Home

  • Ek’Balam op de “día de muertos”.

    30 oktober 2023.

    Bijna drie dagen in Yucatán, Mexico en nog geen enkele archeologische site bezocht: onvergeeflijk! Vandaag goed maken: we rijden naar Ek’ Balam.

    Ek’ Balam.

    Ek’ Balam ligt ongeveer halfweg tussen Espita en Valladolid. Vanaf de “grote” weg, de “295”, is er slechts één afslag naar Ek’ Balam, niet te missen. Iemand met een rode vlag verspert de weg aan de afslag en wijst ons naar de kant. Een panfluitspeler vraagt om ons te registreren in het kantoortje achter hem. Doen we. Een vriendelijke Mexicaan legt ons uit dat we een paar km verder op de weg moeten stoppen om de Ek’ Balam parking te betalen (100 peso = +/- 2,5 €). Nog een eind verder is dan de parking met ingang van Ek’ Balam. Daar zullen we de toegangsprijs moeten betalen. Nog advies: direct naar de grote piramide gaan, nu het nog niet druk is. De Mexicaan noteert mijn naam en telefoonnummer op een soort officieel document. Dan vraagt hij of we nog plannen hebben voor vandaag. Ja, misschien de X’Canché cenote bezoeken die hier dicht bij ligt. Hmm, dat raadt hij ons ten stelligste af want veel te druk. Een alternatief? Ja, een cenote niet te ver hier vandaan, rustig, mooi, niet druk: Chichikan. OK. We moeten wel reserveren want er worden maar een beperkt aantal mensen per dag toegelaten. OK. En ook direct betalen: 770 peso voor twee personen (= +/- 40 €). OK. Daarvoor is wel lunch inbegrepen en tequila proeverij en Maya-tour. OK.

    Aan de ingang van Ek’ Balam betalen we aan aparte kassa’s:

    1) 882 peso toegangsprijs voor twee (= +/- 45 €);

    2) 180 peso belastingen voor twee (= +/- 9 €).

    Dan nog een tiental souvenirshops passeren en onmiddellijk naar de grote piramide.

    Wat een indrukwekkend bouwwerk, pas in 1998 ontdaan van alle aarde waaronder de Maya’s de tempel begraven hadden. Dertig meter hoog, steile en smalle treden (106), brandende zon … wagen we de klim? Ja, tot het terras na twee derden van de top. Ek’ Balam betekent zwarte jaguar; een rij jaguar-tanden verspert hier de ingang. Krijger-standbeelden langs de muren bewaken mee. We kijken nu over het omringende oerwoud uit en besluiten dat verder klimmen geen veel beter panorama zal opleveren.

    Wat is het hier rustig en stil, ondanks de toeristen. Maar ‘t is inderdaad niet druk. Pas nu beseffen we hoeveel voortdurend lawaai er is in Espita. We wandelen rustig rond, langs en rond het ovalen paleis, het balspel veld, nog niet uitgegraven heuvels. Ruim anderhalf uur kuieren. Aangename site!

    Chichikan.

    Stomverbaasd zijn we bij het oprijden van de grote parking van cenote Chichikan. Er staan acht tourbussen! Rustig!? Beperkt aantal bezoekers?! We krijgen een groen polsbandje om en horen dat je de cenote zelf alleen maar kan zien met “life vest” (gratis, of beter inbegrepen in de prijs) en in badpak. Paniek: we hebben onze badpakken niet mee! Ok, toch maar rondwandelen want het domein lijkt groot te zijn en bovendien: betaald hebben we toch. Veel toeristen, druk, vooral aan het buffet-restaurant.

    Dan staan we plots toch aan de cenote. Je kan er rond kan wandelen maar inderdaad alleen maar in badpak naar beneden gaan. Een cenote is eigenlijk een groot zinkgat: een ondergrondse rivier holt onder de oppervlakte een ruimte uit in de kalksteen. Soms stort dan het dak in en voilà: cenote. Deze – Chichikan, 36 meter breed, 24 meter diep tot aan de nog eens 8 meter diepe rivier – is wel mooi maar ervan achterover vallen? Nee, dat nu ook weer niet. Overigens zijn er in verhouding tot het aantal bezoekers van Chichikan maar weinig zwemmers daar beneden.

    We hebben geen van beiden (veel) honger en eten dan maar een salade. De gratis tequila-proeverij slaan we over. De Maya-tour niet … hoewel, een gids is nergens te bekennen. Gelukkig is het pad in het oerwoud goed aangeduid. We leren een paar interessante weetjes over de Maya’s, over hun kalender, de waarde van maïs en van cacao-bonen, lichaamsbeschilderingen, balspel …

    Nu terug naar Casona los Cedros voor een duik in de infinity pool. Beter dan in een Cenote zwemmen, denk ik dan maar.

    Hanal Pixán.

    Een door Casona los Cedros georganiseerde avond deze keer, ter gelegenheid van het vijfdaagse Hanal Pixán feest, het feest van de doden, de “día de muertos”! Zes uur ‘s avonds en we rijden met tricitaxi naar de Cementerio, het kerkhof. Zeer druk is het daar: honderden mensen, in het wit gekleed en geschminkt als “dode”; opstopping van tricitaxi’s; veel kinderen bijna allemaal in ‘t wit en ook geschminkt. Er is zelfs stadion-verlichting! Uitgelaten sfeer! Er zal in stoet naar het centrum gestapt worden. Een kleine vrachtwagen met muziekboxen rijdt voorop. Luide en griezelige ritmische muziek blèrt uit de boxen.

    De stoet zet zich in beweging. De deelnemers dragen brandende kaarsjes: zo leiden ze de geesten van de doden mee naar het centrum, waar ze samen met de (nog) levenden feest kunnen vieren. We stappen mee … met brandende kaarsen … maar onze kaars is snel uit (wind!). Het centrum van Espita ziet zwart van het volk. Elke wijk heeft er een versierd altaartje (om ter mooist!). Leden van een volksdansgroep tonen wat ze kunnen.

    Ons wacht een vijf gangen diner in Casona los Cedros, te beginnen met een aperitief op basis van tequila. Een Mariachi bandje – drie gitaren en een trompet – zorgt voor “live” muziek. Mexicaanser kan het niet meer worden …

  • Watervogels en krokodillen in Rio Lagartos.

    29 oktober 2023.

    Espita.

    6u30. Vannacht de hele tijd muziek en feestgedruis gehoord. Tot 4 uur ‘s morgens. Nu begrijpen we waarom er oordopjes in onze hotelkamer liggen. Nee, mijn jetlag is nog niet weg. Eens proberen om die weg te joggen. Zo vroeg is de temperatuur “maar” 21° C.

    Er zijn al verbazend veel mensen op de been. Tientallen driewieler moto-taxi’s brengen vrouwen in traditionele witte kledij naar het centrum van Espita, naar … de vroegmis van 7 uur! De kerk van San José zit niet bomvol maar is toch redelijk gevuld. Een paar mannen reppen zich vijf minuten te laat binnen.

    Ik jog verder, laat mij leiden door de geur van vers gebakken tortilla’s en ontdek meerdere artisanale “molino y tortilleria” in volle bedrijvigheid. Overigens kan je in Espita moeilijk verloren lopen: het stadsplan is dambord-structuur en alle straten zijn genummerd, even nummers voor de noord-zuid straten, oneven voor de dwarsstraten. Een paar straathonden lopen met me mee; een steen oprapen doet ze achterblijven.

    Rio Lagartos.

    Na het ontbijt – fruit, zoete broodjes met honing en platte kaas, twee eieren verzopen in een saus van rode bonen – rijden we noordwaarts, naar de zee: naar Rio Lagartos. Opnieuw langs kaarsrechte wegen tussen muren van groen. Soms lijkt het wel alsof we door kleine groene tunnels rijden. Weinig dorpjes onderweg, dus ook weinig topes, oef!

    Bij het binnenrijden van Rio Lagartos worden we bij een tope tegen gehouden en aangesproken door ene Emilio die beweert een “capitán” te zijn en ons een boot-tour wil aansmeren. We zien wel. Aan de malecón (strandboulevard) blijken er nog meer van die capitáns te zijn, letterlijk tientallen die elk een trip naar de flamingo’s en cocodrilo’s (krokodillen) willen verkopen. Er is net een buslading toeristen gedeponeerd … vandaar. We slaan alle aanbiedingen af. “No veras nada”, zegt er één: “Jullie zullen niets zien”.

    Overigens is het zicht over de lagune (de Ría Lagartos, niet Rio zoals de naam van het dorpje) met zijn vele vissers- en andere bootjes en de lagune best pittoresk. We wandelen voorbij de grootste drukte en … spotten in de verte een twintigtal lichtroze flamingo’s, goed te zien met verrekijker. Boven onze hoofden zweven een vijftal fregatvogels. We zien pelikanen, aalscholvers en allerlei soorten steltlopers. Bootjes met toeristen overbruggen de helft van de afstand tussen ons en de flamingo’s. Zien ze meer dan wij met onze verrekijker?

    Sendero Petén Mac.

    Ook met verrekijker hebben we zowat een kilometer meer naar het oosten nog een paar gebouwen en een aanlegsteiger gespot. Even gaan kijken: er liggen inderdaad een paar oude aanlegsteigers en enkele bootjes; een strandje, restaurant Chiquila, een immense zanderige parking omringd door mangrovebos en een grote soort zwemvijver (blijkt de cenote Chiquila te zijn). In een verre uithoek van de parking begint een vlonder wandelpad doorheen het mangrovebos: de Sendero Petén Mac. Heerlijk koel in het bos en zo wonderlijk tussen en boven de wortels van de mangrove bomen te wandelen. De sendero eindigt bij een grote poel of vijver met … een paar krokodillen en bij nader toezien, tientallen kleine krokodilletjes naast vele visjes, een enkele met wonderlijke fluo-ogen. Wat een zalige plek!

    Cocodrilo.

    Terug naarhet strandje en de cenote voor een eigenaardig schouwspel. Een Franse familie, van kop tot teen ingesmeerd met het witte, modderige zand stapt het blauwgroene water van de Cenote in. Een vrouw langs de kant beweert dat er krokodillen in het water zitten! Kunnen we dat in het Frans uitleggen? Ja, dat kan maar eerst even aan een oude Maya bij de vijver vragen of het wel juist is. Jawel, ‘t is juist maar de krokodillen laten de mensen met rust … zegt hij. Toch maar aan de Fransen uitleggen die … me niet geloven en ongestoord verder plonzen. De oude Maya is hun gids, een “blagueur’, grappenmaker. Tja … wij gaan een stukje eten in restaurant Chilquila. Het restaurant is niet meer dan een grote open ruimte – geen muren – met strooien dak. De visfilet “a la plancha” met rijst en tortilla’s van omgerekend 8 € is eenvoudig en smaakt heerlijk! Twee kolibries fladderen rond. Een jongetje gooit broodkruimels naar enkele leguanen.

    Toch nog even naar de cenote gaan kijken waar een nieuw wit-ingesmeerd viertal aan ‘t zwemmen is. Hun gids staat er op te kijken. Ik vraag hem al lachend “No cocodrilos?” Maar hij lacht niet en troont me een tiental meter verder mee langs de struiken. Het water van de cenote stroomt hier in zee en … daar ligt een kanjer van een krokodil! Zou het waar zijn dat ze mensen met rust laat?

    Las Coloradas.

    Twintig kilometer meer naar het oosten ligt Las Coloradas, een minuscuul dorpje dat bestaat bij de gratie van de zoutwinning. De weg er naartoe is slecht: gedeeltelijk geasfalteerd en op bepaalde stukken vol diepe gaten. Net voor het dorp liggen reusachtige grijs-witte zoutbergen van een privé zoutbedrijf. Verboden toegang. Verderop zie je de roze gekleurde zoutmeren. Tegen betaling kan je op een uitkijktoren en mag je een eindje de “salinas” inwandelen. Maar we hebben er al betere gezien in Sicilië. Dit ontgoochelt.

    De strandlijn van Las Coloradas is wel interessant. Tientallen vissersbootjes liggen aan de vloedlijn. Daarachter Mexicanen die hun zondag al etend en drinkend en luierend (hangmatten!) op het strand doorbrengen. Geen toeristen te zien.

    Nu rustig terug naar Casona los Cedros, na een dag vol nieuwe indrukken.

    Tradicional Cochinita Pibil.

    Betty ontdekt op internet hotel-restaurant Casa Kacaya. Perfect voor “la cena”, het avondeten. We blijken de enige klanten te zijn maar geen probleem: de maître d’O vertelt honderduit over Espita, Yucatán, Mexico. Hij bevestigt: Mexicanen feesten altijd. De feria in het dorp gaat nog wel een weekje door. Maar de echte feesten komen pas in December. “Tradicional Cochinita Pibil” is een typisch Maya-gerecht uit Yucatán. Een speenvarkentje laat je marineren in een salsa van annatto – een rode kleurstof van een Zuid-Amerikaanse boom – bitter sinaasappelsap en look. Dan wikkel je het in bananenblaren en gaar je het heel traag. Ten slotte in stukjes scheuren en opdienen met ui, sjalot, gegrilde groenten en de onvermijdelijke tortilla’s. Heerlijk, maar wel (te) veel. Oorspronkelijk gaarden de Maya’s het varkentje in een put in de grond, de “Pibil”.

    Espita by night.

    Nog is Betty niet uitgeteld. Zij stelt voor om nog “even” naar de “Parque Melchor Ocampo” te wandelen, het centrale plein van Espita. Mij moet je dat geen twee keer zeggen.

    ‘t Feest is hier in volle gang: een 10-koppige band met voornamelijk trompet, sax en trombone speelt Yucatán Jarana muziek; dansers in traditionele kledij gaan er enthousiast tegenaan; toeschouwers staan twee rijen dik maar voor ons geen probleem: we steken kop en schouders uit boven de kleine Maya’s (waardoor we opvallen en zelf veel bekijks hebben). Nog naar één liedje luisteren en dans kijken, dan naar bed … nee nog eentje … nog een allerlaatste … oh, ze spelen Cielito Lindo …

    P.S. De eerste zondagsmis in Espita is om 6 uur; die van 7 uur is al de tweede mis van de dag.

  • Espita.

    28 oktober 2023.

    Jetlag.

    Zoals verwacht speelt de zeven uur jetlag ons vannacht parten: korte slaapjes, veel wakker worden en om 6 uur ‘s ochtends al klaar wakker. Dat belooft want vandaag passeren we nog een keer een tijdsgrens van één uur tussen de staat Quintana Roo en de staat Yucatán. We houden het op de hotelkamer uit tot 7 uur; dan is het meer dan tijd voor ontbijt.

    Een uurtje later rijden we de weg op, bestemming Espita, 200 km naar het westen. Betty beslist dat we NIET de vermoedelijk betere tolwegen nemen maar wel de “180”, de gewone (of oude?) weg van Cancún richting Merida, want “dan zie je meer”!

    En dat is juist. De weg loopt door het oerwoud, is meestal goed op een paar putten na, geasfalteerd en meestal eindeloos kaarsrecht. Voortdurend rijden we tussen twee ondoordringbare, groene muren, hier en daar onderbroken door een “Rancho”, boerderij. Of door een dorpje waar we onze ogen uitkijken. Behalve “winkeltjes”, eigenlijk meer barakken van hout en golfplaten, passeren we af en toe een pittoresk kerkje; moeten we uitkijken voor straathonden (die staren je altijd triest-onderdanig aan) en … vooral voor Topes!

    Topes.

    Topes zijn verkeersdrempels, verkeersremmers of beter verkeer-totaal-tot stilstand-brengers. De lengte, breedte en grootte van deze drempels varieert van 10 tot 50 cm (eigen schatting). Ze worden aangegeven door verkeersborden, (er zijn minstens drie verschillende borden), soms door rechtop staande autobanden, heel dikwijls gewoon niet aangeduid. Meestal vind je ze bij het binnen en buiten rijden van dorpjes, of aan schooltjes, of bij kruispunten. Maximum snelheid om er over te rijden: 10 km per uur. We doen meer dan 3 uur over goed 200 km. Maar hey: dat is “slow travel”! Bovendien stoppen we ook nog een keer voor een politiecontrole. Maar geen erg: we worden gewoon verder gezwaaid. In de andere rijrichting wordt een persoon wel gefouilleerd door zwaar bewapende agenten.

    Cabalgata.

    Rond de middag – tja, van welke tijdzone? – rijden we Espita binnen. Op het centrale plein verzamelen Ranchero’s – mannen en vrouwen te paard – voor een cabalgata: een feestelijke ruiter-optocht ter ere van één of andere heilige, San José? Het enige verplichte attribuut van zo’n Ranchero lijkt een Stetson-hoed te zijn. De hele namiddag weerklinken voetzoekers in de straten. Maar wij zoeken onze verblijfplaats voor de volgende vijf nachten: Casona los Cedros in straat 26, nummer 199, dat is midden in Espita.

    Casona los Cedros.

    Een Casona is een oud Mexicaans herenhuis. Dat was Casona los Cedros lange tijd: eigendom van een rijke familie uit Espita. Daarna is het een populaire cantina (Mexicaans café) geworden om ten slotte, vóór de huidige bestemming, een dertigtal jaren leeg te staan. Oude en nieuwe architectuur nu in symbiose. Rustig is het in elk geval.

    Jetlag noopt ons tot het inlassen van een rustpauze na de late lunch. Tijd om bij te bloggen of … bij te slapen. Maar in Espita gaat de zon nu onder om 17U30. En dus wandelen we om 16:00 uur naar het stadscentrum (niet ver 🙂).

    Espita.

    Een “Pueblo Magico ”, een magisch dorp. Dat is Espita officieel (Departement Toerisme van Mexico) sinds juni van dit jaar. Een Pueblo Magico zit vol symboliek en legenden; heeft historische hoeken en kanten en er heerst een magische sfeer. Althans zo luidt de officiële definitie ervan. Inderdaad, Espita stelt niet teleur met:

    statige historische gebouwen zoals het Palacio Municipal of de Casa de la Cultura;

    oude kleurrijke casona’s;

    de Iglesia San José die er eerder als een versterkte burcht dan een kerk uitziet;

    de ontelbare “tricitaxi’s”: motors waarvan het voorste wiel is weg genomen en in de plaats een passagiersbak op twee wielen is aangelast (lekker veilig voor de chauffeur bij frontale botsing: passagiers vangen de klap op); een ecologischer maar trager vervoermiddel is de fiets-tricitaxi;

    een groot centraal plein met een gezellig parkje;

    oude Maya-huisjes.

    Maar vooral – hoe het komt weet ik niet – maar iedereen op straat lacht ons toe en de “Buenas Tardes” zijn niet van de lucht. Over magische sfeer gesproken.

    Nu nog dineren in “ons” herenhuis en daarna kunnen we onze jetlag trachten weg te slapen.

  • Cancún.

    27 oktober 2023.

    Zaventem.

    ‘t Is onmiddellijk duidelijk bij het inchecken: Yucatán is een backpackers-bestemming; dit is geen “grijze kopjes” vlucht. Tweede vaststelling: geen zichtbare extra security in de luchthaven ondanks de aanslag in Brussel van vorige week, ondanks de Israel-Gaza situatie.

    Tuifly TB351 van 13u40 naar Cancún vertrekt ongeveer op tijd voor een vlucht van iets meer dan 10 uur. Na de lunch dimmen de lichten en verduisteren de vensters automatisch – ‘t is een Boeing 787 Dreamliner – alsof het buiten al schemerduister is.

    Cancún.

    Paspoortcontrole in Cancún verloopt vlot, ondanks de drukte. Niet zo in de bagagehal: onze twee koffers komen na lange tijd als voorlaatste aanrollen. Iemand van de luchthaven heeft ondertussen al tientallen koffers en zakken van de band gesleurd en plompverloren neer gezet. We schuiven in de chaotische massa met valiezen aan voor de douane. Oei, blijkbaar moet je één of ander papier invullen, dat … hier moeilijk te vinden is! Uiteindelijk toch aan een tijdelijk Tuifly standje gevonden

    Verder aanschuiven. Op het douane-formulier verklaren we dat we geen drugs, voeding, alcohol, planten, dieren, biologische culturen, aarde … mee brengen. Drie keer opnieuw het formulier moeten aanvullen: ‘t ziet er ingewikkeld uit. Dan passeren we met onze bagage de eerste controle.

    Tweede stap: formulier afgeven aan een volgende douanier. Die gooit ons document op een hoop en nodigt me uit om op een rode knop te duwen?!?!??? Vóór ons floept een rode display aan: we worden uitgenodigd de linkse file te nemen en niet de uitgang! Alle koffers van de ongelukkige “rode knoppers” worden grondig gecontroleerd. De “groene knoppers” zijn vrij!

    Van een twintigjarige backpackster worden alle zakjes en pakjes open gemaakt. Net zo bij de twee Sikhs voor ons. Dan wij aan de beurt: sigaretten, drugs of alcohol mee? Nee. Koffers en rugzakken open; vluchtige controle en OK! Oef.

    Alamo.

    De huurauto: gratis upgrade want de gereserveerde auto is er niet. Willen we niet een extra verzekering? Nee. Benzinetank is vol maar de auto mogen / moeten we leeg terug brengen? Dat was niet de afspraak! Handgeschakelde auto en geen automaat: ook niet de afspraak. Morgen toch een berichtje sturen naar Sunny Cars. Maar extreem vriendelijk en goedgezind zijn ze hier wel. We worden gewaarschuwd: in tankstations nooit credit card afgeven. Als je cash betaalt ook opletten voor fraude: biljetten van 200 peso’s worden vliegensvlug 20 peso biljetten, ze zijn beide dezelfde kleur blauw (achteraf blijkt dit NIET juist te zijn, zie de Yucatán – epiloog blogpost.

    We rijden de nacht in … voor de volle 300 meter tot het Hilton Garden Inn Cancún Airport, we zijn nu eenmaal geen backpackers. Een receptioniste in Halloween make-up verwelkomt ons.

    Lokale tijd 20u30 – 3u30 in België – tijd voor een lichte maaltijd in het hotel. Met een gedeelde Ceviche caribeño en Ciabatta vegana kunnen we een lange en vermoeiende dag afsluiten. Bienvenido en México!

  • Yucatán, Mexico.

    The soil in Yucatán is black and red, and rests upon a limestone bed. No rivers slice the surface in the north of the peninsula. Caves and sinkholes pucker the ground, and the rainwater forms cenotes and gathers in haltunes. What rivers there are run underground, secretive in their courses. The marshes come and go at their whim during the dry season. Brackish waters are common, giving a habitat to curious, blind fish in the depths of the cave systems, and where limestone meets the ocean, the shore turns jagged.

    Uit “Gods of Jade and Shadow”

    Silvia Moreno-Garcia

    Vrije vertaling: De grond in Yucatán is zwart en rood en rust op een kalksteen bed. In het noorden van het schiereiland zijn er geen rivieren die het landschap doorsnijden. Grotten en zinkgaten markeren het land, en het regenwater vormt cenotes en verzamelt zich in haltunes. De rivieren die er wel zijn, lopen ondergronds, geheimzinnig. Tijdens het droge seizoen komen en gaan de moerassen wanneer ze willen. Brak water komt vaak voor en biedt een leefgebied aan eigenaardige, blinde vissen in de diepten van de grotten, en waar kalksteen de oceaan ontmoet, wordt de kust grillig.

    Zo’n 66 miljoen jaar geleden viel ten noorden van Yucatán, net buiten de huidige kustlijn de asteroïde die mede het verdwijnen van de dinosaurussen zou veroorzaakt hebben. Alleen een ring van cenotes op het vasteland getuigt hiervan nog.

    Onze reislust voert ons naar het land van de Maya’s1: het schiereiland Yucatán2 in het uiterste zuidoosten van Mexico3. Dat hier één van de zeven moderne wereldwonderen ligt – de Kukulcán piramide in de ruïnes van de Maya-stad Chichén Itzá – is mooi meegenomen. Een rechtstreekse Tuifly-vlucht Brussel – Cancún helpt ook. Hoewel, Cancún … een super-toeristische strand- en party-stad, gebouwd in de jaren zeventig van de twintigste eeuw, nu met tienduizenden hotelkamers!?! Iets zuidelijker begint de Maya-riviera. Omdat we ‘s avonds toekomen is Cancún voor ons goed voor één nacht hotel: op de luchthaven zelf!

    Over de oorsprong van de naam Yucatán bestaan verschillende theorieën. De eenvoudigste is Yucatán = land van Yucca’s; de Maya aten inderdaad sommige yucca-planten. Een meer folkloristische verklaring komt van de conquistadores: toen de Spanjaarden oog in oog stonden met de Maya’s zouden die laatste geroepen hebben “uh yu ka t’ann” – “hoor hoe gek die spreken”.

    Reisgidsen en boeken over Yucatán zijn er in overvloed en ook het internet bulkt van de reisblogs en “travel sites” met 101 tips voor “places to visit”, “must-see’s” en “to-do’s”. Geen probleem dus om een reisroute samen te stellen (of juist wel?). We plannen af en toe van de gebaande paden af te wijken, met name in het zuiden van Yucatán. Onze reisroute in een notendop: vijf verblijfplaatsen voor in totaal vijftien overnachtingen (rode “markers” op de kaart). Interessante plaatsen die we willen bezoeken zijn in het geel aangeduid; de ganse route in ‘t blauw. Inzoomen op de kaart toont de namen van onze vijf “uitvalsbasissen” en / of de bezienswaardigheden in de buurt.

    Alles samen rijden we naar verwachting een kleine 2.000 km op 15 dagen, minder dan de gemiddelde Belg die voor vakantie naar Zuid-Frankrijk rijdt . “Viaje lento” – slow travel!

    De reisperiode: 27 oktober 2023 – 12 november 2023. Daar valt de “Día de Muertos4” in, het twee- of driedaagse Mexicaanse feest ter ere van de doden. Uit een mix van christelijke en Mexicaanse gewoontes groeide de traditie van levenden en doden die samen feesten, bij voorkeur op het kerkhof zelf. Er wordt gegeten en gedronken. Ongetwijfeld zal er ook Yucatán Trova muziek weerklinken. Hopelijk blijft de “wraak van Montezuma” (reizigers-diarree) ons bespaard 😉 (Montezuma was een Azteek uit midden-Mexico, geen Maya).

    Benieuwd!

    1. Niemand weet waar de naam “Maya” vandaan komt. Feit is dat “de Maya”s” zichzelf nooit zo genoemd hebben. Maya’s zijn de volkeren die sinds duizenden jaren in het zuiden van Mexico, Guatemala en Belize wonen. Er was ook niet één groot Maya-rijk maar een veelheid aan stadstaatjes, vergelijkbaar met de feodale periode in Europa. ↩︎
    2. Yucatán bestaat uit drie Mexicaanse “staten”: Yucatán zelf, Campeche en Quintana Roo. Het schiereiland Yucatán is dubbel zo groot als de hele Benelux. En wat wij Mexico noemen, heet officieel “Estados Unidos Mexicanos”. ↩︎
    3. Mexico ligt NIET in Centraal-Amerika en al zeker niet in Zuid-Amerika maar is een deel van Noord-Amerika. ↩︎
    4. De “día de muertos” (soms ook “el día de los muertos” genoemd) is sinds 2008 erkend als UNESCO immaterieel cultureel erfgoed. ↩︎
  • Canillas de Aceituno en een onverwachte ontmoeting!

    Vrijdag, 18 augustus 2023.

    Een luie dag vandaag, onze laatste dag in Andalusië, David is deze ochtend vroeg terug naar België vertrokken.

    Door “de echte Axarquía rijden we naar het dorpje Canillas de Aceituno, wat we nog niet echt bezocht / gezien hebben. Naast het ons nu bekende en vertrouwde uitzicht van een Moors dorp, lijkt dit een zeer levendige plek te zijn. Veel mensen op straat; talloze ouderen op bankjes; een postbode en een straatveger maken een praatje met twee mannen; een mevrouw met geel-groen hesje van Once (Blinden-organisatie van Spanje) verkoopt iemand een lotje, valideert onmiddellijk – helaas geen prijs – en verscheurt het verkochte biljet; met een speciale wagen wordt vuil opgehaald in smalle straatjes – inwoners komen toegesneld met vuilniszakken.

    We passeren de Casa de Los Diezmos (huis der tienden), ook Casa de la Reina Mora (huis van de bramen-koningin) genoemd waar vroeger belasting betaald moest worden op moerbeien en olijven. Een moskee is in de 16de eeuw omgebouwd tot kerk (Iglesia Nuestra Señora del … en zo verder). Een ander gebouw staat op de grondvesten van een vroeger Moors kasteel. Een steegje leidt naar de Mirador de la Virgen, uitkijk-platformpje.

    Na café con hielo (ijskoffie) en Calippo Cola rijden we langs dezelfde weg terug: langs de rand van het Parque Natural Sierra Tejeda. In één van de vele bochten van de bergweg zien we een vijftal dieren … hindes? Nee, wilde berggeiten: instinctief vluchten ze naar boven. Maar we hebben ze … op foto ten minste.

    Net als we ons klaar maken voor aperitief in Sayalonga, heeft de Axarquía nog een verrassing van formaat in petto. Op de rand van onze houten terrastafel zit een kameleon, een Europese kameleon, de enige soort kameleon die in Europa voorkomt en eigenlijk alleen maar in Sicilië, de Algarve en Axarquía. Zeldzaam en bedreigd, 85 % van de Europese populatie leeft hier in Axarquía. Ons exemplaar is een goede 20 cm lang: +/- 12 cm kop en lichaam en 10 cm staart. Grijsbruin met kleine witte vlekken, aangepast aan de kleur van de tafel. Hij beweegt niet of heel langzaam en kruipt op een wit kussen: zijn witte vlekken worden groter. Laten we deze kerel niet verder storen en terug zetten in de natuur. Daar wordt hij plots heel wat sneller, klautert op de steile rotsen en … verdwijnt. Iedereen opgewonden: wat een ontmoeting!

    Vanavond nog een heerlijk koele buitendouche. Daarmee kunnen we afscheid nemen van La Axarquía en bij uitbreiding Andalusië. Blijkbaar verwelkomt België ons morgen met warm weer, 27° C. Wij zijn aangepast!

  • Una nueva manera de descubrir.

    Donderdag, 17 augustus 2023.

    “Een nieuwe manier om te ontdekken” is de titel van het informatieboekje dat we een paar dagen geleden in de toeristische dienst van Cómpeta kregen. Daarin worden 8 dorpjes beschreven waarvan we er nu al 7 hebben afgevinkt; op naar het achtste: Arenas. Dat ligt in vogelvlucht op zo’n 5 kilometer van ons vakantiehuis maar we moeten helemaal de vallei rond en de volgende vallei in: 22 km.

    Niet met chauffeur David, die een korte route neemt: steil de ene vallei-flank afdalen en nog steiler de andere oprijden, langs deels onverharde wegen, vangrails langs de afgrond onbestaande: een adrenaline-rit! Maar wel een prachtig landschap en ongelooflijke panorama’s, zeker als we de top van de berg bereiken: aan de ene kant Sayalonga, dan de zee en aan de andere kant Arenas.

    Arenas valt tegen: groot, hier en daar wel pittoreske steegjes en pleintjes maar veel minder dan we gewoon zijn en nogal vuil en een bedelaar. Nergens een plek om koffie te drinken! Hier valt het ons nogmaals op: in praktisch elke straat, elke steeg van elk dorp liggen hondendrollen in alle staten van “versheid”. Nochtans zijn hier geen straathonden maar niemand lijkt hondenzakjes te kennen, laat staan te gebruiken. Op het dorpspleintje duidt een verkeersbord aan dat je hier niet met je paard mag rijden! We rijden naar het 2 km verder gelegen gehucht Daimalos in de hoop daar een bar te vinden: nada! Maar Daimalos ziet er dan wel weer leuk en netjes uit. Soms passeert ons een tankwagen die niet-drinkbaar water naar boven voert, voor irrigatie of voor dieren? Dan weer moeten we 5 minuten halt houden omdat, op een smalle weg, een voorligger dringend met een motard uit de andere richting moet spreken.

    In de buurt ligt de Pico de Bentomiz, één van de hoogste toppen in de onmiddellijke omgeving, met ruïnes van een Alcazaba. Daar rijden we heen, opnieuw langs een smalle, grotendeels onverharde bergweg met 15% stijgingspercentages. Helemaal boven nog een klein stukje te voet om op de top te raken: eerst langs een extreem steil betonnen wegje naar een zendmast, dan hoger doorheen een wijngaard om ten slotte op een plateau met amandelbomen te belanden. Gauw wat afgevallen amandelen verzamelen om straks met een flinke steen open te kloppen. Hier liggen de oude resten van wat eens een uitgestrekt Arabisch kasteel was. Groots 360° vergezicht. Op heel heldere dagen kan je de Afrikaanse kust zien … wordt gezegd! De site is compleet verlaten. Hier komt waarschijnlijk zelden een toerist. De auto-thermometer wijst voor het eerst 40° C aan maar door de frisse bries hierboven voelt het niet zo. In de valleien wel!

    Terug naar “huis” via Corumbela, een deelgemeente van Sayalonga, in de hoop daar ergens te kunnen drinken. Gek: er wordt voor dit dorp zo goed als geen toeristische publiciteit gemaakt maar het blijkt veel mooier te zijn dan Arenas EN … bar en sociaal ontmoetingscentrum “La bella Elvira” is open! Genieten van een Alhambra-biertje op het terras … en tegen Spaans etensuur (14:00 uur) terug naar huis, langs de “normale”, gemakkelijkere weg!

    Zoals al een paar keer aperitieven we vanavond opnieuw in Sayalonga – Evelien is al lopend 5 km de berg afgespurt – in bar Jocavi, en bestuderen het straatleven. Een auto staat geparkeerd onder een “niet parkeren / niet stationeren“ bord. Een tweede auto wil zich er naast parkeren, net voor een bankje met daarop een oude “pensionada”. Dat mag als de chauffeur een cerveza betaalt aan het mannetje.

    Even kijken of ze iets te eten hebben in de bar. Inderdaad: een soort balletjes, albóndigas? De kelner moet aan de kokkin vragen wat dat is: geen albóndigas maar croquetas. En kunnen we er zo vier eten? Nee, voor de zon ondergaat wordt het frituurvet niet opgewarmd. 😳🤣

    Terug naar Casa Soleada voor avondeten: pasta al pomodore.

    Vanavond zag ik voor het eerst mijn sterrenbeeld – schorpioen – met Antares als helderste ster, aan de zuidelijke sterrenhemel.

  • Geen Puente te ver.

    Woensdag 16 augustus.

    Nee, “Puente” is niet de naam van één van de acht Mudejar-dorpjes. Het is simpelweg “brug” in het Spaans. Vandaag wordt een brugdag.

    Salares.

    Gisteren reden we Salares zomaar voorbij op weg naar Sedella. Zonde! Vandaag wordt dat onze eerste stop. Salares is een piepklein dorp – amper 200 vooral oude inwoners – op een heel smalle rots. Zo smal dat de straten er noodgedwongen heel smal zijn, op voetgangersmaat. Wat is het hier stil! Vele oude huisjes staan leeg. Hier en daar zit een inwoner op zijn drempel en zegt vriendelijk “Hola”. Geen toeristen, verlaten maar daardoor des te pittoresker. We stappen naar de Puente Árabe, de Arabische brug die dateert uit de middeleeuwen maar in 1863 herbouwd werd. Fotogeniek plekje. De brug ligt aan de rand van het dorp, over de al lang uitgedroogde rio Salares = geen moeilijke tocht. Met unanimiteit van stemmen roepen we dit dorp uit tot meest authentieke van alle Mudejar-dorpjes. Enige nadeel: geen bar!🤣

    Sedella.

    Dan maar verder naar Sedella voor café solo con hielo of café con leche y hielo (koffie zonder of met melk en een soliede ijsblok) in El Chiringuito. Een kleine 900 meter buiten het dorp ligt een oude Romeinse brug: de Puente Romana, goed bewegwijzerd. Even fotogeniek als de Puente Árabe van Salares.

    Ook Sedella is heel rustig met zo goed als geen toeristen. Gekende witte huizen; veel bloemen en planten; iets bredere straten. We verbazen ons over hoe auto’s toch door de kronkelende en stijgende of dalende stegen laveren, met name in de bochtig dalende Calle Puente die we vanop het terras van de bar aan de Iglesia Santa Ana goed in het oog kunnen houden. Een oud vrouwtje zit op een bank naast ons, zegt vriendelijk “Hola” tegen Lou en “Qué bonita!” en dut af en toe in. Het leven kabbelt hier rustig voort.

    Costa del Sol.

    Door de grote hoogteverschillen op korte afstand en de temperatuur is joggen hier zo goed als onmogelijk. Toch besluiten David en Evelien om 6 uur ‘s avonds naar de kust te lopen: 550 meter naar beneden, 8 km. Wij – Lou, Betty en ik – vertrekken gelijktijdig met de auto en pikken ze op in bar Axarquía aan Playa El Morche. Maar wij moeten wel de smalle bergweg naar Sayalonga nemen (2 keer tegenliggers- vervaarlijk dicht tegen de rotsen gereden, op 5 cm) en de bergweg naar Algarobbo en dan de kustweg naar El Morche. Maar wat een afknapper: bar Axarquía is gesloten zonder verdere uitleg, geen bar in de directe omgeving, plakkerig vuilgrijs zand, flatgebouwen langsheen het strand, honderden zonnekloppers, smerige strandboulevard. Zoeken mensen hier echt alleen maar zon, zee en strand?

    Costa del Sol: niet voor ons. Aperitief op het terras van Casa Soleada van waar de kust er fantastisch uit ziet, zeker met een rozerode zonsondergang! Avond afsluiten met BBQ.

    Oh, what a night!

    ‘t Is een heldere nacht, geen wolken, geen maan. We spotten de grote beer, de heldere sterren Vega en Arcturus en zelfs Saturnus … de Melkweg. David ziet een vallende ster. Kleine Lou verbetert: vallende sterren bestaan niet, ‘t zijn meteorieten! Heel in de verte over de Middellandse zee zien we de lichtjes van Afrika: Al Hoceima in Marokko en Melilla, Spaanse enclave in Marokko. Magisch!

  • De echte Axarquía.

    Dinsdag 15 augustus.

    Een schichtige rosse kater loopt geluidloos over ons terras. Wat kan het hier stil zijn. Maar ook lawaaierig, vooral ‘s avonds: de cicaden en krekels, weet je.

    Het plan voor vandaag: bezoek aan Sedella, een dorpje aan de voet van de Siërra de Tejeda, met nog geen 600 inwoners. Zoals al een paar keer nemen we de weg van Sayalonga naar Cómpeta maar nu slaan we voor Archez de bergweg naar Sedella in.

    Dit is de echte Axarquía: hoge bergen, wild begroeid met oude olijfbomen, steeneiken, pijnbomen; weinig huizen en nog minder verkeer; rotsachtige Siërra op de achtergrond. We rijden Sedella voorbij voor een wandeling naar de nieuwe (2020) hangbrug (El Saltillo) over de kloof tussen Sedella en Canillas de Aceituno. De hangbrug is een van de langste (54 meter) en hoogste (70 meter) van Spanje. Maar de wandeling heeft in het begin meer weg van een klimpartij: steil omhoog, gelukkig in de schaduw van bomen, maar ‘t wordt op handen en voeten naar boven klimmen. Halfweg de klim geven Betty en ik het op en keren terug naar de auto. Niet zo David, Evelien en kleine Lou! We zullen ze later “ergens” oppikken – locatie delen met iPhone.

    Betty en ik proberen op een andere, hopelijk gemakkelijkere manier El Saltillo te bereiken. We rijden naar Canillas de Aceituno en … rijden ons hopeloos vast in kleine straatjes waar bovendien alles in gereedheid wordt gebracht voor een fiësta vanavond. Een bereidwillige barman verplaatst zelfs een tafeltje en stoelen om onze doortocht mogelijk te maken. Aan de rand van Canillas vinden we parking. Maar waar begint de Sendero El Saltillo? Aan een oude Spanjaard vragen. Naar de Ayuntamiento (gemeentehuis). Gelukkig schiet nog iemand anders te hulp: een Argentijn die vlot Duits spreekt want gehuwd met een Duitse. Hij gidst ons door Canillas tot het begin van het wandelpad. Muchas, muchas gracias, señor!

    Aanvankelijk stijgt de weg in het dorp zeer sterk. Maar dan wordt het pad smal en lichtjes stijgend, langs een “levada”, een open bevloeiingskanaal. Spectaculair zicht op Canillas. Maar ‘t is nog 3,4 km tot de hangbrug en de rest van ons gezelschap is de brug al lang voorbij en daalt af naar de grote weg, richting Sedella. We keren terug en rijden deze keer via een rondweg om Canillas heen. Perfect getimed pikken we drie lifters – David, Evelien en kreeftrode Lou – op. Een pluim voor die drie stappers / klimmers: slechts 4 km maar 320 hoogtemeters.

    Dan verder naar Sedella. Maar niet te ver: parkeren bij de toegang tot het dorp en onze dorst laven op het terras van El Chiringuito. Gelijk, want het is toch al ruim na 12 uur, een “plato de queso” en een “plato de jamón ibérico” bestellen. Overheerlijk. Alleen … de zin om nog veel te stappen is weg! Betty en ik gaan op zoek naar brood in het stille, ogenschijnlijk verlaten Sedella. Lijkt zeer pittoresk: een auto kan alleen passeren in een smalle straat als we onszelf tegen de muur “plakken”. Hier moeten we terugkomen want we hebben Sedella (nog) niet goed gezien.

    Om 14 uur thuis; om 14u30 lunchen: Spaanser kan niet meer! We horen het gekwinkeleer van de Europese bijeneters. Snel verrekijker nemen … helaas, ik kan de kleurrijke vogeltjes niet vinden.

    Vanavond aperitieven we in bar Jocavi in Sayalonga. Sayalonga zou overigens “lange rok” kunnen betekenen: het dorp ligt inderdaad lang gerekt op een rots. Maar rok? Misschien werd de lange kledij van de Arabieren die hier vroeger woonden als een rok beschouwd door de katholieken? Sayalonga is ook het dorp van de “nisperos” ofte loquat of Japanse mispel, maar publiciteit wordt daar niet voor gemaakt.

    Morgen toch nog eens Sedella proberen?

  • Hotspot Frigiliana.

    Maandag 14 augustus 2023.

    Deze morgen is de hele wijde omgeving in natte mist gehuld. De zon heeft wat moeite om door die grijze laag te breken maar om 8 uur is het al zover: de grijzigheid wordt opgerold, behalve over de kust waar wolken wat langer blijven hangen.

    Frigiliana: verschillende keren uitgeroepen tot mooiste dorpje van Andalusië / Spanje. Laten we eens gaan kijken.

    Het eerste wat opvalt als we Frigiliana naderen is het imposante Casa solariega de los Condes, vrij vertaald: het landhuis van de graven, gebouwd in de 16de eeuw met de overblijfselen van de vernietigde Alcazaba. Nu wordt het echter gebruikt als fabriek van suikerriethoning, onder de naam Ingenio de la Nuestra Señora del Carmen. Suikerriethoning? Geen echte honing maar een product geproduceerd uit suikerriet, ook wel “zwarte honing” genoemd. Naar ‘t schijnt met veel vitaminen en mineralen, goed voor … alles.

    Tweede opvallende vaststelling: hier zijn veel, heel veel toeristen in tegenstelling tot de dorpjes uit de vorige dagen. In vogelvlucht ligt Frigiliana maar een paar kilometer van de zee en dat merken we, tot een enkele toerist in badpak toe.

    De oude binnenstad van Frigiliana is opnieuw een wirwar van kleine stegen en straten, verkeersvrij, behalve dan voor bevoorrading van winkels – en er zijn er veel – en bars / restaurants. Witte huizen, veel bloemen en planten, bergop (weinig toeristen), bergaf (veel volk). Hier en daar kan je voor 50 eurocent een mini-marionetten-rariteiten-kabinet bekijken. Een groentewinkeltje verkoopt pitaya’s – een soort grote cactusvijgen – en pitaya-sap.

    Op een smalle richel scheidt de Plaza de las tres Culturas de nieuwe stad van de oude. In die nieuwe stad ook weer witte huizen maar veel bredere en vooral rechte straten en dus: auto’s. Maar toch ook weer kapelletjes en typische plekjes. Op een speelpleintje gaat Lou schommelen. Wij verkiezen een bankje … in de schaduw want een oude señor nodig ons uit om naast hem te komen zitten. Hij kent nog Belgen: Eddy en Martina die een huis met zwembad hebben in Frigiliana, maar Eddy is dood. En ‘t is spijtig dat het hier al twee jaar bijna niet meer regent … maar als we agua willen: een beetje verder is een drink-fonteintje … Lou drinkt, voor de fun … Adiós, oude señor.

    Ons oorspronkelijke plan om kuststadje Nerja te bezoeken blazen we af: te veel toeristen gezien vandaag; te veel drukte . Nu nog inkopen doen voor BBQ vanavond en we kunnen terug naar Casa Soleada.

    Terwijl sommigen “siësta-en” of plonsen in het zwembad besluiten David en ik naar een uitstekende richel een eindje verderop te wandelen. Uiteindelijk 3 km, 150 hoogtemeters, heen en terug. Mooi zicht op de kustlijn en de baai van Málaga maar we kunnen de verschillende kuststeden met hun gelijkaardige buildings niet identificeren. Idem mooi zicht op de Siërra de Tejeda. De bergen zijn “bespikkeld” met witte vakantiehuizen, het “onze” incluis. Badend in het zweet arriveren David en ik terug aan Casa Soleada waar een Victoria-biertje er vlot in gaat.

    Napraten over vandaag bij BBQ; unaniem verdict: we hebben liever minder drukte en toeristen. Morgen moeten we afgelegen oorden opzoeken.

    P.S. de havikarenden hebben we sinds vorige vrijdag niet meer zien rondcirkelen? Alleen nog zwaluwen te zien. 😒

Plaats een reactie

Deze site gebruikt Akismet om spam te bestrijden. Ontdek hoe de data van je reactie verwerkt wordt.