval tussen bomen en blauwgroen water.

Reeks opeenvolgende watervallen.

Terug aan het begin van de watervallen heb je opnieuw de keuze: boot naar Skradin of te voet. Wij kiezen voor de ongeveer 4 km lange wandeling terug langs de rand van het meer. Het pad ligt afwisselend in de schaduw en de zon en biedt prachtige “foto-ops” van het meer en de vallei … Beter dan vanop de boot.

Huis naast waterval.

Blauw meer met rechts bergwand.

Roski Slap.

Skradin zelf is ook een bezoekje waard met zijn kleine steegjes, middeleeuws aandoend pleintje, winkeltjes, bars ….

Na een vers geperst fruitsap (voor B.) en een halve liter Karlovacki (lokaal pilsbier – voor mij) rijden we zo’n 17 km verder door een onbewoond, groen berglandschap naar Roski Slap, nog steeds een deel van het nationaal park. Een werknemer van het nationaal park in lichtblauwe polo – hij ziet er een beetje uit als Novak Djokovic, de tennisser … maar dat is een Serviër – geeft ons een plannetje en wat uitleg bij de wandelingen die je hier kan doen. De watervalletjes zijn hier veel kleiner en het is er ook nog veel rustiger dan aan de Skadrinski Buk watervallen. Een 517 treden klim naar een grottenstelsel laten we voor wat het is want … we raken stilaan uitgeteld. We kiezen voor een korte en grotendeels vlakke wandeling van zo’n twintig minuten.

Boogbrug over meer.

Meer tussen rotswanden.

Terug aan de auto, zien we Djokovic nog altijd druk in de weer met uitleg geven. Hij merkt niet dat er plots een briefje van tien kuna uit zijn zak valt. Als we hem dat teruggeven is hij zeer verbaasd, weigert het eerst want denkt dat het niet van hem is of dat we hem een fooi willen geven (Kroaten nemen geen foorien aan!), maar uiteindelijk als hij beseft dat het uit zijn eigen zak komt, neemt hij het ten slotte toch aan. Lachend! Opnieuw een Kroatische lach!

Terug naar “huis” dan maar. Opvallend hier in deze streek tussen Skradin en de A1 autosnelweg: nog veel stukgeschoten en verlaten huizen. En plots zien we een groot plateau met dode bomen. De kruinen zijn verdwenen: alleen boomstompen staan nog recht. Wat een verwoesting. En dan zien we de borden waarvan sprake in mijn blogpost van 22 augustus: “Ne Prilazite”, “Niet betreden”. Mijnen. Dus toch nog …

Wit waarschuwingsbord voor landmijnen.

Op de snelweg rijden we een onweer tegemoet. Een reusachtige zwarte wolk met twee verdiepingen tekent zich af tegen de horizon. Even denken we daaraan te zullen ontsnappen maar tevergeefs: donder, bliksem en een striemend en kletterend regengordijn waardoor je geen vijftig meter ver meer ziet. Dat zorgt er alleszins voor dat we niet indommelen achter het stuur. En hoewel we het onweer na een kwartiertje achter ons laten, blijft alles de hele verdere avond vochtig en klam. “Big time” opnieuw voor de muggen waarvan we hier al voortdurend last hebben gehad (B. vooral).

Helaas, morgen terug naar huis. Misschien nog een klein omwegje naar Trogir, middeleeuws stadje dicht bij de luchthaven van Split.

Wat we hebben geleerd over Kroatië / Dalmatië:

  • Kroaten lijken wat stuurs en gesloten maar eigenlijk vallen ze best mee
  • Nooit hebben we ons hier onveilig gevoeld: dikwijls nonchalant lieten we camera of handtas op terrastafeltje of -stoel rondslingeren zonder enig probleem
  • Kroatië is goedkoop (1 Euro voor een espresso) en blijkbaar ook een “bestemming voor een jeugdig publiek”
  • Dalmatië is een aanrader voor de waterratten, zonnekloppers en strandliggers maar natuurschoon en kultuur zijn zeker de moeite om te ontdekken!

Trogir

De lucht is grijs en grauw. Het regent. Lage wolken trekken over. Op de temperatuur na zou het september in Vlaanderen kunnen zijn. De hele verdere 140 km tot Trogir blijft het regenen … Tot we Trogir binnen rijden. Mirakel: de zon breekt door de wolken.

Loggia en klokkentoren van Trogir.

Trogir is bijna een heruitgave van Šbenik. Even Italiaans, met even kleine en bochtige straatjes en een kerk in dezelfde stijl als de kathedraal van Šibenik. Met een kade en stadsmuren en verdedigingstoren. Alleen is Trogir vlak en niet tegen een helling gebouwd. Nog een laatste espresso en dan naar de luchthaven van Split. Maar op de valreep worden we gestopt door de Kroatische politie voor een routine-controle van papieren. Alles in orde.

En tot slot is de overrompeling en drukte op “Split-airport” nog erger dan bij aankomst. Aan alle zeven “gates” zijn alle stoeltjes bezet, zitten mensen op de vloer of drummen rond. Op alle trappen zitten mensen. Rijen aan de toiletten, rijen aan elk van de twee bars met drank en broodjes, rijen aan .. alles en overal. Zelfs B. gaat er uiteindelijk van op de vloer zitten!

Split: een luchthaven om te mijden!

P.S. In 2019 is de luchthaven van Split uitgebreid en gemoderniseerd. De vroegere problemen zijn naar verluid verleden tijd.

Kroatië – epiloog.

Als afsluiter van de reis: een kaartje met aanduiding van de bezochte plaatsen.

Šibenik.

Šibenik ligt halfweg tussen Zadar en Split. Zo’n half uurtje “bollen” vanuit Zadar. Parkeren doen we – na een klein rondje oude stad – op de grote betaalparking aan de aanlegsteiger van de veerboten. In de stad zelf is geen plekje vrij: er wordt op zijn Italiaans geparkeerd, dat wil zeggen, overal waar er plaats is en overal waar er geen plaats is!

Šibenik doet trouwens zeer Italiaans aan (eeuwenlange Venetiaanse invloed). Smalle kronkelende straatjes (gezelliger dan de dambordstructuur van Zadar). Pleintjes en gebouwen zo weggerukt uit Toscane. Huizen in verschillende verdiepingen, aanleunend tegen de helling tegenover de baai.

Parel aan de kroon is de Sint-Jacobs kathedraal, Unesco werelderfgoed! Ben zelf geen enthousiaste liefhebber van kerken maar deze ziet er van buiten heel origineel uit, ondanks de combinatie van stijlen. Je betaalt (een peulschil – 10 kuna) om de kerk van binnen te bezichtigen maar je krijgt wel een handige brochure in het Nederlands! Doopvont is een absolute must. En je brochure geeft ook degelijke uitleg over de buitenkant. Alleen spijtig dat de koepel (opnieuw of nog steeds?) wordt gerestaureerd op dit moment. Tijdens de zogenaamde “vaderlandse oorlog” (1991 – 1995) werd de koepel door een granaat getroffen. Een bronzen deur in de noordgevel draagt ook nog steeds de sporen van die oorlog: zeven kogelgaten!

Flaneren in de straatjes van Šibenik moet je doen. En vooral de minder toeristische steegjes nemen …. waar de was nog over de straat te drogen hangt en katten, ineengerold, de dag voorbij slapen. Na een stevige klim bij meer dan 30° C (maar de smalle straatjes zijn koeler) komen we bij het Sint-Michaëlsfort. Tien kuna, minder dan anderhalve Euro, volgens onze reisgids van 2015. Maar we dokken 35 kuna per persoon af! Waarom wordt ons echter al vlug duidelijk: na 2 jaar intense restauratie – met unieke integratie van moderne elementen binnenin, onder andere een amfitheater van 1.077 plaatsen! – is het fort nu opnieuw open voor het publiek. Zowel voor de restauratie als voor het unieke panorama op de stad en de eilandjes in de Adriatische zee, is een bezoek aan het fort een absolute aanrader.

Lunchen doen we op het terras van Gradska Vijecnica, voormalig stadhuis, op het plein tegenover de kathedraal. Aanbevolen: steak tartaar, een lokale specialiteit. En ondertussen een beetje “toeristje kijken” …

Vanavond in de Plodine van Zadar een flesje rosé “suho” (= droog) van Šibenik gekocht … herinnering aan de meest Italiaanse stad van de Dalmatische kust.

Vis

In elk restaurant van Dalmatië staat een selectie vis op het menu. Maar er is nergens, in geen enkele stad of geen enkel dorp een viswinkel te bespeuren! Er wordt hier door lokale vissers zo goed als elke nacht gevist. Die vangst wordt in de vroege morgen aan land gebracht, bij voorbeeld om zes uur aan de kade van de vismarkt van Zadar. Daar wordt de vis al onmiddellijk opgekocht door restaurants of … is al gereserveerd door particulieren die “een visser kennen”. Het weinige wat overblijft – doorgaans mindere kwaliteit – gaat naar de hele grote supermarktketens.

Opgetekend uit de mond van Marino van Zadar.

Geen verse vis dus om zelf klaar te maken, tenzij … we bereid zijn om zes uur aan de visserskade van Zadar te staan. Helaas, onze dagen zitten nu al eivol …