Zon, zee en … rotsen.

Praia da Luz, letterlijk “het strand van Luz”, ligt 2 km ten westen van ons hotel. Om 7u20 ‘s morgens (joggen!) slaapt het dorpje nog. Een paar wandelaars met honden, een collega-jogger, iemand die yoga doet op het strand … meer leven is er niet. Van de nieuw-uitziende witte huizen – duidelijk vakantiewoningen – zijn de meeste luiken nog gesloten. Waarschijnlijk te vroeg op het seizoen en te vroeg op de dag voor toeristen.

Hoe is het weer in de Algarve, begin april? Stralende zon, 17 °C, koude noordwester: voelt aan als 12 °C. En over het westen gesproken, we zijn op weg naar het uiterste zuidwestpunt van Europa: Sagres en Cabo de São Vicente. ‘t Is rustig rijden; een heuvelachtig parcours; de brem begint in bloei te komen.

Vanaf Luz rijden we bijna in rechte lijn tot aan de zee: de Atlantische oceaan bij de “Ponta de Sagres”, vrij vertaald het Sagres-punt. In het indrukwekkende, gerestaureerde fort, de Fortaleza de Sagres, richtte Hendrik de Zeevaarder (Infante Dom Henrique = prins Hendrik) in de 15de eeuw zijn zeevaartschool op. Hier werd mede het karveel uitgevonden en uitgebreid getest. Hier kregen de ontdekkingstochten (Canarische eilanden, Madeira, Azoren, kusten van Afrika …) vorm. Hendrik zelf was – ondanks zijn bijnaam – geen grote reiziger. Wel was hij de initiator en drijvende kracht achter tal van ontdekkingsreizen.

Fortaleza de Sagres

Fortaleza de Sagres

Op het binnenplein staat een oud kerkje op de nog oudere funderingen van de kapel die Henrique ooit liet bouwen. D’er is een 43 meter doorsnede zonnewijzer waarvan helaas de wijzer ontbreekt. Maar het meest spectaculaire zijn de panorama’s van een grillige 50-meter-hoge rotskust. Geboetseerd door het duizenden jaren lange gebeuk van de zee. Onbeschrijflijk woest en mooi: zie foto’s. Vissers balanceren in eigenaardige houdingen op de rand van de afgrond: hun lijn gaat minstens 50 meter diep! Aan de Praia do Tonel dobberen tientallen surfers … wachtend op die ultieme golf. ‘t Lijkt wel Hawaï in Portugal: surfparadijs!

Ponta da Sagres

Fisherman at Ponta da Sagres

Praia to Tonel - Algarve

Een paar kilometer verder ligt Cabo de São Vicente, echt het meest zuidwestelijke punt van Europa – het eerstvolgende land is het Cabo Verde eiland São Vicente. Je hoort hier hetzelfde woeste gebeuk van de zee in en tegen de roodbruine rotsen, hetzelfde lawaai van de wind.

Niet dat het er op dit moment al stikt van de toeristen, maar er is wel behoorlijk wat volk … en dus op deze plek ook handelaars en kraampjes met prullaria. En een hot-dog kraam – Duits – wat in schreeuwerige letters adverteert dat dit de laatste plek is waar je nog een “Bratwurst” kan krijgen vóór Amerika.

Cabo Sao Vicente

Praia do Belice

We rijden terug naar Sagres en stoppen bij nog een pittoreske plek: de Praia do Beliche met ruïne van een Fortaleza. Hier is het zalig van de zon, de zee en de vista’s genieten, lekker beschut tegen de ijzige wind.

Sagres zelf is weinig soeps: geen echt centrum, laat staan historische gebouwen (allemaal verdwenen na een gigantische aardbeving in 1755). Maar we lunchen in een leuke, alternatieve en Moors geïnspireerde bisto/bar: Dromedário. En rijden dan terug naar het oosten voor een korte rust in ons hotel.

Dromedario - Sagres

Lagos ligt maar 6 km van Vila Valverde in Luz. Lagos niet bezoeken zou dus onvergeeflijk zijn. Temeer daar het zich beroept op één van de top toeristische attracties van de Algarve: de Ponte da Piedade! Extreem grillige rotsformaties langs de kust – foto’s staan op elke toeristische flyer over de Algarve. En inderdaad: de aanblik van de geel-rode geërodeerde rotsen met de groen-blauwe zee in avondlicht is betoverend. Opnieuw: een beeld zegt meer dan 1.000 woorden.

Ponte da Piedade - Lagos, Algarve

Via een trap uitgehouwen in de rotsen daal je af tot zeeniveau. Hier kan je met een bootje langs, onder en door de rotsbogen en grotten varen. Een bootsman raadt ons aan om het te proberen want “… nu is de zee nog kalm; morgen ??? … zwaar weer op komst”. Maar ‘t is al laat en we zouden dineren in restaurant “O Camilo” aan het strand met de gelijknamige naam, dicht bij de Ponte da Piedade. Een vis-restaurant met prachtig uitzicht over zee en rotsen. Helaas … geen plaats meer … ook niet voor morgenavond. Dan maar naar het centrum van Lagos en “op goed geluk” een restaurant zoeken. Ons karma zit inderdaad goed: Don Sebastião is een typisch Portugees restaurant en … er is plaats vrij. Lekkere zeebaars met gegrilde groenten gegeten en … de Vinho Verde was spin-vrij!

April in Portugal.

I found my April dream in Portugal with you
When we discovered romance, like I never knew. 
Begin van het liedje “April in Portugal”
Oorspronkelijke versie: “Coimbra” van Raul Ferrão, 1947 

Het moest er uiteindelijk eens van komen, na meerdere Portugal-reizen en een lyrische belofte in 2016 om terug te keren: de Algarve! غرب الأندلس, Gharb Al-Andalus – ten westen van Andalusië – of kortweg Al-Gharb, zo noemden de Moren de meest zuidelijke streek van Portugal. De naam is blijven plakken, de Moren niet …

De Algarve dus: na Lissabon de meest toeristische streek van Portugal met meer dan 3 miljoen buitenlandse bezoekers per jaar, waarvan ruim 1 miljoen Britten. Bovendien is het aantal toeristen er op 10 jaar tijd verdrievoudigd.  Kunnen we die massa’s vermijden? Maar vooral: slagen we er in de meeste bezienswaardigheden – van west naar oost: Sagres, Lagos, Monchique, Silves, Loulé, Faro, Olhão, Ria Formosa Natural Park, Fuseta, Santa Luzia, Tavira, Cacela Velha – in 8 dagen af te werken EN het toch nog rustig aan te doen?

Op onze eerste dag – 3 april – kunnen we alvast één stadje afvinken: Loulé!
Deze ochtend de “red-eye flight” (om 4 uur opstaan!) van Zaventem naar Faro genomen. Zonder problemen, ondanks het onheilspellende bericht in de avondkrant van gisteren: “Het conflict bij luchtverkeersleider Skeyes, het vroegere Belgocontrol, is nog steeds niet opgelost”. In Faro, half uurtje bij Herz aangeschoven om onze huurauto – een Dacia – op te pikken. En dan – 10u20 lokale tijd – op weg!

Loulé ligt maar 14 km van Faro. Het oude centrum met zijn smalle, Arabisch aandoende straatjes met witte huisjes en straatbogen, is volledig omsingeld door de moderne stad met flatgebouwen van een tiental verdiepingen hoog. De toeristische attractie is een overdekte markthal uit het begin van de 20ste eeuw. Verse vis, groenten, brood, gebak, kleding, lederwaren … zowat alles wordt er verkocht. Kleurrijk maar wel kraaknet. Wat een verschil met markten in exotische landen. We eten een filhó uit het vuistje: een soort dunne, gesuikerde bladerdeeg van 20 bij 30 cm. In één van de lokaaltjes aan de zijkant van de markt bestellen we in “bean17” twee espresso’s in het nederlands. Je kan er “Dutch apple pie” eten: de mevrouw achter de toog is Nederlandse. Geen Hollandse appeltaart voor mij maar een Pastel de Nata – roomtaartje – met veel kaneel zoals de Portugezen graag eten. Als je om 11u30 al meer dan 7 uur wakker bent, kan je wel een gebakje verdragen.

Loulé Market

Eating Filho in Loulé

Louche.

Even verder wordt Betty aangesproken door een  Portugees … louche? Helemaal niet: de pesoon ziet er niet armoedig uit. In het Engels legt hij uit dat hij met zijn auto op weg is naar Porto maar zonder benzine is gevallen en … geen geld bij heeft. Maar Betty “kan” hem niet helpen. We stappen de Ermida de Nossa Senhora da Conceição binnen: een klein kerkje met muren vol azulejo’s. Een andere, haveloze Portugees met gescheurde rugzak is ons gevolgd, struikelt over de trappen en gooit in zijn val de helft van een tafel met godsdienstige literatuur op de grond. Dat is letterlijk de kerk binnen stuiken … in de armen van God gooien? Hij put zich uit in verontschuldigingen. Louche? In elk geval, de mevrouw achter de tafel kan er niet mee lachen. Maar in het huis van God vloek je niet … tenzij inwendig

Ermida de Nossa Senhora da Conceição

De overblijfselen van het kasteel van Loulé – twee vierkante hoektorens en een kantelenmuur – liggen tussen oude huizen geprangd. Mooi gerestaureerd. Er is een klein maar leuk paleontologisch museum binnenin en je kan één van de torens en de kantelen “beklimmen”. Alles voor de juiste prijs van 1,62 € geen cent meer of minder. Behalve voor gepensioneerden: die mogen gratis binnen!

Tijd voor een mediterane lunch in het uitstekende restaurant “med”. Daarna is het stilaan tijd om richting westkust te rijden; naar Luz (uit te spreken als “louche”), naar hotel Vila Valverde, onze verblijfplaats voor drie nachten. Maar niet zonder te passeren langs en te stoppen bij de Santuário de Nossa Senhora da Piedade, een modernistische, ronde kerk op een heuvel. Mooi zicht op Loulé en de omringende groene heuvels.

Santuário de Nossa Senhora da Piedade

Luz ligt maar een kleine 80 km van Loulé = klein uurtje bollen langs een helemaal niet drukke snelweg met electronische tolbetaling. Je kenteken wordt automatisch geregistreerd en – ofwel hebt je in de auto een chip die automatisch factureert aan je kredietkaart – ofwel betaal je als auto-eigenaar achteraf in het postkantoor. Geen gedoe voor ons: optie één hebben we genomen = zonder zorgen, oponthoud of zelfs maar vertragen passeren we langs de tolbrugjes die … boven de weg hangen.

15u30: aankomst in Luz, hotel Vila Valverde. Genieten van het landschap – prachtig zicht vanuit onze kamer – en … rusten. Mooie eerste dag. Benieuwd hoe de Atlantische kust er uit ziet.

Spin.

Gebeurtenissen nopen mij tot een late update bij deze blogpost. Deze avond lekker maar niet zo veel, gegeten in hotel Vila Verde. Gerookte zalm als voorgerecht, zeebaars als hoofdgerecht, het geheel overgoten met een Algarve wit wijntje. Lekker tot … ik plots, bij het bijna-einde van de fles een – wat ik denk – “fond” is, in mijn glas vind. Even nader bekijken … HELL!!! … een dooie spin in mijn glas!?! Kelner er bij gehaald. Die kijkt verbaasd naar het 6 meter hoge plafond en legt uit dat de spin waarschijnlijk van boven in mijn glas is gezakt. Kan natuurlijk niet: die dooie spin zat al heel de tijd in onze fles Algarve wijn … Vervelend, voor ons en voor de kelner. Mijn glas wordt door de kelner weg gekieperd. Hij schenkt een laatste geutje Algarve spinnenwijn in. Een “hoger geplaatst persoon” put zich uit in verontschuldigingen (heb ik dat nog al niet geschreven vandaag?) en bied ons uiteindelijk als compensatie twee glaasjes porto aan. Met dank aangenomen maar Algarve-wijn met een spinnetje drinken wij niet meer …

Spider in wine in Valverde, Portugal

De echte Beira?

Laten we vandaag de kleine dorpjes uit de streek verkennen. Die niet op de platgetreden paden liggen. Die waar weinig of geen toeristen komen. En die het niet tot in de toeristische folders of gidsen schoppen. Het echte Portugal, de echte Beira?

Vila Pouca da Beira.

Dat is er zo één: Vila Pouca. Alhoewel dit dorp toch een voor ons bekende inwoner had: de Nederlandse schrijver Gerrit Komrij heeft hier lange tijd gewoond. Hij schreef zelfs columns voor NRC Handelsblad over het leven in dit dorp; columns later gebundeld tot het boek “Villa Pouca“. Een grote azulejo in het midden van het dorp beeldt de verschillende bezienswaardigheden uit, waaronder de “Casa do Escrito Holandês”.

De oude kloosterruïne uit Komrij’s boek werd toen al verbouwd tot hotel; nu is het een grote, luxe-poussada van waaruit je een weids uitzicht heb op de vallei en omringende bergen. Maar zo rustig en stil …  Nog geen tiental auto’s op de parking.

Vrouwtjes lopen in het zwart maar lachen en begroeten ons met een “bom dìa”. Mannen salueren vanuit de weinige voorbijrijdende auto’s. D’er is een overblijfsel van een Romeinse heirweg in het dorp. Kleine, kronkelende straatjes, veel planten en bloemen, overal staan kleine barbecue-stelletjes aan de deur, hier zelfs een oude soort bak om de was in te doen.

Villa Pouca da Beira: straathoek met oude wasbak en bloemen.

Wel veel leeg staande huizen maar ook zeer statige woningen. En één winkeltje, piepklein en wat tevens een “kunstatelier” is. Drie vrouwtjes vullen de hele benedenruimte. Doet me denken aan het Portugese gezegde “vrouwen zijn als sardienen: hoe kleiner hoe beter“! Hoe dan ook, één van de drie is de eigenaar van de winkel, ze spreekt ook nog redelijk goed Engels. Ze jaagt de andere twee dametjes buiten en trekt met ons naar de amper grotere bovenverdieping. Hier is een allegaartje uitgestald van eten, drank, prullaria en zelf gemaakte “kunstwerken”. We komen er buiten met een fles wijn en een minuscuul “kunstwerkje”.

Nog even tot aan de kerk wandelen. En hier is ook één café. Opnieuw een kleine mevrouw achter de toog. Voor ons lijken ze allemaal op elkaar: zelfde formaat en met een schort voor. We bestellen dois café (=twee espresso). Een autootje van de correios (Portugese post) stopt voor de open cafédeur. Postbode deponeert een postzak binnen. Zou je hier je post in het café moeten komen halen? Hier blijken ze bovendien ook pistoleetjes te verkopen. Net wat we voor onze lunch nog nodig hebben. Met enige moeite bestellen we in gebrokkeld Portugees vier van die broodjes. Totale prijs: 2,80 € inclusief onze twee koffies.
Aantal toeristen ontmoet in Vila Pouca: nul komma nul.

Aldeia das Dez

Nog zo’n slaperig en pittoresk dorpje, toch al een ietsje meer toeristisch. Bergdorp in de Beira: grote hoogteverschillen in het dorpje zelf, oude huizen met houten balkons. En stil. En groen. Dus wandelen in het dorp en wandelen daar buiten. Verschillende wandelingen zijn – althans in het begin – goed aangeduid. Later wordt het af en toe problematischer. De zon brandt. Sinds gisteren zit de temperatuur ruim boven de 35°. Gelukkig loopt onze wandeling grotendeels door een bos, langs een bergwand met mooie doorkijkjes op de vallei. Volop zoete braambessen langs de kant van de weg. En wilde munt, fel geurend! Plots, op een smal dalend en dicht begroeid pad, zie ik varens bewegen. Niet zo maar eventjes door de wind maar veel en veel varens. Alsof een groot dier ons tegemoet komt. Dat kan niet! Nee, het is een oud vrouwtje met een reusachtige bos varens op haar hoofd. Bijna tot aan haar middel verdwijnt ze onder het groen. Traag komt ze de helling op, ziet ons, zegt “bom dìa” en schuifelt verder. Even hoger op staat haar “huis”, eerder een bouwval gedeeltelijk met golfplaten bijgewerkt. Duidelijk geen electriciteit en in het midden van een bos. Ook dat is de Beira in Portugal.

Aldeia das Dez: oude vrouw met grote bos varens op het hoofd.

Aldeia das Dez= stokoude woning in verval.

Onze meegebrachte lunch, met de café-broodjes van Vila Pouca, eten we aan de schaduwrijke “wasplaats” van Aldeia das Dez, iets lager dan de weg en met zicht op de vallei. Een vrouw met hondje wuift ons toe …

Nog een biertje drinken, of een Ice Tea Caseira (=”van het huis”) op een terrasje – uiteraard weer schaduwrijk en met panorama. Dan trekken we verder …

Fraga da Pena.

De Serra do Açor ligt ten zuid-westen van de Serra do Estrela, zo’n drie kwartier, 30 km van Aldeia das Dez. We rijden naar de Fraga da Pena (waterval), opnieuw door een prachtig berglandschap dat zo goed als verlaten is. Geen auto’s, geen dorpjes … Bossen van kastanjebomen, eiken, vijgebomen, eucalyptusbomen.

In het bergdorpje Benfeita – witte huizen met rode pannendaken – hebben we opnieuw drank nodig. Dus spuitwater drinken op een lommerrijk terras. Pedras spuitwater, met veel zout en mineralen. Betty lijkt uitgedroogd maar komt er langzaam weer door.

Witte huizen van Benfeita op helling.

Fraga da Pena waterval.

De Fraga da Pena waterval is pittoresker en er komt alvast meer water naar beneden dan in de Poço do Inferno (blogpost van 29 augustus 2016). Tijd dus voor nog wat foto’s en dan terug naar “huis”. Vandaag hebben we zo maar eventjes 13 km gestapt bij 35° of meer. Maar niet erg, we kunnen afkoelen bij en in het zwembad.

’s Avonds brengen Juliet en Rob van Orange Olives nog twee vers geplukte vijgen van één van hun vijgebomen. De eerste rijpe van het seizoen. Sympathiek … ze vertellen over hun ambitieuze plannen om hun domein verder te ontwikkelen en te perfectioneren. In elk geval is dit nu reeds de ideale plek voor wie rust zoekt en toch iets wil zien/beleven.

En dit is inderdaad onze laatste dag van deze (te) korte vakantie. Maarrrr…

Beste Portugal,
Wij zeggen u geen vaarwel mijn vriend,
Wij zien elkander weer …
😉

Mata do Buçaco.

Hernieuwde poging vandaag om het bos van Buçaco te bezoeken MET zon. Bij het ontbijt, zoals gewoonlijk op het terras van Casa Verde, is het al duidelijk warmer dan gisteren. Bovendien tekenen de contouren van de bergen zich weer duidelijk af tegen de immer-blauwe hemel. Dus wagen we het er op.

Luso.

Een lieflijk stadje – kuuroord – aan de voet van de Serra do Buçaco, bij stralende zon. Tevens produktieplaats van het meest gedronken mineraalwater van Portugal. De inwoners sjouwen met grote plastic 5-liter containers over straat en vullen de kofferbak van hun auto. Tja, waarom zou je Luso-water in de supermarkt kopen als je het hier gratis aan de bron kunt tappen?

Luso: vrouw tapt bronwater.

Naast de “Termen”, het kuuroord, ligt het vroegere Casino-gebouw, nu museum. Binnenin is ’t een allegaartje van allerlei dingen die al dan niet iets met “kuren” te maken hebben. Maar het gebouw zelf en de zalen – grote theaterruimte met wulpse plafondschildering, bibliotheek – zijn prachtig: Art Nouveau in en van Portugal! Oude gebouwen en moderne architectuur zijn in Luso perfect geïntegreerd. Alles kraaknet, ordelijk, rustig … charmant.

Luso: veranda-gang.

Luso: plafond van theaterzaal van casino.

In het toerismebureau krijgen we een kaartje met de wandelwegen in het Mata de Buçaco. Dat kaartje zal later beter blijken te zijn dan de overvolle en verwarde kaart die je bij de ingang van het bos krijgt.

Mata do Buçaco

Geschiedenis volgens “blue-crane”:

Al van in de 6de eeuw, verbleven er op de berg, in het bos van Buçaco allerlei vreemde individuen: kluizenaars, pelgrims, eremieten en blootvoet-karmelieten. Die laatsten bouwden een klooster, onderhielden het bos en … omcirkelden het al snel door een muur met een beperkt aantal toegangspoorten. We spreken dan over het begin 17de eeuw. Een pauselijke bul uit 1622 verklaarde het gebied “off limits” voor vrouwen: excommunicatie wachtte de dames die het toch waagden. Hadden de monniken zelf gevraagd om niet (meer) door vrouwen te worden lastig gevallen? Of werd de boel wat te liederlijk en moest de kerk ingrijpen? Hoe dan ook, de muur werd gebouwd! En een paar tientallen jaren later bepaalde een nieuwe pauselijke bul dat ook diegenen die bomen vernielden, ge-excommuniceerd werden. De monniken waren immers begonnen om, op hun blote voeten, bomen uit de hele wereld te verzamelen. Maar pech in 1834: alle kloosterorden in Portugal werden afgeschaft. De Mata de Buçaco kwam in handen van de Portugese staat.

Eind 19de eeuw besluit Carlos I, toenmalige koning, een jachtkasteel te bouwen midden in het bos. Oplevering in 1907. Het zal er wel niets mee te maken hebben maar veel genot had Carlos niet van zijn kasteel. Hij en zijn zoon, kroonprins, worden vermoord in 1908 en twee jaar later is Portugal een republiek …

Langs de Portas de Almeias rijden we het bos binnen: 5 € toegangsprijs voor een auto. Gratis te voet! Maar ja: er is geen parking buiten de muur en het bos ligt 2 km – stijgend- van Luso. Heerlijk koel is het onder de bomen. Eerste wegwijzer naar de Fonte Fria, koude bron. Auto parkeren en uitstappen. Leuk paadje langs boomvarens van wel 2 meter hoog, langs een idyllisch meertje. Het water van de bron stroomt in watervalletjes en vijvertjes naar beneden. Aan beide kanten een trap van 144 treden.

Bos van Buçaco.

Fonte Fria: trappen langs watervalletje.

Terug naar de auto: we rijden naar de extravaganza van koning Carlos, nu het Palace hotel do Buçaco. Mooi kan je het niet noemen maar wel intrigerend met zijn overdadige versieringen, tierlantijntjes, torentjes en indrukwekkende azulejo’s. Bovendien ligt het in een oase van groen.

Bruçaco Palce Hotel met toren.

Uitzichtpunt met kruis in Buçaco.

Tijd om verder te wandelen in dit koele bos met zijn 700-plus boomsoorten, een arboretum avant la lettre. De Via Sacra, of kruisweg: sterk stijgend. Elke statie is afgebeeld door levensgrote terracotta beelden in kleine, ontoegankelijke huisjes. Helaas hebben vele beelden de tand des tijds niet doorstaan: hier en daar mist er één een hoofd of arm. Inspanning loont: prachtig panorama boven aan de Cruz Alta. Uitzicht op – helaas – de vele plekken waar bosbranden hebben gewoed.

We wandelen naar de Porta de Coïmbra waar de twee pauselijke bullen in marmeren platen zijn gebeiteld. De juist plek voor onze meegebrachte lunch: rustig, geen toeristen (die zijn hier sowieso schaars), alleen het geluid van een eenzame cicade.

Nog wat ronddolen in het bos en dan “huiswaarts”. Rust aan het zwembad hebben we nu wel verdiend: 11 km gestapt vandaag.

Vizier op Viseu.

Na een stadsbezoek gisteren willen we vandaag weer de natuur opzoeken. We rijden naar Mata do Buçaco, het bos van Buçaco, of althans dat is onze bedoeling. Maar naarmate we meer naar het zuid-zuid-westen, richting Atlantische kust, rijden, komen we dichter bij bewolking …. waar we dan ook plots in belanden. Temperatuur zakt to 16° en alles ziet er veel minder lieflijk uit. We kijken mekaar aan, aarzelen – we zijn inmiddels wel verslaafd aan de zon van Portugal – en kiezen een nieuwe koers: noord-noord-oost, naar het stadje Viseu. Daar schijnt inderdaad de zon, hoera! Gouden raad voor zonnekloppers in Portugal: blijf weg van de Atlantische kust!

Viseu.

Ons stadsbezoek beginnen we op de Praça da Repùblica, uiteraard na een “café”. Viseu lijkt inderdaad zijn reputatie waar te maken van charmant en gezellig stadje, uitgeroepen tot beste stad van Portugal om in te wonen. Veel groen, fonteinen, een oude stadspoort, het plein voor de kathedraal met twee kerken, statige huizen en het Grão Vasco museum.

Viseu: grijze gevel van museum Grão Vasco.

Het museum van de “Grote Vasco” – de Portugese schilder Vasco Fernandes – is gehuisvest in een voormalig, knap en modern gerestaureerd paleis. Grote verzameling schilderijen van de “Portugese primitieven”. Een altaarstuk van 14 schilderijen is hier het pronkstuk. Waarschijnlijk gemaakt door een collectief van schilders onder leiding van een paar “Vlaamse primitieven” en waaraan de nog jonge Vasco Fernandes aan mee werkte. En van ons, Vlamingen, “de stiel leerde” en prompt de schilderschool van Viseu stichtte. Van de drie verdiepingen van het museum is het gelijkvloers voor moderne kunst bestemd. Zou in het Gentse SMAK niet mis staan.

Grão Vasc museum: altaarstuk van 14 grote schilderijen.

Op het plein voor de kathedraal lopen we een journaliste tegen het lijf. Of beter gezegd: zij spreekt ons aan en vraagt waarom we Viseu voor een bezoek hebben uitgekozen. Euh … omdat we er over hebben gelezen en omdat de zon hier altijd schijnt! En wat we speciaal leuk vinden aan Viseu? Euh … de pleintjes, de oude stad, de sfeer. Voortdurend vraag ik me af wat ze ons wil verkopen. Maar nee, ze wil nog een foto van ons beiden en onze namen. Misschien staan onze uitspraken, hoewel niet wereldschokkend, volgend seizoen in een Viseu-publiciteitsfolder.

Kathedraal met groot plein.

Nog wat flaneren door de smalle straatjes van de Juderia – oude jodenwijk. Een immobiliënkantoor in één van de kleine huisjes. Prijs van een gemiddelde woning in deze streek: tussen de 50.000 en 80.000 Euro; van een nieuw gebouwde villa met zwembad: 138.000 Euro! We komen terug bij de Praça da Repùblica. Tijd voor onze lunch, oorspronkelijk bedoeld om in de vrije natuur op te eten. Nu wordt het boterhammetjes in het park op een bankje. En ondertussen wat Portugeesjes kijken.

Bosbrand.

Bij het terugrijden komen we, op een paar kilometer van ons vakantiehuis, in een kleine file van een twintigtal auto’s terecht. En grote zwart-grijze rookwolken tekenen zich af tegen de azuurblauwe lucht. Bosbrand! Ramptoeristen! ’t Lijkt maar een paar kilometer voorbij de afslag naar Casa Verde te zijn. Dus spelen we mee ramptoerist.

Tientallen en tientallen auto’s markeren de plaats van het gebeuren. Twee blus-helicopters tanken water uit een nabijgelegen reservoir en vliegen voortdurend – om de paar minuten – af en aan. Ze scheren amper een paar honderd meter boven onze hoofden. Af en toe krijgen we druppels in de nek. De helicopters omcirkelen de brand. Brandweerwagens komen van alle kanten met loeiende sirenes aangereden. ’t Lijkt wel of er honderden bombeiros (brandweermannen) tegelijk opgewonden naar de rook toe lopen. De helicopters blijven af en aan vliegen. Ze lijken al snel het vuur zo niet te blussen dan toch onder controle te krijgen. We willen hier eigenlijk niet in de weg lopen en keren dus terug. De toegangswegen naar de brandhaard zijn al afgezet. Wat gaat alles hier snel en blijkbaar efficiënt. Toch beangstigend zo’n brand op – in vogelvlucht – misschien 3 kilometer van ons vakantiehuis. Gelukkig zit voor ons de wind goed!

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, grijze rookwolken.

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, brandweerauto.

Oliveira do Hospital: bosbrand 31 augustus 106, blushelicopter in de lucht.

Oliveira do Hospital.

Vanavond, na de inkopen, nog even naar het centrum van Oliveira do Hospital voor een aperitiefje. Op zich is dit stadje geen omweg waard, maar het kerkje met het centrale plein is wel leuk. In “Café Central” wil ik in mijn beste Portugees 2 glazen witte wijn bestellen: dois vinhos branco. De dienster kijkt me niet-begrijpend aan en vraagt dan zoiets als “doisj vinsj brancs”? Ja dat zal het wel zijn. Ze komt terug met twee “kuipen” witte wijn, andermaal samen vermoedelijk een halve fles, voor de spectaculaire prijs van … 1,20 Euro, de twee glazen samen! Over de prijs moet je hier in Portugal niet zeuren. Over de vriendelijke bediening trouwens ook niet!