-
Een verhaal van steen … dolmen en marmer.
30 juli 2024
Een streek leer je niet echt kennen als je er niet gewandeld hebt. Deze morgen stappen we van ons vakantiehuisje, langs grindwegen en -weggetjes tot aan de “grote” baan (+/- 1,7 km).
Dolmen.
Van verkennen gesproken: we komen aan de – amper officieel aangeduide – Antas do Olival da Pêga, dolmens! ”Anta” is de Portugese naam voor een dolmen met één grafkamer. Deze Dolmen werden pas in 1951 ontdekt en in 1990 uitgegraven en vrijgemaakt. De eerste die we bezoeken – midden in een veld met kurk- en steeneiken – is “Anta 2”. Gek dat hier geen enkele toeristische uitbating, noch indicatie is. Twee paarden en een ezel komen aangelopen en willen geaaid worden: ze zien hier niet zo veel (geen?) toeristen blijkbaar.


Antas do Oliva da Pega. Nog moeilijker te vinden is “Anta 1”, aan de overkant van de grindweg, verscholen tussen bomen en struiken. De wielewaal fluit hier een lustig deuntje en we horen bijeneters. Even later ontdekt Evelien de kleurrijke vogeltjes op elektriciteitsdraden; mooi met verrekijker!


Antas do Oliva da Pega. Marmer.
Deze namiddag splitsen we op: de “meisjes” (Lou en Evelien) blijven “thuis”; wij gaan naar Vila Viçosa.
In de buurt van Alandroal – centrum van wijngaardslakken – stoppen we even bij een “standbeeld” van een slak. Op het huis ernaast zijn merkwaardige afbeeldingen van gezichten aangebracht in het pleisterwerk.



Alandroal. Voor het binnenrijden van Vila Viçosa wacht nog een verrassing: gigantische bergen steenafval van marmergroeven! Onvoorstelbaar: honderden meters ver en in alle richtingen stapelen de stukken marmer op. Even zo’n aarden zijwegje inrijden: grote delen van de marmergroeves lijken al lang verlaten: roestige hokken en kranen tussen de marmerbergen. Maar grote trucks op de weg bevestigen de hedendaagse marmer-activiteit.




Marmergroeves, Vila Viçosa Eeuwenlang, vooral van de 13de tot de 19de eeuw, was Vila Viçosa gekend en beroemd omwille van de roze marmer die er werd (en nog altijd wordt!) ontgonnen. Natuurlijk is er een marmer museum in de stad.
Vila Viçosa.
In Alentejo moet je in steden op het centrale plein – meestal “Praça de la República” – parkeren. Doen we nu ook. ‘t Is een lang, rechthoekig plein met aan de ene kant de Igreja de São Bartolomeu en aan de andere kant het onvermijdelijke Castelo, deze keer met twee ronde torens aan de ingangspoort. Binnen de muren van het Castelo is er een tuin, museum, woonhuisjes en straatjes, zelfs een kerk met kerkhof. Alle grafzerken zijn van marmer. Andermaal is op de kantelen van de burcht klimmen “proibido”! Toch even doen – geen levende ziel op straat – uitzicht over de stad, maar Monsaraz is veel beter.



Castelo, Vila Viçosa. Op naar het paleis van de hertogen van Bagança1 aan de “Terreiro do Paço”, een plein dat wat betreft grootte en statigheid kan wedijveren met pleinen in Parijs, Londen of Rome. Alleen … hier is niemand, laat staan een toerist. Uiteraard is het paleis volledig in marmer opgetrokken. De Igreja dos Agostinhos domineert de overkant van het plein. Het paleis is ook binnen te bezoeken: alleen met gids, elke 15 minuten en als je alles wil zien kost je dat 19 € en ongeveer 4 uur. Doen we niet! Bij deze temperatuur verkiezen we een artisanaal biertje in een café/restaurant om de hoek.




Terreiro do Paço, Vila Viçosa Nu nog brood kopen – ongelooflijk lekker brood in Alentejo; hier zijn nog echte bakkers; er is geen Portugees woord voor “broodverbeteraar” – en dan terug naar huis.
Observatório lago Alqueva.
Doordat er zo weinig bewoning is in deze streek en bijna geen nachtelijke verlichting met bovenop zelden bewolking, is dit een Europees “dark sky” gebied.
We hebben afspraak om 22:00 uur met de sterrenwacht van het Alqueva-meer. We zien de melkweg “opkomen” en bewegen, de Grote Beer en de Kleine beer, de poolster (nee die is NIET de helderste ster aan het firmament, verre van zelfs), verschillende sterrenbeelden … Door telescopen bekijken we sterrenwolken en -nevels waar sterren “geboren” worden en waar sterren “sterven”. Alleen is de uitleg in het Engels te snel en vooral veel te technisch. Lou ziet de meeste sterren in haar dromen op de schoot van Evelien. 😂

Wat een lange en vermoeiende dag. Rustdag morgen?
-
Castelos in Alentejo.
29 juli 2024
Om 7 uur is het al 24° C onder een blauwzwarte, dreigende hemel. ‘t Heeft inderdaad een beetje geregend vannacht en blijkbaar erg gewaaid: de grote zwembad-eend is 20 meter verder uit het zwembad geblazen, net zoals de Samson & Marie luchtmatras van Lou. Er staat een stevige maar zwoele wind uit het noorden. Weg de heerlijk-koele 18°C ochtenden.
Alandroal.
Vandaag wordt een “burchten-dag” of “Castelo-dag”. Onze eerste bestemming is Alandroal, wat we gisteren onachtzaam voorbij reden. ‘t Is een klein stadje en de sfeer is wat beklemmend: indrukwekkende kasteelmuren domineren het centrum. Donder rommelt in de verte. De lucht is dreigend donker; af en toe vallen er dikke, warme druppels uit de lucht.




Alandroal. De Castelo is vrij te bezoeken maar de kantelen zijn “off-limits” wegens te smalle en te gevaarlijke trappen. Overigens wordt het kasteel nu gerestaureerd op +/- 12 maanden tijd voor en goeie 600.000 €. David heeft nood aan een “salgado”, zoute snack in de vorm van een worstenbroodje … of twee. Wij stellen ons tevreden met excellente espresso onder een parasol … in de regen. Alandroal is overigens een culinair centrum van wijngaardslakken (niet geproefd).



Alandroal. Terena.
Een volgende Castelo vinden we in Terena, dichter bij Monte de Santa Maria. Maar wat een dorpje is dit: hier belanden we in een andere tijd. Alles lijkt hier oud tot zeer oud, behalve een paar overgebleven lokale inwoners die in blote bast rondlummelen.

Terena. Opnieuw is de Castelo vrij te bezoeken, maar … weinig te zien want je mag andermaal de kantelen niet op. Het pittoreske dorpje daarentegen is een bezoek meer dan waard: witte huisjes, bloemen, smalle kasseistenen straten. We beklimmen de oude klokkentoren en zien het verroeste binnenwerk van de nog steeds werkende klokken en het uurwerk met eenvoudigweg een rotsblok als tegengewicht.








Terena. Op naar onze volgende bestemming aan het meer van Alqueva: Mourão, nog maar een paar kilometer verwijderd van de Spaanse grens.
Mourão.
Opnieuw naar de Castelo? Eerst lunchen! We kiezen de Casa dos Lacerdos op de Praça da República. Hier eten we Gazpacho Alentejano com Cação (Betty en Evelien).Nee, dat heeft niks vandoen met cacao maar alles met de cação-vis. In Portugese Gazpacho zijn de groenten niet gemixt maar zwemmen ze als blokjes rond in water met ijsblokjes. Bovendien worden er hier gezouten en gefrituurde lappen vis bij geserveerd. David en ik kiezen voor Feijoada: een stoofschotel met bonen, laurier, kool, kruiden en allerlei soorten varkensvlees, eigenlijk alle overschot die je in de koelkast nog kan vinden. Eetbaar, maar nu ook weer niet om over naar huis te schrijven.

Feijoada 
Gazpacho Alentejano De Castelo dan. Lijkt indrukwekkend, van buiten gezien dan, want burcht en kerk zijn gesloten tot 14:00 uur! Panorama’s over het meer zijn leuk. Maar de grootste attractie – althans voor Lou – is een grote schommel, dicht bij de rand van het ravijn.



Mourão Nog even tot aan de rand van het meer rijden/ stappen … ook niet speciaal. “Ons” zwembad is leuker. Allen daarheen nu, want de donkere wolken zijn verdwenen! De zon en de blauwe luchten zijn opnieuw van de partij. Joepie!
-
Met de handpan in Elvas.
28 juli 2024
Onze eerste “lange” uitstap in de Alentejo: naar de stad Elvas, UNESCO werelderfgoed, een dik uur rijden vanaf ons vakantiehuis (+/- 70 km). De weg er naartoe is helemaal niet eentonig: geen snelweg maar lokale wegen, geen verkeer (=bijna letterlijk te nemen), weinig huizen, een landschap dat aan Afrika doet denken (vervang de acacia’s door kurkeiken) of soms – met de gele stoppelvelden – aan Toscane. De streek is net zoals de weg: verlaten! Boerderijen en dorpjes liggen ver van elkaar. We passeren Alandroal, met burcht en de ruïnes van het kasteel van Juromenha (wordt nu gerestaureerd).




Alentejo. Zwart varken.
Af en toe rijden we langs kilometerslange domeinen waar zwarte varkens half wild rondlopen. Dit zijn de beroemde “porcos pretos”, volgens de lokale overlevering een kruising tussen de “gewone” varkens en wilde everzwijnen. Net zoals de Jamón Iberico in Spanje zou de hesp ervan een lekkernij zijn. Moeten we dringend uitproberen.

Porcos Pretos, Alentejo. Langsheen de weg wordt de nieuwe controversiële Hoge Snelheid Trein-lijn van Lissabon naar Madrid gebouwd.
Elvas.
We parkeren net buiten de stadsmuren: Elvas ligt geprangd tussen eeuwenoude vestingmuren in stervorm. Een gepensioneerde Portugees lijkt op de parking de auto’s te bewaken. Moet ik hem betalen? Hij spreekt nog minder Engels dan ik Portugees maar wrijft duim en wijsvinger tegen elkaar: het internationale “geld-gebaar”. Hoeveel? Een Portugese mevrouw die wel Engels spreekt schiet te hulp: gangbaar tarief is 20 eurocent. Met mijn ene Euro is hij blij voor vijf!




Elvas. In Elvas herkennen we al meer de typische Portugese steden: veel statige monumenten en kerken, maar ook dito kleine straatjes en witte huisjes. Alleen valt het op: hier zijn extreem weinig toeristen. De omwalling is indrukwekkend. Vanaf het kasteel krijg je een prachtig zicht over de stad EN de omringende heuvels met burchten op de top. Wel betaal je 3 € per persoon, kinderen gratis, gepensioneerden halve prijs om de burchtruïne te bezoeken – Monsaraz was gratis en even spectaculair! “Money well spent” laat Evelien zich sarcastisch maar luidkeels ontvallen.






Elvas. Pedras do Castelo.
Lunchtijd! Aan de overkant van het plein, aan de voet van het kasteel (Pedras do Castelo) is een leuk mini-terras in de schaduw: bezet! Binnenin is het al even “mini”: één tafel voor vier of vijf, één tafel voor twee, kleine toog, klein keukentje in een apart kamertje daarnaast. De baas legt ons uit dat hij voor lunch alleen maar tapas serveert. Perfect voor ons.
We eten Pastel de Bacalhau (viskroket), Rissóis Camarão (garnaalkroketje), Jin Jao (een soort deels gebakken Japanse (of Chinese?) dumplings) en … Linguiça Grill. Dat laatste zou de “nationale worst van Portugal” zijn: varkensvlees, kruiden en lichtjes gerookt. Pittig! Blussen met Super Bock (Portugees bier).
Handpan.
In het restaurant hangen aarden schotels, aarden lampenkappen, schilderijtjes. De kok is tevens pottenbakker, schilder, beeldhouwer, bouwer van muziekinstrumenten. Hij troont ons mee naar een zijkamertje: zijn “expositieruimte”. Lou mag één van de rare instrumenten bespelen. ‘t Blijkt een handpan te zijn, een “tambor de mão”, eigenlijk een soort van stalen drum met gaten. D’er is overigens niets Portugees aan: de oorsprong is Trinidad! Ik koop hier een pet van Portugese kurk (24 €): mijn oude pet sneuvelde in het zwembad van Monte de Santa Maria.


Nog eventjes rond kuieren, maar bij deze warmte valt het niet mee. In een kerkmuur zit een rond gat: offerblok voor wie geen tijd heeft om de kerk te bezoeken. Armoreira aquaduct uit de 16de en 17de eeuw nog bewonderen, fotograferen en terug naar huis … afkoelen! We hebben waarschijnlijk nog niet eens de helft van Elvas gezien.





Elvas. Het weer “slaat om”. Eentonig grijze wolken verbergen de zon waardoor de temperatuur amper zakt. Ook het verfrissende avondwindje blijft uit, wat de cicaden niet belet om nog harder “van katoen te geven”. Voor vannacht wordt zelfs regen en onweer voorspeld. Toch maar al onze spullen en de kussens van het terras binnen halen. Gelukkig is er airco in alle slaapkamers van Monte de Santa Maria want het koelt helemaal niet af. We zien morgen wel.
-
Menhirs.
27 juli 2024
Deze keer joggen we een andere kant op dan gisteren: de 1,7 km lange grintweg volgend tot de M514 naar Monsaraz. En we joggen met drie: David is er bij net zoals de twee luchtballonnen van gisteren.
Menir da Bulhoa.
Eens Telheiro gepasseerd zien we een toeristische aanduiding voor de “Menhir da Bulhoa”. De Alentejo was al in de prehistorie (het neolithicum) bewoond. Daarvan getuigen de vele menhirs (grote rechtopstaande stenen, meestal met symbolen ingekerfd), dolmens (oude grafstenen van grote platte rotsblokken) en “cromlechs” (hunebedden in het Nederlands: cirkels van rechtopstaande menhirs). Even naar die Bulhoa-menhir gaan kijken: alleen het bovenste stuk is authentiek, de “sokkel” is “nieuw”.

Menhir da Bulhoa Menir do Outeiro.
We hebben de menhir-smaak te pakken: na het ontbijt rijden we naar het pittoreske kerkje van Barrada. Vandaar is het nog 850 meter heel aangenaam wandelen tot de hoge en intacte menhir van Outeiro, langs een grintweg met wilde venkel, brem en cactussen … en langs een krot met geiten en rommel en … mensen … adres: AS-5 OLIVEIRAS. Ook dat is de Alentejo, nog altijd een heel arme streek. Even aan twee “peekes” op het dorpsplein de juiste richting van ons volgende doel vragen: São Pedro do Corval. Nee, ik spreek geen Portugees en zij geen woord Engels, maar alleen maar “voor de sport” en om vriendelijk lachend obrigado te kunnen zeggen.

Barrada 

Menhir do Outeiro 

São Pedro do Corval.
Dit dorpje is een centrum van pottenbakkers. Maar eerst – na de obligate ochtend-koffies in een bar waar ze geen woord Engels verstaan, maar zoals gewoonlijk heel vriendelijk zijn – stappen we naar het dorpsplein. Andermaal een leuk dorpje, helemaal niet toeristisch. In een “mercearia” – dorpswinkel, deze keer duidelijk aangeduid – doen we boodschappen. Alles verloopt vlot, tot de bazin ons wil duidelijk maken dat “frango” (kip) niet hetzelfde is als “perú” (kalkoen). Ze wil maar niet aannemen dat we het begrepen hebben … tot ik met “koelekoelekoele”, het universele kalkoen-geluid naboots. Dan is het goed: we mogen kalkoensneetjes kopen.




São Pedro do Corval. Te laat om nog het museum van pottenbakkers te bezoeken. Terug naar huis voor lunch. Hier moeten we later nog terug komen.
Ervideira.
In de late namiddag – na een paar uurtjes zwembad – aperitieven we in Monsaraz, in wijnbar Ervideira, net binnen de stadsmuren. ‘t Is het vroegere schoolgebouw van het kasteel. Eerst twee soorten witte wijn van Alentejo proeven. Dan beslissen om de ene fles te kopen en mee te nemen en de andere op het panorama-terras soldaat te maken. Een Alentejaanse kat komt Lou en mij verleiden: ze wil duidelijk geaaid worden. Maar als een cicade van een parasol valt, komt haar jagersinstinct boven: in geen tijd kauwt ze op de arme cicade. Harde natuur … wij kijken uit over de rode pannendaken van Monsaraz en het Alqueva-meer, nippend van ons wijntje.




Ervideira, Monsaraz P.S. Vandaag granaatappelbomen op het domein van Monte de Santa Maria ontdekt en ook een oude, niet meer gebruikte waterput met tandwielen.

Monte de Santa Maria -
Monsaraz.
26 juli 2024.
Zalig … joggen in de Alentejo om 7 uur ‘s morgens bij 18° C. Door de in de zomer immer heldere hemel koelt het ‘s nachts flink af. Het voelt bijna Afrikaans aan: rode aardewegen, houterige geur, zon … alleen vervangen strak in het gelid staande olijfbomen de Afrikaanse acacias. Rechts van ons (Evelien en ik joggen samen aan mijn trage tempo) ligt het dorpje Monsaraz op een grote “puist” in het landschap. We lopen langs een gehuchtje – Barrada – en passeren de openbare wasplaats van Outeiro. Vijf kilometer in totaal; morgen opnieuw?



Water.
Hoe zit dat nu met drinkbaar water van de kraan? We zien Portugezen hele plastic “bidons” drinkwater aansleuren (en hebben er dus ook één gekocht). Nochtans is kraantjeswater officieel drinkbaar en veilig en … zou veel chloor bevatten. Dat laatste zou dan weer een onaangename smaak geven. Proef op de som genomen: geen probleem!
Wijn.
Hoe zit dat nu met die excellente wijnen van de Alentejo? Gisteren hebben we een goedkoop (3,5 €), maar lekker en licht streekwijntje gedronken. De “dure” supermarkt-wijnen van de streek kosten 12 tot 15 € maar het alcohol-percentage is minstens 14,5 tot zelfs 16,5 (!) procent! Proberen?
Monsaraz.
Vanuit Monte de Santa Maria zien we Monsaraz in het zuidoosten liggen, op een “boogscheut”: allen daarheen! Met de auto tot een parking, op de berghelling van Monsaraz net buiten de verdedigingsmuur.
Maar wat een dorpje is dit! Geïsoleerd op de top van een berg/rots, volledig ommuurd, alle huisjes wit en blauw geverfd, een kasteelruïne, stille straatjes met scherpe kasseien geplaveid, hier en daar een inwoner die vanop een bankje naar het verstrijken van de tijd kijkt en “Bom Día” antwoordt als we dat eerst vriendelijk zelf hebben gezegd. Spectaculaire uitzichten over de vlakte van de Alentejo en het 250 km² grote stuwmeer van Alqueva. Hier en daar hangen oude foto’s van Monsaraz aan gevels.



Monsaraz Hier zijn weinig toeristen zodat we ongestoord door het dorpje kunnen struinen. Vele restaurants en wijnbars, die … ten vroegste openen om 12 uur ‘s middags. Maar het cafeetje aan de kasteelruïne (gratis te bezoeken) is wel open: een excellente espresso kost er 1 euro! Hier komen we nog terug.



Monsaraz 



Monsaaz Deze namiddag “wachten” we op onze vijfde reisgezel: David. Hoewel, « wachten » is hier grotendeels gelijk aan stoeien in het zwembad (vooral Lou), yoga (Evelien) of gewoon luieren in de schaduw van oude olijfbomen (iedereen).
Einde de namiddag trekken Betty en ikzelf er op uit: nog wat kleine boodschappen doen in een lokaal winkeltje in Outeiro. Die “Mercearia” is echter niet zo gemakkelijk te vinden: op de door Google Maps aangeduide plaats blijkt niet zo direct een winkel te zijn. Vreemd! Maar hier is een huis met een aantal lege butaan gasflessen naast de deur. De deur staat open maar de ingang is afgesloten door anti-vlieg linten. Toch maar even binnenkijken. “Boa noite”, ja dit is inderdaad een kruidenierswinkeltje met basis-producten! Precies wat we nodig hebben: koekjes, sapjes, tomaten, chips en Alentejo-wijn.


Outeiro. Straks de aankomst van David vieren.
-
Além do Tejo.
Zoals blijkt uit deze blog en zijn vele posts, kunnen we onze liefde voor Portugal niet onder stoelen of banken steken. Van de vijf vasteland-regio’s van Portugal ontbreekt er nog één op ons “palmares”: Alentejo!

Met 30 % van de totale oppervlakte is Alentejo de grootste regio van Portugal, waarschijnlijk de minst bekende en bezochte, maar zeker de minst bevolkte : slechts 7 % van de Portugese bevolking leeft hier, een kleine 800.000 inwoners op een oppervlakte ongeveer gelijk aan die van België met zijn 11 miljoen inwoners.
“Alèm do Tèjo” is Portugees voor “voorbij de Taag”, maar vanuit Lissabon gezien is het er wel flink “alèm”, een heel eind voorbij, in feite helemaal achter de brede vallei van de Taag, voorbij de regio “Lisboa e Vale do Tejo”. In het noorden vormt de Taag de grens met de regio “Centro” en 47 km lang de grens met Spanje.
Vakantie in Alentejo, waarom?
Behalve het “afwerken van ons Portugees palmares”🤣, vind je hier een paar andere redenen:
Portugal’s Secret: The Alentejo Region, Rich In History And Beauty (Forbes magazine).
It’s hard to understand why few people choose to holiday here. (Bradt Guide. Jawel: er is een vlot leesbare en boeiende Bradt reisgids, uitsluitend gewijd aan de Alentejo).
You’ll be bewitched (Lonely Planet).Verleidelijk, niet?
Als uitvalsbasis voor onze verkenning kiezen we:
- Een week in het oosten van de Alentejo, dicht bij Monsaraz en de Spaanse grens in Monte de Santa Maria.
- En een week in het uiterste zuidwesten, dicht bij São Teotonio in Monte dos Pinheiros.
Op naar “Além do Tejo”.
25 juli 2024.

Rechtstreekse vlucht Brussel-Lissabon, zonder problemen. Huurauto ophalen en in het hectische verkeer rond de luchthaven duiken, Evelien aan het stuur. Zij beslist wolf tussen de (verkeers-)wolven te zijn en boort zich op de rotondes door de files. Aan verkeerslichten treedt een vrouwelijke jongleur op . Verkiezingsaffiches zijn nog niet verwijderd.
Al snel rijden we over de spectaculaire Vasco da Gamabrug, de voorlopig tweede langste brug van Europa (voorlopig=tot Oekraïne er in slaagt de Krim-brug te vernietigen). Verderop is het land “leeg”: kurkeiken wisselen af met olijfbomen en wijngaarden met hier en daar een plek heel brandbare eucalyptusbomen. ‘t Is heuvelend en groen door de vele bomen en struiken maar eigenlijk is het gras dor, geel en droog daaronder.
We lunchen na een half uurtje rijden in het snelweg restaurant van Vendas Novas waar we – om in de sfeer te komen – Bolinhos de Bacalhau en Pastéis de Nata eten. Van daar is het nog een klein anderhalf uur tot Monte de Santa Maria, langs de “Rota dos Vinhos de Alentejo” . De heuvels worden zeldzamer en lager, gemaaide gele graan-stoppelvelden verschijnen, de temperatuur klimt van 26° C in Lissabon naar 37!
Wat een plek is Monte de Santa Maria? Slechts bereikbaar via een 1,7 km lange grintweg, in het begin twee auto’s breed maar al snel versmallend tot amper breed genoeg voor één auto. Hier en daar nog een “Monte” maar de laatste “buur” ligt driehonderd meter van Monte de Santa Maria. We zitten volledig geïsoleerd in de natuur …
Een “Monte” is het Alentejo woord voor “Finca”, een vroegere pachthoeve waar één vijfde van de opbrengst – een finca of “monte – aan de landeigenaar moest worden afgestaan. “Onze” Monte dateert van 1951, gebouwd in de typische Alentejo-stijl: alleen gelijkvloers, traditioneel wit en blauw geverfd, lang woonhuis met drie slaapkamers, vandaag wel met alle comfort, inclusief zwembad, 50 meter van het huis en gelegen op een terrein van 1 hectare.



Monte de Santa Maria, Monsaraz Onnodig te zeggen dat “de meisjes” (Evelien en dochter Lou) de rest van de dag aan en in het zwembad spenderen. Betty en ik zorgen voor inkopen (in Reguengos de Monsaraz) vooraleer eveneens van de natuur met knoestige, eeuwenoude olijfbomen, de rust, het landschap, de zonsondergang, het zicht op het bergdorpje Monsaraz en het geluid van de cicaden te genieten … uiteraard met een Alentejo-wijntje bij de hand. Met zelfs na het avondeten nog een nachtelijk duikje (Lou en ik) in het zwembad.

Monsaraz -
Thessaloniki in ‘t heel kort.
10 mei 2024.
In mei kan het flink regenen in Centraal Griekenland, zoals we ondervinden bij het terugrijden naar de luchthaven in Thessaloniki. Blijkbaar is het vannacht hard beginnen regenen, het water stroomt van daken zonder dakgoot. Onderweg druppelt het, giet het en alles daartussen.
Ons bezoek aan Thessaloniki beperkt zich tot de stad inrijden – niet zo moeilijk – en het archeologisch museum bezoeken – nog gemakkelijker. Langs de Leofótis Nikis, de centrale zee-boulevard zien we de Witte Toren en een toeristische “piratenboot”, eigenlijk een varend café.



Het Archeologisch museum is modern en de 4 € gereduceerde prijs meer dan waard. Het deel “Goud van Macedonië” voert ons terug naar het begin van deze reis: Vergina, Pella, Alexander de Grote … de cirkel is rond. Onze reis eindigt hier …








-
Op zoek naar Theóphilos.
9 mei 2024.
Gisteren in Milies waren we geïntrigeerd door allerlei verwijzingen naar ene “Theóphilos”, een schilder die hier in de Pelion in het begin van de 20ste eeuw zou rond gezworven hebben in traditionele Griekse klederdracht en al schilderend. We gaan naar hem op zoek, of juister gezegd: naar zijn “schilderij-voetsporen”.
Kontos huis.
Voor een schilder komt een vriend-mecenas goed van pas. Giannis Kontos, een rijke landeigenaar was zo iemand voor Theóphilos. In een huis in Anakásia, een eindje de bergen in vanaf Volos, mocht de schilder zijn gang gaan, ten minste op een groot deel van de eerste verdieping. Het Kontos huis is echter goed verstopt voor toeristen. Er is weliswaar een museum-parking aangeduid bij het binnen rijden van Anakásia maar vandaar is het zoeken … Google Maps help! Langs lieflijke steegjes, 500 meter verder, vinden we uiteindelijk toch het Kontos huis. Deur dicht, alleen een werkman te zien die geen woord Engels spreekt maar er snel een collega bij haalt … die ook geen Engels spreekt. Maar hij opent wel de deur en laat ons binnen in het “museum”. Op het gelijkvloers: bijna lege kamers en een keuken van honderd jaar geleden. Op de eerste verdieping: kleurrijke muurschilderingen van Theóphilos, een schilder uit de zogenaamde “naïeve school”! Zie foto’s.






Makrinitsa.
Een eind verder, nou ja op 600 meter hoogte, ligt Makrinitsa, het mooiste dorpje (?) of toch één van de mooiste van de Pelion. Gelukkig is er een parking aan het begin van het dorp en is er nog juist één plaatsje vrij. In Makrinitsa-dorp is er 300 meter hoogteverschil tussen het laagste en het hoogste gebouw van het dorp. Maar de straat vanaf de parking naar het centrale plein is vlak en goed geplaveid. Toeristisch: winkeltjes met kruiden allerhande, opgelegd fruit, prullaria, taberna’s … maar er zijn geen of weinig toeristen, de Paasfeesten zijn voorbij. Eens de hoofdstraat af is het stil en rustig in Makrinitisa. Byzantijns museum binnen wippen (2 € per persoon); ‘t is,een klein maar modern museum EN ze hebben een schilderij van Theóphilos. Op het plein staat een – opnieuw reusachtige – maar dit keer ook holle plataan. Betty speelt er verstoppertje in.










Na het nodige klim- en daalwerk lunchen we op het terras van restaurant Apolafsi met uitzicht op Volos, 600 meter lager; de haven, de rechtlijnige nieuwe stad en de oude stad zijn duidelijk te onderscheiden. Halve liter wijn bestellen: een Kókkino wijn. We toosten … is dit wijn of bessensap? We kijken mekaar aan, proeven nogmaals, twijfelen. Ik kan het de kelner niet vragen! Want ofwel is het echt bessensap en maak ik mezelf belachelijk, ofwel is het wijn en breng ik de kelner in verlegenheid. Domme toerist! Kókkino is gewoon “rood” in het Grieks en Lefkó is “wit”. Toch zweer ik dat de wijn sterkt naar cassis en andere bessen smaakt. 🤣


We rijden terug naar huis, maar per vergissing langs en door het Pelion gebergte, langs Drakea. De weg stijgt met nog een keer 600 meter tot 1.200 meter; de temperatuur daalt navenant van 23° C naar 11° C. Maar wat een spectaculaire rit opnieuw. Een tractor op de weg sleept een boomstam achter zich aan. Iemand leidt een paard met pakzadel de berg op. Een oude zonderling – ‘t zou Theóphilos kunnen zijn – spreekt ons aan bij een stopplaats: hij zeurt in het Engels dat iedereen naar de maan wil en niemand nog tevreden is met “dit” en hij wijst op de bergen rondom. Hier en daar is de helft van de weg in de afgrond verdwenen, of … ligt er een groot rotsblok.


In Kala Nera aan het strand zijn de terrasjes en taberna’s zo goed als leeg. Geen Paasdrukte meer, we kunnen rustig een frappé slurpen.
De zwaluwen vliegen laag vanavond. Onweer op komst?!
-
Milies en …
8 mei 2024.
… en Vizitsa en Pinakates zouden charmante Pelion-dorpjes zijn. Laten we dat een keer de visu onderzoeken.
Milies.
Milies ligt amper 13 km van ons vakantiehuis, het Pelion-gebergte in. Het wordt gekenmerkt door traditionele huizen met een eerste en/of tweede etage die over de gelijkvloerse verdieping hangt. Via smalle wegjes, ongelijk geplaveid met grote keien, overbrug je de hoogteverschillen, te voet uiteraard. Eerst trekken we naar omhoog voor een overzicht en panorama over Milies en de baai. Het is niet zo zonnig maar wel warm, de klim valt mee. Terug afdalen is moeilijker door de erg ongelijke “plaveien” (als je die stenen uit de antiquiteit zo kan noemen).




Milies Het lokale museumpje is gratis en zeer de moeite, vooral door de enthousiaste mevrouw die in goed Engels over de geschiedenis van het dorp vertelt, over de strijd voor onafhankelijkheid tegen het Ottomaanse rijk, over de bibliotheek die nog steeds 3.000 oude, zeldzame boeken bezit, over de aanleg van een smalspoorlijn naar Volos, de teloorgang van die lijn en … de heropening in 1997 als toeristische attractie.


Dat van die oude boeken is gemakkelijk te controleren: de bibliotheek is 100 meter verder. Inderdaad, in kasten achter glas liggen boeken die er eeuwenoud uitzien.
Pelion-spoorlijn.
Voor die spoorlijn daarentegen moet je meer moeite doen: 500 meter stappen en dalen (=terug klimmen achteraf) via moeilijk begaanbare paadjes. Maar eens aan het oude stationnetje en de spoorlijn is alles OK. Treintjes – nu diesel, vroeger stoom – rijden elke dag in juli en augustus met toersten heen en weer; nu: alleen maar in het weekend. Geen probleem: stappen langs de spoorweg is ook zeer leuk, volledig in de natuur – brem bloeit hier fel – met af en toe een zicht op de baai. We stappen tot aan de ijzeren Chirico-brug (genoemd naar de architect) en keren dan op onze stappen terug. Tijd voor onze meegebrachte lunch aan een waterval in een bocht van de spoorweg.







De grot van Chiron.
In de Griekse mythologie was de wereld onder andere bevolkt met nimfen, cyclopen (éénogige reuzen), titanen, saters, hydra’s, centauren (half mens, half paard) en andere monsterlijke wezens … Centauren waren slechteriken, geweldenaren en woestelingen, altijd belust op gevecht, behalve twee van hen: Pholus in de Peloponnesos en Chiron in het Pelion gebergte. Chiron hield zich bezig met geneeskunde en zou onder andere Achilles en Asklepios (van de esculaap staaf) hebben onderwezen. De grot waarin hij verbleef volgens de Griekse mythologie is hier vlakbij. Nou ja, “vlakbij” = 800 meter stijgen en dalen, weliswaar door een spectaculair landschap vol met olijfbomen. Betty haakt af. Ik zet door maar Betty krijgt gelijk: een grot is een grot, een gat in een berg. Niets anders te zien dan een donkere holte in de rotsen. Of waart de geest van Chiron hier nog rond? Een beetje griezelig hier, zo helemaal alleen in die verlaten, donkere krocht, dus snel terug joggen.



Vizitsa.
Nog twee andere dorpjes staan op het programma, beide een eindje (=paar kilometer) hoger op. Het volgende is Vizitsa, zelfde stijl als Milies. Van op de weg wijst een groot bord je al naar het centrale plein, wat volledig is ingenomen door terrasjes van taberna’s. Maar die zijn grotendeels leeg. Het Griekse verlengde Paasweekend is duidelijk voorbij.



Pinakates.
Pinakates is het laatste dorpje, ook weer pittoresk in dezelfde stijl als haar twee buren. Hier valt onder andere de reusachtige plataan op het centrale plein op met een stamomtrek van naar schatting minstens 8 meter. Die kerel moet een paar honderd jaar oud zijn. Ook in de andere dorpen bewaken reusachtige platanen het dorpsplein. In Kala Nera vielen ook de reuze eucalyptusbomen op. Met verder overal olijfbomen en kastanjebomen is de Pelion is een waar bomen-paradijs.




Redelijk “uitgeteld” keren we terug naar Ano Gatzea en ons vakantiehuis. Na een bewolkte dag, met toch 25° C, breekt de zon nog door de wolken. Ideaal om er horizontaal van te genieten met een olijfje en een Satyros wijntje.
P.S. Je kan ook met de auto van het centrum van Milies naar het stationnetje, maar dat is voor “watjes” 😀.
-
Yássas in Kala Nera.
7 mei 2024.
Yássas, iedere Griek die we ontmoeten begroeten we met Kalimera (goede morgen) of Kalispera (goede … al de rest van de dag) en zij zeggen meestal yássas, gewoon “hallo”. Doen we vanaf nu ook.
De kerkklok van Ano Gatzea loopt 7 minuten voor: om 8u53 slaat de klok 9 uur. De tijd lijkt hier op een ander ritme te tikken voor de lokale Grieken – traag, bedaard, monotoon, eentonig (?) – dan voor de toeristen: (te?) snel, opgejaagd, spannend, opwindend (?). Her en der hangen affiches met overlijdensberichten op telefoon- en elektriciteitspalen. Sterker gemeenschapsgevoel.
Vanuit Villa Ioanna in Ano Gatzea is het maar 5 km ver tot Kala Nera – een toeristisch badplaatsje aan de Pagasetische golf. Niet nodig om er met GPS naar toe te rijden. Denken we … want in plaats van af te dalen naar de kust rijden we per vergissing het Pelion (of Pilion) gebergte in. Niet getreurd en niet terugkeren! De panorama’s van de baai, de kruidengeur, het insectengezoem, de zon en de temperatuur (22° C) maken deze rit onvergetelijk. We stoppen tientallen keren, bij elk nieuw uitzichtpunt. Ook een tegenligger stopt: een Griek steekt zijn hoofd uit het raampje en vraagt in het engels waar deze weg naar toe leidt: naar Gatzea, alstublieft. Even verder op een uitzichtpunt maken we kennis met een andere groep Grieken waarvan de dames in Duitsland geboren zijn. “Wir sind von Belgien, und Sie?” “Von Volos …” dat is zo’n 20 km van hier.




Nog verder na een bocht in de weg staan tientallen en tientallen auto’s langs de kant van weg geparkeerd. Hier is iets gaande! Stoppen en uitstappen. Er staat een soort van Souvlaki-food-truck waarvan het personeel ons toewuift en uitbundig met “yássas” begroet. De brochettes geuren al heerlijk op de grill. Tientallen Grieken drommen samen rond een klein kerkje. Dat blijkt stampvol te zitten. Duidelijk een viering aan de gang. Die van 1 mei (?) want omdat het orthodoxe Paasfeest op 5 mei valt, wordt 1 mei dit jaar op 7 mei gevierd 😳.


Kala Nera.
Druk stadje met tientallen restaurants en bars aan de rand van de zee; een eindje verderop een kiezelstrand, veel toeristen, vooral Griekse dan. Vanaf 11 uur kan je hier eten, de hele dag, ongeacht het uur, vermoedelijk tot middernacht? Wij doen de bakker aan: kaneelkoekjes, kriekentaart en oh ja ook nog brood.

Deze namiddag doen we wat Grieken ook goed kunnen: luieren in de zon! Eindelijk een echte rustdag.
Kato Gatzea.
Laten we toch maar gaan aperitieven: aan het strandje van Kato Gatzea (= het oude Gatzea). Hier zijn minder bars en restaurants dan in Kala Nera maar het is er toch ook druk. Opnieuw zijn het vooral Grieken: buitenlandse toeristen zijn te herkennen aan de short van de mannen (ikzelf inbegrepen 🤣). Grieken lijken alleen maar lange broeken te dragen. We wachten heel lang op ons aperitief , een gewoon Mamos biertje en een vers geperst fruitsap… ondertussen mensje kijken, zeetje kijken, de acrobatieën van de roodstuitzwaluwen bewonderen … toerist zijn.


P.S.: Ongenode gast vanavond: een spinduizendpoot in het bad.
Nog P.S.: de Franse veldwespen van gisteren laten ons inderdaad met rust.