Home

  • La terre des Seigneurs.

    31/10/2025.

    Soms wil je in een blogpost alleen maar een mooie foto tonen, zonder verhaal erbij of errond. Dit is het strand van Ovu Santu, nabij Fautea om 7.40 uur ‘s ochtends tijdens het “gouden uur”. Onnodig te zeggen dat het opnieuw prachtig weer is.

    Het bergachtige binnenland van het zuidoosten van Corsica – Alta Rocca – kreeg in de vroege middeleeuwen de bijnaam “la terre des seigneurs“ – “het land van de heren”. Van de 9de tot de 12de eeuw ontstonden hier machtige families – de seigneurs – die vanuit hun burcht of kasteel hun eigen kleine streek bestuurden volgens een feodaal systeem. Die streek verkennen we vandaag, natuurlijk niet alle zestien bergdorpjes ervan maar toch een drietal.

    Zonza.

    Zona ligt in vogelvlucht op amper 20 km van ons vakantiehuis, maar langs de weg is dit zo’n 56 km. Wel een prachtige route met bomen die steeds meer en meer in herfstmodus komen. Eigenaardig … doorheen de bomen zie we plots een zwarte vlakte bezaaid met stompen van afgezaagde bomen. Stoppen, uitstappen, onderzoeken: de boomstronken zijn al even zwart als de afhellende, komvormige vlakte. Google maps leert ons dat dit het “Matrale d’U Spitali” is, het stuwmeer bij het dorpje Spitali of Ospédale in het Frans dat “normaal” Ponte Vecchio” van drinkwater voorziet. Wat is er dan met het water gebeurd? Klimaatverandering? Het antwoord ligt een kilometer verder: onderhoud van de dam! Het meer is leeg gelopen. De bomen werden vijftig jaar geleden bij de bouw van de dam afgezaagd zodat een lege vallei kon vollopen; nu zijn de stronken weer tevoorschijn gekomen. Twee mannen plakken tegen de schuine damwand. Met truweel voegen ze metselwerk in. Dat gaat hier waarschijnlijk nog lang duren: waar haalt de stad dan nu haar water vandaan?

    Zonza ontgoochelt een beetje: typische, massieve huizen in grijze steen met daken van rode dakpannen, dito kerk en een aantal bars en restaurants. Toch niet echt gezellig. Bovendien zitten we letterlijk in de wolken, grijs en vochtig.

    Levie.

    In Levie schijnt de zon! Ook hier weer langs de hoofdstraat de statige, grote huizen, maar op een of andere manier is dit dorpje gezelliger. Het ligt in een kromming van een vallei, over verschillende niveaus verspreid, ziet er heel authentiek uit en biedt vanaf elke plek een ander panorama aan. Hier lunchen we, buiten op terras: Burger Corse, met kaas, spek en gefrituurde ajuin of Escalope Milanese, een lap vlees die over je bord hangt. Voor de liefhebbers: met een Corsicaans Pietra bier. Culinair is het allemaal niet, maar het vult.

    In Levie huist het museum van Alta Rocca, maar daar hebben we geen tijd of zin voor: we moeten naar het volgende en laatste dorpje.

    Cabrini.

    Cabrini kent een beruchte, dramatische geschiedenis. In de 14de eeuw ontstaat hier een “terug naar de eenvoud” beweging in de katholieke kerk, geïnspireerd door Franciscaner monniken. Ze worden Giovannali,genoemd. 1 Al gauw evolueert de beweging vanuit Cabrini naar een sociale strijd tegen de Seigneurs: de Giovannali willen een Terre des Communes in gans Corsica in plaats van een Terre des Seigneurs. Aanvankelijk boeken ze militaire successen, maar als de paus ze in de ban slaat als ketters en een leger van kruisvaarders stuurt met bovendien de inquisitie in hun spoor loopt het slecht af met de Giovannali. Ze worden uitgemoord. Carbini wordt met de grond gelijk gemaakt, inclusief de San Quilico kerk.

    Vandaag is Carbini een charmante plek op een bergtop. We stappen de Giovannali-wandeling die deels door het dorpje loopt, maar vooral naar het hoogst punt van de berg voert waar een kruis herinnert aan de velen die hier vermoord zijn. Een 360° panorama over de bergen, valleien en Cabrini is de beloning. Een regenboog maakt het nog specialer.

    Beneden is een nieuwe Romaanse kerk gebouwd, rechts, naast de funderingen van de met de grond gelijk gemaakte San Quilico. De klokkentoren, een Italiaanse campanile, staat aan de linkse kant. Rechtover de kerk is het voetbalveld waar loslopende koeien het gras kort houden.

    Tijd om naar “huis” terug te keren en iets over het Corsicaanse rijgedrag te vertellen. In een paar woorden: echte snelheidsduivels zijn het. Bochtige wegen of niet, snelheidsbeperkingen tot 70 of 80 km per uur ten spijt: hard moet er gereden worden. En soms gaat het mis … zoals we merken als we bij een uitzichtpunt stoppen. Deels overgroeide wrakstukken van een auto liggen in een ravijn langs de wegkant.

    01/11/2025.

    Zonsopgang, op weg naar de luchthaven van Ajaccio, doorheen een berglandschap met groene noordelijke hellingen en zuidelijke hellingen die herfst kleuren: mooi! Alsof Corsica ons nog een laatste keer een goede indruk wil geven voordat we naar huis terugvliegen. 2


    1. De oorsprong van de naam Giovannali zelf is onzeker.
    2. De luchthaven van Ajaccio is al niet veel beter dan Charleroi: op piekmomenten te veel vluchten voor een veel te kleine luchthaven. De koffer van Evelien weegt 2 kilogram minder dan tijdens de heenreis, maar deze keer 5 kilo te veel. Begrijpe wie kan!
      Onze reis eindigt zoals ze begon: met complete chaos op Charleroi Brussels South airport.

  • GR20 in Conca.

    30 oktober 2025.

    Het rommelt in mijn darmen; waarschijnlijk het effect van de figatelli, bloedworst, van gisteren. Het rommelt ook op weergebied. Onweer en regen, regen en nog regen, de hele dag; dat is de weersvoorspelling. Toch doet de zon deze ochtend vroeg schuchtere pogingen om het grijze wolkendek te doorbreken. Boven de bergen en deels boven de zee regent het. De zon tovert een regenboog op bergen en donkerblauwe wolken. Maar aan ons vakantiehuis is het droog, voorlopig?

    Conca.

    Dat vakantiehuis ligt in Fautea, gehucht van Conca, waar de Conca-rivier uitmondt in de zee. Op dit moment stroomt de Conca meer als een beekje in een veel te grote bedding. We rijden naar Conca zelf, amper 6 km in vogelvlucht maar het dubbele aantal kilometer langs de weg.

    Conca is een klein bergdorp (250 meter hoogte) met leistenen huizen en – eigenaardig – straten die door het kerkhof lijken te lopen. Langs weerskanten van de weg staan er meerdere grafkapellen, kriskras door het dorp. Doden blijven hier samen wonen met de levenden. We parkeren aan het kerkje met een Italiaans aandoende campanile en stappen naar boven. Een knalrode Renault R4, geparkeerd langs de straat, valt al onmiddellijk op: terug in de tijd!

    Eerste stop: de lokale bibliotheek waar twee oudere dames verwoed teken doen dat we mogen – nee, moeten – binnen komen. Je stapt er ook terug in de tijd. De dames vertellen dat dit gebouw uit 1902, vroeger “une grande maison” was, maar toen de eigenaars stierven heeft de “mairie” het gebouw opgekocht en er een bibliotheek van gemaakt. De dames hebben geen probleem met foto’s: “nous faisons partie du mobilier”, zeggen ze lachend.

    Conca is vooral bekend als eindpunt, of startpunt, van de beroemde GR20: het 175 km lange grote route pad dat Corsica van noord naar zuid doorkruist. Ervaren en gemotiveerde stappers doen deze tocht met ongeveer 12.000 hoogtemeters in 15 dagen. Pieter heeft dit ooit in een ver verleden gedaan.

    Zelf klimmen we nu vanaf Conca steil een kilometer omhoog, de GR20 volgend. Langs de ene kant duiken de granietrotsen van Alta Rocca op, langs de andere kant het dorpje met de typische huisjes van graniet in een groen landschap. We keren terug tot bij het officiële eindpunt van de GR20 om in bar “Soleil levant” koffie te drinken. Geen toeristen te zien … dit is een ander Corsica.

    Pinarello – bis.

    Na de lunch rijden we “samen” opnieuw naar Pinarello maar splitsen we tezelfdertijd op. David, Pieter en Evelien gaan trail-lopen en hopen via de strandweg over te steken door de zee naar het eiland van Pinarello met zijn Genuese toren. Betty, Lou en ik doen bescheidener: langs het strand misschien tot aan de oversteek naar het eiland wandelen? Dat laatste lukt ons niet: de weg is voor ons te moeilijk met klauterpartijen over rotsen aan de rand van de zee. Zelfs met de auto is het uiterste puntje van het Pinarello-schiereiland niet te bereiken: privé-bezit! Stappers of lopers kunnen er wel door zolang ze niet van het wandelpad afwijken.

    De trail-lopers daarentegen slagen wel in hun opzet, compleet met door de zee waden over een afstand van zo’n 50 meter met een tot anderhalve meter diepte. Getuige: foto’s! O ja, deze vierkante toren lijkt geen toegangspoort of -deur te hebben., of toch niet op grondniveau. Opzettelijk zo: bij de meeste Genuese torens was de ingang op de eerste verdieping,alleen maar met een ladder te bereiken om vijandelijke toegang te bemoeilijken. Vanaf deze toren kan je ook die van Fautea zien. Logisch: alle Genuese torens moesten met mekaar kunnen communiceren, met vuur op de toren in geval van aanval door piraten. In elk geval: pet af voor de prestatie van de trail-lopers!

    Nu dat ik de dag overschouw … het heeft omzeggens niet geregend, hoewel dreigende wolken voortdurend aanwezig waren. Plus: het was warm, ongeveer 20 °C. Prachtdag.

    We krijgen laat ‘s avonds nog een toemaatje: de bijna halve maan verlicht het water in de baai van Fautea op een wel heel feeërieke manier.

  • Getrokken messen in Porto Vecchio.

    29 oktober 2026.

    Geniet van het moment! Vanaf zonsopgang (6.50 u.) tot iets na 10 uur krijgt de zon de kans om volop te schijnen. Ontbijt buiten – zoals altijd – dan het zwembad in. Maar daarmee schrijf je geen blogpost vol. Op dus naar Porto Vecchio.

    Opnieuw een stad op een rots gebouwd, maar … de verwachtingen onmiddellijk temperen: dit is niet zo spectaculair als Bonifacio. We parkeren aan de jachthaven. Een eind verder in de baai ligt de zeehaven met aanlegsteiger voor de veerboten naar Marseille, Nice, Toulon en Napels en Civitavecchia in Italië en naar Sardinië. Citadel en oude stad domineren het zicht. We wandelen naar boven …

    Leuk stadje, kleine straatjes, hoge huizen met drogende was op een paar verdiepingen, maar … mist een beetje authenticiteit; te “glad”, te toeristisch; bijna te netjes. Elk tweede huis lijkt wel een bar, winkeltje of restaurant te zijn. Gelukkig zijn we hier niet in het topseizoen.

    Vanop de citadel – toegangsprijs 2 € – krijg je een mooi panorama over de haven – een van de havendammen wordt vernieuwd – en over de stad. In het zuiden liggen de zogenaamde zoute moerassen, “marais salants”. De zoutwinning is hier in 2000 gestopt, maar de verschillende zoutbekkens zijn nog goed zichtbaar. Porto Vecchio was vroeger de zoutstad van Corsica. Het zout zou van excellente kwaliteit geweest zijn, of is dat Corsicaans chauvinisme? Aan de haven liggen de gerenoveerde gebouwen van de oude kurk verwerkingsfabriek, nu standplaats van een theatergezelschap.

    Het eigenaardigste in de stad zijn echter de messenwinkels. Je koopt hier messen in alle groottes en voor verschillende doeleinden: herdersmessen, antieke messen, traditionele Corsicaanse messen, zelfs messen speciaal voor de beruchte vendetta, de Corsicaanse bloedwraak. Het heft van zo een mes kan van been zijn, of van mammoet-ivoor of van zeldzaam hardhout. Het lemmet van inox, carbon of damast-staal. Alles om volgens je eigen budget en sociale status te steken, snijden, villen of … te doden. O ja, de meester messenmaker slijpt ook jouw mes weer als het bot is geworden door het intensieve gebruik. Geen wonder dat Corsica het grootste aantal jaarlijkse moorden per 100.000 inwoners van Europa kent.1

    Pizzeria’s zijn er hier ook veel. We lunchen in die rechtover de “Mairie”, het stadhuis. Voor mij een “pizza Corsica” met geitenkaas en schijfjes figatelli, een zwarte, pikante bloedworst van voornamelijk varkenslever. Zo laat op het jaar worden we nog lastig gevallen door wespen …, maar mijn pizza lusten ze blijkbaar niet.

    Pinarello.

    Op de terugweg rijden we langs Pinarello, een badstadje met halve-maan-strand met wit zand en een sparrenbos op de achtergrond. Achter het bos een pittoresk meertje en in het bos een kunstwerk van bamboe. In deze periode van het jaar liggen er bitter weinig mensen op het strand maar in de zomer … Aan de nu lege parkings te zien, moet het er dan erg druk zijn.

    Pinarello heeft een Genuese toren, een van de weinige vierkante Genuese torens. Die toren staat op een eilandje, net voor de kust, te voet te bereiken bij eb, ten minste als je door anderhalve meter zeewater wil waden. Vanaf het strand lijkt het echter of eilandje en vasteland een geheel vormen.

    We zijn geen “strandmensen”. Het zwembad van ons vakantiehuis en een “apéro” roepen ons. Vanavond eten we Pieters pokébowl.

    1. Vandaag, 4 december 2025, vertelt me iemand die jaren in Porto Vecchio heeft gewoond, dat de messenwinkels er vooral (of alleen?) maar zijn voor de toeristen! ↩︎
  • I Forchi di Bavedda.

    28 oktober 2025.

    Dag 3: zie dag 2 en dag 1 voor wat het weer betreft, alleen … deze keer zou de zon de hele dag van de partij zijn. In de verste verte geen wolkje te bespeuren. Laten we de bergen in trekken.

    Vliegtuigneus met cockpit.

    Het vliegtuig van Air Corsica dat ons hierheen bracht, heette “I FORCHI DI BAVEDDA”, vrij vertaald uit het Corsicaans als “de vorken van Bavedda” of, de officiële naam in het Frans: Les aiguilles de Bavella. Het zuidoosten van Corsica is de streek van hoge, granieten rotsen: Alta Rocca. Een van de bergketens die deze streek afbakenen is het noordelijke Bavella-massief, zowat de natuurlijke grens tussen Noord- en Zuid-Corsica. Hoogtepunt, letterlijk en figuurlijk – en centrum van dit massief – zijn zeven rotspieken: de Aiguilles de Bavella. Daar willen we wandelen.

    De ongeveer een uur durende autorit er naartoe is op zich al spectaculair. Zodra we van de kust wegdraaien, het binnenland in, presenteren zich de hoge grijs-roze granieten rotsen, uitstekend boven sparrenbossen. Een goede, bijna verlaten bergweg voert ons langs tientallen haarspeldbochten en evenveel zonovergoten panorama’s en bergzichten van nul naar 1250 meter hoogte. Om 10 uur ‘s morgens is het hier fris: 12° C.

    U Cumpuleddu.

    Tientallen auto’s staan kriskras langs de weg geparkeerd. Er is nochtans een parking, maar … betalend en … duur: 2,50 € per uur en dus is die parking zo goed als leeg. Hier parkeren we onze twee auto’s. We splitsen op: David, Evelien, Pieter en Lou doen een grote wandeling, de Aiguilles de Bavella rondtoer of “loop”; Betty en ik kiezen voor ”une ballade facile” naar de “Trou de la Bombe” ofte “U Cumpuleddu” in het Corsicaans. Maar eerst even rondneuzen en kijken naar de Notre-Dame des Neiges, een wit beeld op een berg stenen met aan de voet daarvan het afval van de menselijke devotie: tientallen lege plastic omhulsels van religieuze kaarsen en plastic ex voto’s.

    We stappen door een sparrenbos met varens die al duidelijk de herfst voelen: alle tinten van groen over geel naar oranje en bruin. Het lijkt wel of we hier alleen zijn. ‘t Is hier ook doodstil tot … twee oorverdovende knallen de stilte wreed verscheuren. Corsicaanse jagers op everzwijnen! Naarmate we rustig verder stappen, komen we meer wandelaars tegen en/of steken mensen ons voorbij. Het pad is aanvankelijk licht stijgend met af en toe rotspartijtjes. Na een tijdje wordt het echter serieus klim- en klauterwerk. Vanaf een open plek krijgen we een prachtig zicht op de rotspunten van de Aiguilles de Bavella. Vanaf hier houdt het klauteren niet meer op: op handen en voeten omhoog de rotsen op. Is dit echt “facile” naar Corsicaanse begrippen? Alvast een andere site klasseert deze wandeling als “difficile”!

    Uiteindelijk, na 2 uur stappen, klimmen, dalen, klauteren en 140 meter stijgen, bereiken we de Trou de la Bombe, een rots met een rond gat er in. Niets te maken met een bom: het gat is door erosie ontstaan. De omgeving is wel fotogeniek. Alleen … na een tijdje staan, zitten, hangen hier tot veertig andere wandelaars samen op een kleine oppervlakte. Wat moet dat niet zijn in het toeristische hoogseizoen? Tijd om hier in het zonnetje de inwendige mens te versterken met eenvoudige lunch van brood en een paar straffe kaasjes: Tome de Brebis Alta Cima en Tome de Chèvre Alta Cima.

    De terugweg, deels een ander circuit dan de heenweg, is minstens even moeilijk. Verrassing: in het midden van het bos ligt een eenzame koe rustig te herkauwen. We komen uit bij de Auberge du Col de Bavella, een paar honderd meter van de betalende parking. De kastanjecake is hier excellent, maar je moet wel cash betalen … een technisch probleem met “Carte Bleu”, weet je wel.

    Om 14.30 uur staan we terug bij de auto. Onze mede-vakantiegangers zitten nog ergens dicht bij de “Aiguilles”. Daar wachten we niet op: terug met de auto naar beneden. Maar een kudde producenten van de straffe kaas van deze middag blokkeert de weg. Staand en liggend op het warme asfalt maken ze niet direct aanstalten om plaats te maken. Ertussen laveren dan maar.

    Onze andere reisgenoten arriveren drie uur later in ons vakantiehuis. Twaalf kilometer hebben ze gedaan, op en over rotsen met inbegrip van een afdaling met kettingen. Petje af, vooral voor achtjarige Lou. Morgen rustdag?

  • Omver geblazen door … en in … Bonifacio.

    27/10/2025.

    Andermaal klimt deze ochtend een stralende zon uit de zee, ideaal weer voor een vroeg loopje. De berg af, langs het strand van Fautea richting Genuese toren, strand van Fautea-zuid volgen, dan – zwaar – berg over naar het volgende strand: de “Plage de l’Ovu Santo”, vrij vertaald het strand van het heilige ei. Geen idee waar die rare naam vandaan komt. Deze plek is ideaal voor duikers en snorkelaars want de zee wordt hier snel diep. Maar op dit moment ben ik alleen op de wereld.

    Fantastische zonsopgang of niet, we kunnen het toch niet twee opeenvolgende dagen rustig aan doen. Op naar Bonifacio in het uiterste zuiden van Corsica.

    Zodra we uit de auto stappen op de “Parking P1 Marine” zijn we onder de indruk van het zicht op de oude stad en de citadel. “Blown away”, figuurlijk omver geblazen zijn we. Hoog boven de haven met jachten en zeilboten troont de oude stad op witte kalkstenen rotsen, veilig achter de middeleeuwse versterking, een oninneembare vesting die dit deel van de Middellandse Zee controleert. Wat hier beneden onmiddellijk opvalt: de tientallen bars, cafés en restaurants … voorzien op massa’s toeristen die er nu niet zoveel zijn. In de zomermaanden moet het hier hels druk zijn.

    Langs de montée Rastello wandelen we omhoog naar de ingang van de citadel en de oude stad, ondertussen driftig foto’s nemend van een stad die op een uitgeholde rots over de zee hangt. Ook binnen de muren, in de smalle straatjes, overheersen de restaurants en winkeltjes. Het doet Italiaans aan, compleet met was die buiten langs en over de straat te drogen hangt. Af en toe lopen we langs de buitenkant van de stadsmuur met panorama’s over Bonifacio en de Middellandse Zee. Zelfs de noordkust van Sardinië is van hieruit te zien. We kuieren de hele stad door, van oost naar west. De zon is verdwenen, de toch al krachtige wind steekt op, we zijn er niet op gekleed …

    Op het uiterste westpunt van Bonifacio ligt het kerkhof, het oudste van Corsica. Het lijkt een stad op zich, met straten en huizen, grafkapellen eigenlijk. Af en toe landt een meeuw op het kruis van zo’n grafkapel: de ziel van een verdwenen visser volgens de “Bonifaciens”.

    Nog even verder voor een zicht op de Phare de la Madonetta, vuurtoren. De wind is aangewakkerd tot 45 meter per seconde, 8 Beaufort, stormwind. We geraken amper nog vooruit, worden letterlijk bijna omver geblazen, vooral kleine Lou heeft het moeilijk. Evelien hangt als een moederkloek over haar heen. Ik slaag er amper in om foto’s te nemen. Zelden meegemaakt. Laten we met de stormwind in de rug snel opnieuw in de straatjes van Bonifacio verdwalen.

    Lunchen: in een klein, oud pand – zijn er hier andere? – restaurant “L’assaghju”, vrij vertaald “het probeersel”. Er weerklinkt zachte Corsicaanse polyfonische muziek van de in Corsica wereldberoemde groep “L’attrachju”, de zonsondergang. Als lunch kiezen we voor cannelloni al brocciu, zonder dat we het op dat moment beseffen, het nationale gerecht van Corsica. Brocciu is een soort verse schapen- of geitenkaas met gehakte bietenbladeren, munt en allerlei kruiden.1 Heel lekker.

    Onze opgedane calorieën verbranden we snel door – eens buiten de stadsmuur – nog naar het natuurreservaat “Bouches de Bonifacio” te wandelen, deels via een pad door ondoordringbaar maquis. Vanop een open plek heb je een prachtig panorama van Bonifacio op de overhangende kalkrotsen.

    “Thuis” wacht ons een onaangename verrassing: de stormwind heeft hier flink huisgehouden! De dekplaat van de jacuzzi is weggewaaid, net zoals een aantal kussens van de terras banken en … ramp! – groene trol, een knuffel van Lou. Groene trol is gelukkig in de buitendouche gewaaid! Die verdwenen kussens daarentegen zijn … onvindbaar. Die dekplaat recupereren we en verzwaren we op de jacuzzi met ligstoelen, maar niet voordat we nog een keer van de warme bubbels hebben geprofiteerd.

    ’s Avonds laat gaat de wind liggen. ‘t Valt op hoe “warm” het nog is, 17° C. De nacht is inktzwart, net zoals de zee … alleen drie lichtjes van vissersboten zijn nog te zien. Bona notte, dorme bè.


    1. Brocciu bevat minder lactose dan ricotta maar toch … Betty gaat voor tartaar.
  • De torens van Genua.

    26/10/2025.

    “Instant-leuk gevoel” omschrijft Evelien de sfeer deze ochtend. Kan ook niet anders: stralende zonsopgang, een paar wolkjes aan de lichtblauwe hemel en een uitzicht om U tegen te zeggen met de baaien en stranden van Fautea; met een toren, eind 16de eeuw gebouwd door Genua, op een landtong in de Middellandse Zee; met beboste bergen waar de herfst amper begonnen is. T-shirt weer!

    Maar eerst voor ontbijt zorgen = met Pieter naar de “boulanger artisanal” in Sainte-Lucie de Ponte Vecchio. “U pani casanu” is hun Corsicaanse slogan: zelfgebakken brood! Op de toonbank is een bordje duidelijk voor toeristen bedoeld: “No CB”, geen “Carte Bleu”, bankkaart! De vriendelijke bakkersvrouw – wie beweert dat er alleen maar “norsicanen” in corsica wonen? – legt uit dat elke handelaar in Frankrijk twee betaalwijzen moet aanvaarden. En zij doet dat uiteraard: cash of … je mag je croissant of pain ook met cheque betalen! Geen bankkaarten want banken en overheid pikken daarvan teveel in. “Et nous ne sommes pas des moutons”, voegt ze er aan toe. “Les moutons sont là-haut dans les pâturages” en ze wijst vaag naar achter waar de bergen liggen. “A demain”, zegt ze nog …

    Na het ontbijt – croissants, chocoladekoeken, rozijnenkoeken en stokbrood zijn inderdaad lekker en supervers – leidt kleine Lou ons naar de verwarmde infinity pool. Gezien het zomerse weer met een temperatuur vooraan in de twintig is dat niet moeilijk. Wat een verschil met het grijze weer gisteren in België. Nood breekt zwembad-gestoei: we moeten inkopen voor een paar dagen doen, in de spar in Sainte-Lucie.

    Van de 13de tot de 18de eeuw was Corsica in handen van de Italiaanse havenstad Genua die – in “meeuw-vlucht” over zee – zo’n 250 km ten noorden van Corsica ligt. Om het eiland te verdedigen tegen voortdurende aanvallen van Barbarijse piraten1, bouwden de Genuezen verdedigingstorens rond om rond langs de Corsicaanse kusten. De toren van Fautea die we vanuit ons vakantiehuis kunnen zien – anderhalve kilometer te voet – is daar een van. We wandelen er heen.

    Eerst de steile bergweg af, drukke RT10 over, langs een eerste strandje, een stukje maquis in, tot we niet verder mogen: de toren wordt gerestaureerd. Door een Brussels architectenbureau nota bene: er komt een nieuwe buitentrap, heraanleg van nutsvoorzieningen, betere bescherming van de archeologisch waardevolle binnenkant. De bouwvergunning is wel al drie jaar oud. Er liggen opengescheurde en versteende cementzakken op de site. De toren staat compleet in de steigers. Problemen? Het maquis-pad loopt verder tot op een tweede halve-maan-strand. Je kan hier de resten van een oude kalkoven bewonderen.

    We wandelen terug langs de verlaten spoorwegtunnel van Fautea. De Corsicaanse oostelijke spoorlijn is na de Tweede Wereldoorlog nooit meer opnieuw volledig in gebruik genomen. Deze halve kilometer lange tunnel staat al meer dan tachtig jaar leeg. Langs de zuidelijke ingang wandelen we er een paar tientallen meter ver in. Langs de noordelijke zijde worden in de tunnel champignons gekweekt.

    Drie verschillende flesjes bier uit Corsica.

    Een wolk in de vorm van Malta hangt al een tijd boven de kust en blokkeert de zon. Het is onmiddellijk frisser. Een felle rukwind steekt op. Blauwzwarte wolken zetten van alle kanten op. Dat belet ons niet om van de buitenjacuzzi te genieten. En van lokale biertjes: verrassend, verfrissend, kruidig, hoppig, … lekker. En van de zonsondergang die in het westen de hemel in vuur zet en in het oosten grillig-roze silhouetten op de wolken tovert. Corsica is nog altijd het “Île de beauté”.


    1. Barbarije is de oude naam voor Noord-Afrika, wat nu Marokko, Algerije, Tunesië en Libië is. Barbarije is afgeleid van het Oudgriekse bárbaros. Ook “berber” – uit het Atlas gebergte in Noord-Afrika – stamt daarvan af.
  • Zuidoost Corsica.

    20 september, 2025.

    Kan je half-september nog “snel” een weekje zon “dichtbij” vinden? Corsica? Rechtstreekse vlucht met Air Corsica vanuit Charleroi1 naar Ajaccio, villa voor zes personen, in de bergen en met zicht op zee? Gevonden! In Conca, in het zuidoosten van Corsica.

    Alegorie van Corsica in het vaticaan.
    Allegorie van Corsica – Wikipedia

    Corsicanen staan bekend als een fier, koppig en onafhankelijk volk. Dapper ook: al in de 16de/17de eeuw zorgde een Corsicaanse Garde voor de veiligheid van en in het Vaticaan. Zo dankbaar was paus Sixtus V dat hij in de “Hal van Constantijn” een fresco met allegorische voorstelling van Corsica en opschrift “Cyrniorum fortia bello pectora” – vrij vertaald: “Corsicanen met een dapper strijdershart” – liet aanbrengen. Helaas … die vechtlust bracht de Corsicaanse garde al snel in moeilijkheden. Na een gewelddadig incident met de Franse ambassadeur bij het Vaticaan werd de Garde na nog geen honderd jaar alweer ontbonden. Alleen de Zwitserse Garde bleef voortbestaan.

    25 oktober 2025.

    Fier en onafhankelijk … hoe contradictorisch is het dan dat we landen op de “Aéroport Ajaccio Napoléon Bonaparte”, genoemd naar de grootste landverrader uit de Corsicaanse geschiedenis?2 Of zijn ze daar trots op? Anderzijds, wil je weten wie de grootste schurken uit de geschiedenis waren, zoek dan de standbeelden in je buurt. Persoonlijk zou ik de luchthaven naar een andere beroemde Corsicaan vernoemen, bij voorbeeld Tino Rossi, onweerstaanbare charmezanger uit een andere eeuw en tijdperk.

    Kaart van Corsica.

    Genoeg gefilosofeer, we komen in de eerste plaats naar Corsica om hopelijk nog snel van wat herfstzon te profiteren. Om 8 uur ‘s avonds valt de temperatuur mee – 17° C – maar we hebben nog een nachtelijke rit over de ruggengraat van Corsica voor de boeg. Ongetwijfeld spectaculair mooi maar in het pikdonker met op 1.300 meter hoogte dichte mist, geen straatverlichting, schimmige koeien op de weg en geen wegmarkering, genieten we er niet echt van. Je zou nog wagenziek worden van de vele haarspeldbochten. Amper bewoning, geen dorpjes behalve na ruim twee uur rijden Ghisoni waar een wegwijzer naar een skistation wijst, maar voor de rest de tijd lijkt te hebben stilgestaan.

    Het is middernacht als we een donkere parking langs de straatkant bereiken. Hier hebben we afgesproken met Christelle en haar man, de eigenaars van het vakantiehuis, wat 80 meter hoger op een steile berghelling ligt: ook met de auto is dit een stevig klimmetje van een kilometer lang. Nog een korte rondleiding door de villa – wat een huis is dit! – en we kunnen onder de donsdekens om vannacht over te schakelen op winteruur en een uurtje langer te slapen. Bonne nuit.


    1. 25/10/2025, Brussels South Charleroi airport: wat een vreselijke, drukke, onvriendelijke luchthaven. Te veel vluchten, te veel passagiers voor een te kleine terminal; alle tafeltjes en stoelen van elke eet- en drankgelegenheid bezet; tientallen zitten, liggen of eten en drinken op de vloer, wij inbegrepen. In de toekomst, mijden als het enigszins kan.
    2. Napoleon, geboren in Ajaccio als zoon van een strijder voor de onafhankelijkheid van Corsica, kon – nadat zijn vader naar de Fransen was overgelopen – studeren in Parijs. Aanvankelijk sympathiseerde hij ook met de Corsicaanse onafhankelijkheidsstrijders maar die hadden niets vandoen met de zoon van een overloper. Napoleon keerde dan maar opportunistisch zijn kar.
  • Leven(s) in Cumbria.

    13 augustus 2025.

    Wat is dit plots met het weer in Cumbria? Stralend blauwe lucht, (nog) geen wolkje te bespeuren en warm. Het wordt tot 28 °C, ons niet gelaten. Overigens ligt onze terrastafel deze morgen vol met … vleermuispoep!

    Levens gardens.

    Je kunt niet in Beck Head, gehuchtje van Levens1 logeren en niet Levens Hall bezoeken. Dat maken we nu goed.2 Het is nog even voor 10 uur, de “ticket office” gaat over een paar minuten open, althans voor de tuin en daarvoor komen we. Het “house” gaat pas om 11 uur open. We kopen voor 1 £ een minuscuul, maar zeer informatief gidsje met plan van de tuin. Bij een heerlijke koffie met “Peach Danish” leren we dat in 1688 een gepensioneerde kolonel dit huis met landgoed kocht. Hij engageerde Monsieur Guillaume Beaumont, een fransman, om een tuin te ontwerpen in de Franse stijl, zoals toen mode was. De tuin is zo goed als onveranderd gebleven sindsdien, zelfs heel wat bomen en struiken stammen nog uit die periode.

    Langs een klein poortje links van het huis, stappen we de tuin binnen. Wij zijn geen tuinfanaten, maar dit is toch van een andere orde. De tuin van Levens Hall is een zogenaamde “Topiary Garden”. Moeilijk te vertalen; “topiary” is de kunst om struiken, vooral buxus en taxus, in decoratieve vormen te snoeien. Daar is in het eerste stukje tuin weinig van te merken: een rozentuin met – hoe kan het anders – alleen maar Engelse rozenvariëteiten. Geur, kleur en gezoem van insecten zijn overweldigend.

    Verder verschijnen de in allerlei vormen geknipte hagen en struiken. In sommige herkennen we figuren, een hoed, een koning en koningin van het schaakspel, een paraplu … meer dan honderd verschillende vormen en silhouetten. Vele daarvan zijn 300 jaar oud, net zoals de lay-out van de tuin zelf die in al die eeuwen zo goed als niet veranderd is. Een keer per jaar, in september, worden de figuren bijgeknipt.

    Wat is er nog te zien? Een eeuwenoude boomgaard die – ondanks de leeftijd – vier ton fruit van uitstekende kwaliteit per jaar levert aan de Levens Hall keuken. Een “Bowling Green”, een onberispelijk geschoren grasmat, waarop ladies en gentlemen in gepaste witte kledij een partijtje croquet spelen.3 Een lange en hoge beukenhaag, het trimmen ervan, vraagt twee maanden werk van twee personen. Een waterlelievijver met fontein, maar er staan voorlopig weinig waterlelies in bloei. Een groentetuin met bonen, kolen, venkel, ajuin, rode biet, … en die ook nog decoratief is. Een opvallen leuk beeldhouwwerkje van een konijn, in navolging van Beatrice Potter? Mensen stoppen muntstukjes in zijn oren!? Verder ontelbare ogenschijnlijk wilde bloemenperkjes en een … Ha-ha!

    Ha-ha.

    Hier in Levens werd de Ha-Ha uitgevonden, een constructie waarbij een loodrechte muur in een gracht wordt gebouwd. De andere gracht-helling is zacht en geleidelijk oplopend. Resultaat: vanaf de verticale kant is het zicht naar buiten de tuin onbelemmerd terwijl dieren door de rechte muur, toch niet in de tuin kunnen. Geen omheining of afsluitdraad nodig en vergezicht gegarandeerd. Slim bedacht!

    Naast de tuin staat het huis van Monsieur Beaumont. Al driehonderd jaar lang mag, nee MOET, de hoofdtuinier van Levens in dit huis wonen, de Engelsen en hun tradities🙄. Vandaag woont de negende opvolger van Monsieur Beaumont hier.

    Beck Head.

    Bij het terug naar Beck Head rijden, passeren we Foulham Moss. Nog even kijken? Doen we. In het bos vliegen goudvinken, hun rode vlek op hoofd (mannetjes) of onder oog (wijfjes) flikkert op. De Ospreys zijn op de afspraak: een paar vliegt boven onze hoofden rond; een kuiken zit recht op het nest.

    ’s Namiddags beperken we ons tot een wandeling vanaf Beck Head; enerzijds uit noodzaak – de zon en hitte – anderzijds de gekneusde arm van Betty. In het bos zijn drie houthakkers met geavanceerd materiaal een “bridle path” aan het vrijmaken. We ontdekten verschillende “footpaths” in de onmiddellijke omgeving.

    Vanavond nog wat genieten van het overwacht mooie weer. Gegrilde groenten met feta en pasta klaarmaken (ik) onder het nauwlettend toeziend oog van Betty (gelukkig). Helaas is het dan “valiezen-tijd”: morgen terug naar huis.

    Cumbria epiloog.

    14 augustus 2025.

    Bij security-controle in Manchester airport wordt Betty aan een volledige fouillering en bodyscan onderworpen. Haar “arm-sling” moet af. Misschien maakt dat haar extra verdacht. Ik mag / kan haar daarbij niet helpen: moet ze zelf doen. Frustrerend!

    Wij ervaarden Cumbria terzelfder tijd als ruw, wild, bedreigend op de fels, in het noorden, bij storm en lieflijk, charmant, bucolisch in de valleien en rond de meren. Fantastische streek, waarschijnlijk nog leuker buiten het toeristische hoogseizoen!

    P.S. Uiteindelijk blijkt de schouder van Betty toch op drie plaatsen gebroken.


    1. Door Levens stroomt de Kent rivier en niet de Levens-rivier. Die laatste loopt van Wildermere in de Morecambe baai.
    2. Eigenlijk hadden we ook Sizergh Castle moeten bezoeken, amper een paar mijl verder, helaas … tijdsgebrek.
    3. Croquet is een balspel waarbij met een lange houten hamer een bal tussen twee paaltjes moet geklopt worden, liefst in zo weinig mogelijk slagen.
  • Furness Abbey & Piel Castle.

    12 augustus 2024.

    Cumbria heeft niet alleen fells en lakes en dales, maar ook kust. We waren al in Grange-over-Sands, maar dat ligt feitelijk aan de uitgestrekte Morecambe Bay. Dat is nog niet echt de kust met de Ierse zee. We trekken naar “The Lakes district Peninsulas”, de schiereilanden in het uiterste zuiden van Cumbria. De fells van de Lakes worden bergjes, heuvels, bultjes en verdwijnen ten slotte helemaal.

    Furness Abbey.

    Dicht bij de kust liggen de ruïnes van Furness Abbey. In de middeleeuwen – van de 12de tot de 16de eeuw – was dit een van de grootste cisterciënzerabdijen van Engeland en zeker de grootste van Cumbria. Ze bezaten grond en eigendom, niet alleen in Cumbria en Yorkshire, maar ook in Ierland en op het eiland Man. Behalve bidden bestuurden de monniken ook schapen-boerderijen, brouwden ze bier, bewerkten ze ijzer, staken ze turf, wonnen ze zout, hadden ze graanvelden, bewerkten en verkochten ze leer … Machtig en rijk, getuige de fijn bewerkte, verguld-koperen kop van de staf van een abt die hier in een graf is teruggevonden.

    De rode zandsteen ruïne is nog altijd indrukwekkend, zowel wat betreft de hoogte van de muren – tot 40 meter – als de omvang – ongeveer vier voetbalvelden groot, schat ik. Het is leuk kuieren tussen en rond de ruïnes, ook al omdat hier weinig andere toeristen zijn, ideaal voor foto’s. Wat een bedrijvigheid moet dat geweest zijn toen hier zowat honderd monniken en dubbel zoveel lekenbroeders leefden en werkten. Er was ook een continue aanvoer en afvoer van producten en een komen en gaan van gasten, ambachtslui, bezoekers, bedelaars, handelaars.

    Bow bridge.

    Uit die bloeiperiode van de abdij is hier niet zover vandaan nog een brugje overgebleven langs waar al dat volk passeerde: een smalle brug – een kar breed – met drie bogen, “Bow Bridge”. We wandelen erheen, met de hulp van een “local” die ons bereidwillig op het juiste pad brengt. Een bosje door, dan … een spoorweg over met een duidelijke waarschuwingsborden en een verkeerslicht voor ons, voetgangers. Door een weide met koeien en bijhorende verse vlaaien, langs de Mill Beck (Molenbeek?) tot bij Bow Bridge. Spectaculair is het niet. Maar het is het idee: je moet hier het gewicht van het verleden voelen. 😀

    We zijn dicht bij waar de Morecambe baai de Ierse zee ontmoet. De rijkdom van de abdij moest beschermd worden tegen ruige piraten, smerige Schotten en andere plunderaars die van over zee kwamen … Piel Castle! Daar rijden we nu heen, amper een kwartiertje ver.

    The Needle.

    Aan de kust in een gehuchtje van Barrow-in-Furness duikt een eigenaardig bouwwerk op: smal, hoog, een vuurtoren? Jawel een ex-vuurtoren, officieel de Rampside Lighthouse, maar door “locals” “The Needle genoemd. Tussen 1850 en 1870 werden langs de kust dertien van deze vuurtorens gebouwd om schepen veilig de haven van Barrow binnen te loodsen. The Needle is de enige overlevende toren. Een eindje verderop begint de kaarsrechte dijkweg naar Roa eiland. Van daar kun je met een pendel-ferry naar Piel eiland en Piel Castle. Maar eerst onze broodjes verorberen op een plastic bankje van gerecycleerde, aangespoelde visnetten aan de rand van Foulney Island, een natuurgebied met slikken en schorren.

    Piel.

    We wandelen de halve mijl van Foulney Island tot Roa Island op de dijkweg en schieten een paar leuke foto’s van een roestig scheepswrak. Op Roa is er een kleine aanlegsteiger voor de ferry naar Piel eiland. “Ferry” is een groot woord voor een bootje dat maximaal 12 personen kan meenemen. Overtocht duurt 10 minuten en kost 7 £ per persoon. Op Piel legt het bootje aan bij de Ship Inn, een pub met terras dat … volzit! Niet onbegrijpelijk: ‘t is hier vandaag merkwaardig warm – tot 26 °C – bewolkt met heel af en toe zon. De ruïne van Piel Castle is zowat honderd meter verder en … daar is bijna niemand. Nochtans is ook deze plaats fotogeniek, groter dan verwacht, omgeven door de zee. De muren zijn met dezelfde rode zandsteen opgetrokken als Furness Abbey. Er is een keienstrand waar hier en daar bosjes zeekool groeien.

    Van hieruit controleerden de monniken de toegang tot de baai en hielden ze ongewenste bezoekers op afstand … zelfs de belastingambtenaren van de koning. Piel Castle werd onder andere gebruikt om de voorraden van de abdij te bewaren en te verbergen. Af en toe waagden de monniken zich zelfs aan het smokkelen van wol. Waarschijnlijk heeft God het niet zo op invoer- en uitvoerbelastingen begrepen.

    We moeten wel nog tijdig van dit eilandje geraken: de laatste ferry vertrekt om 16 uur en het is nu 15 uur. De eerste boot missen we net; dat geeft ons wat tijd om nog “snel” de andere kant van het eiland te verkennen: een raar gebouw, een camping, natuur. Voor de tweede boot – 20 minuten later – zouden we juist passagier 13 en 14 zijn … we kunnen opnieuw niet mee. Geen nood: een extra, wat gammel bootje komt versterking bieden. Deze keer kunnen we wel mee, onder een stralende zon!

    Na de boot, tijd voor Booths, supermarkt in Ulverston! Aardbeien, English plums, groenten, gerookte zalm, roseetje … alles om de dag goed af te sluiten.

  • Geluid van stilte rond Windermere.

    11 augustus 2025.

    Bowness.

    Het wordt “uitzonderlijk” warm: tpt wel 23° C! Moeten we dan de koelte van water opzoeken? We rijden in elk geval naar Bowness-on Windermere. Daar vonden we het een paar dagen geleden zo druk. Nu valt het wel mee. Dit is duidelijk een toeristische hotspot waar de pendel-ferries op, en de toeristische bussen rond het meer vertrekken. Er is al heel wat bedrijvigheid. Een parkeerterrein is ingenomen door meerde tientallen tentjes: een tijdens de zomer permanente markt. Er staan kermis-attracties. We kuieren wat rond; de “Lake View” lijkt ons ideaal voor een koffie met uitzicht op het meer vanaf de eerste verdieping. “Sir, this is a pub and a restaurant, NOT a coffeeshop” zegt de mevrouw achter de toog vriendelijk maar beslist. Maar omdat het niet druk is, krijgen we toch onze twee koffies met zicht over Windermere. Leuk!

    Wat hebben de Engelsen toch met voederen van wilde dieren? Een oudere meneer strooit granen en is omringd door tientallen eenden en Canadese ganzen. Duiven landen op zijn schouder, eten uit zijn hand en … pikken op zijn kale schedel. Pret bedovren!

    Romeins fort in Ambleside?

    Wij trekken verder, naar het Romeinse fort in Ambleside. Daar is niet zoveel meer van over: funderingen, met goede wil een paar stenen hoog, je kunt het zelfs geen muurtjes meer noemen. Infoborden geven wel duidelijk uitleg over wat hier ooit stond. Vandaag grazen koeien op en tussen de ruïne. Maar HET pluspunt is de omgeving: een parkje, overgaand in de vrije natuur, uiteraard met wandelwegje en vlonderpad tot waar de Rothay en Brathay rivier in Windermere vloeien. Rustig, stil, zo goed als geen toeristen. Bootjes, kayaks, peddel-surfplanken op het meer, zelfs vermetele zwemmers ondanks een waarschuwingsbord over mogelijke blauwalgen.

    Wray Castle.

    Nu we toch aan de meest noordelijke kant van Windermere Lake zijn, kunnen we even goed langs de westkant van het meer terugkeren en Wray Castle bezoeken. Wray Castle is in neogotische stijl gebouwd in 1840 door ene James Dawson met het fortuin van zijn rijke vrouw. Helaas, het kasteel is gesloten voor een renovatie … die minstens drie jaar zal duren. Geen nood, de site is leuk, we kunnen picknicken op banken en tafels voor het kasteel, zoals er velen doen. De omgeving en panorama’s zijn superleuk. Terwijl we onze boterhammetjes met kip of cheddar binnen spelen, tekent de zon de schaduwen van wolken op de heuvels … in vijftig tinten groen. Boeiend schouwspel.

    Aan het meer is een “boathouse” gebouwd waar je in de Victoriaanse tijd zomaar rechtstreeks kon binnen varen. Vandaag is het een aanlegsteiger voor de Windermere “hop-on, hop-off” ferry. Die vaart continu het hele meer rond. Een rij toeristen staat al te wachten. De ferry arriveert met een vol bovendek. Lading mensen lossen, nieuwe lading mensen erop, het grootste deel ervan weer op het bovendek, en weg … We zouden bijna vergeten om foto’s te nemen van deze idyllische plek.

    Esthwaite Water

    Langs smalle, bochtige, op- en neergaande wegen rijden we verder naar Esthwaite Water, een klein meertje met slechts enkele bezoekers aan het Boathouse Café. Het terras van het café aan de rand van het meer is uitnodigend. Maar er is een parkeerprobleem. Alle parkings in Cumbria – en bij uitbreiding Engeland – hoe klein of hoe afgelegen ook, zijn betalend, via een app en/of via “Pay & Display”, een parkeerautomaat. Deze parking kan je alleen maar met een app betalen en die kan je alleen maar via de UK app-store downloaden wat praktisch gezien heel moeilijk is met een “Belgische” iPhone. Even in het Boathouse Café vragen: “Nobody ever controls here”, zegt de barman. Perfect; voor ons twee gemberbiertjes en een soort brownie met “sour cherries” en geen parking-zorgen hier.

    Kindjes voeren eendjes. Iemand penseelt een waterverf-schilderijtje van het zicht over het meer. Een visser hengelt vanaf een stoel in het water. Een andere met vissersbroek heeft net beet, haalt de vis binnen, maakt hem los en … geeft hem weer de vrijheid. Wij genieten van de omgeving, de rust en de stilte. Wat is België toch lawaaierig. Wat is er weinig natuur in België.

    Langs Newby ten zuiden van Windermere rijden we terug naar het vakantiehuis. Die weg voert ons omhoog, tussen Gummer’s How en Sow How1. Drie keer moeten we stoppen: de zichten over het meer van Windermere zijn te spectaculair om zomaar voorbij te rijden.

    Ten slotte: Bowland Bridge, net voor we terug “thuis” zijn in Beck Head. Het is een petieterig dorpje met een fotogeniek bruggetje – niet dat we hier nog geen boogbrug gezien hebben – en een pub, uiteraard.

    Zachte avond, aperitief op ons terras, luisteren naar de stilte.


    1. Een “how” komt van het Oudnoords en betekent “hill”, heuvel.

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.